Een dag nadat Duitse joden van de Centrale Joodse Raad het advies kregen hun keppeltje onder een baseballpet te verstoppen om geen agressie uit te lokken, demonstreerden in Berlijn en andere Duitse steden duizenden mensen met ‘kippa’s’ op tegen antisemitisme. De correspondent van de Volkskrant signaleerde een moslima die er een over haar hoofddoek had gespeld. Een mooi gebaar. Al valt te betwijfelen of dit protest tegen de nieuwe uitbarstingen van jodenhaat de angst wegneemt van degenen die wegens uiterlijke kenmerken van hun geloof of afkomst worden gemaltraiteerd.
Margot Vanderstraeten schrijft erover in haar boek Mazzel tov waarvoor ze in april de E. du Perronprijs kreeg. De Vlaamse schrijfster en journaliste gaf in de jaren negentig van de vorige eeuw als werkstudente bijles aan vier kinderen uit een orthodox-joods gezin. Van 1987 tot 1993 kwam ze dagelijks over de vloer bij de familie Schneider in hun afgegrendelde en met bewakingscamera’s uitgeruste huis in de joodse wijk van Antwerpen. Ze beschrijft dit gesloten milieu met eigen scholen, winkels, sportclubs, taxidiensten en huwelijksmakelaars met evenveel empathie als weerzin: zij respecteert de gebruiken van de mensen voor wie ze werkt, terwijl ze de hare verwerpen.
Met haar pupil Jakov, een arrogante puber die zich ver boven zijn atheïstische, hip geklede lerares verheven acht, discussieert ze over hun wederzijdse vooroordelen. Zij verbaast zich over zijn behoefte zich als jood te manifesteren terwijl hij buiten zijn eigen buurt geen keppel op durft. Als ze hem vraagt waarom – in een land met godsdienstvrijheid – zegt hij: ‘Omdat ik bang ben voor de consequenties.’ Twee van zijn klasgenoten zijn op het Gare du Nord in Parijs omsingeld door een groep Allahu akbar roepende jongeren. Hun kippa’s werden van hun hoofd gerukt en in brand gestoken. Sindsdien trekken de joodse scholieren op onbekend terrein hun capuchon over hun hoofd of verbergen hun keppel onder een baseballpet.
Mazzel tov draait om de vraag of de volgens de vertelster in een dwangbuis levende orthodoxe joden met hun weigering zich aan te passen niet hun eigen ondergang over zich afroepen. Nee, vindt Jakov, ‘assimilatie betekent de dood van het jodendom’.
Vanderstraetens boek lijkt sprekend op Carl Friedmans verfilmde roman Twee koffers vol (1993), indertijd eveneens bekroond met de E. du Perronprijs. Ook daarin gaat het over een werkstudente die begin jaren negentig bijspringt in een haar wantrouwende orthodoxe familie in de Antwerpse jodenbuurt. Net als de vertelster in Mazzel tov staat Friedmans hoofdpersoon Chaja kritisch tegenover de tribale cultuur waarin mannen haar voor hoer verslijten en weigeren haar de hand te schudden. Maar omdat ze zelf joods is en slachtoffer van antisemitisme identificeert ze zich steeds meer met het chassidische gezin. Tegenover haar vader, een seculiere jood die Mauthausen overleefde, verdedigt ze net als Jakov hun middeleeuwse gebruiken omdat de chassidiem ‘door vast te houden aan de oude tradities, het jodendom van de ondergang hebben gered’. Hij bestrijdt dat: ‘Juist aan assimilatie en communicatie heeft het jodendom zijn overleving te danken. Met hun oorlokken, hun kaftans en hun achterlijke ideeën zijn de chassidiem alleen maar een karikatuur van zichzelf. Het chassidisme is ontsproten aan de Europese getto’s, aan honderden jaren opsluiting en vernedering.’
Vanderstraeten werkte bij een modern orthodoxe familie, iets minder streng in de leer dan de chassidiem, maar met dezelfde vooroordelen. Zij heeft daar extra last van, omdat ze samenleeft met een seculiere uit Iran gevluchte moslim die uitdrukkelijk geen antisemiet is, maar zich verzet tegen de Israëlische onderdrukking van de Palestijnen. Uiteindelijk wordt zowel Vanderstraeten als haar Iraanse geliefde in de joodse familiekring opgenomen.
Mazzel tov is niet alleen kritischer, maar ook geloofwaardiger dan Twee koffers vol en dat is niet omdat het non-fictie betreft. De reden is dat Friedman zich verschuilt achter haar joodse romanpersonages om oordelen te vellen waaraan een buitenstaander zich niet zou wagen uit angst voor antisemiet te worden versleten. Vanderstraeten neemt dat risico welbewust, wat haar verslag spanning en diepgang geeft. Vergeleken bij haar beschrijvingen van het leven in de joodse wijk zijn die van Friedman karikaturaal.
Achteraf snappen we waarom. In 2005 werd bekend dat Friedman haar joodse identiteit had verzonnen en in werkelijkheid, net als Vanderstraeten, uit een katholiek nest komt. Hoon en leedvermaak waren haar deel. Ze zou zich schuldig hebben gemaakt aan toe-eigening, haar boeken waren leugens. Flauwekul, want ‘waar gebeurd’ of niet, haar werk blijft even waardevol. Zonder Twee koffers vol zou Mazzel tov nooit geschreven zijn. Het is doodzonde dat een begaafd auteur als Friedman zich door op hol geslagen critici monddood heeft laten maken. Ik mis haar stem en wil weten hoe ze – keppel op of keppel af – nu over de dingen denkt.
Pak je pen op Carl en schrijf. Mazzel tov!