Vorig jaar overleed Jim Steinman, vorige week zijn stem. Meat Loaf is niet meer. Hij was de onwaarschijnlijkste rockster van de jaren zeventig en de onwaarschijnlijkste comeback van de jaren negentig.
Marvin Lee Aday groeide op in Dallas. Het was zijn vader die de zwaarlijvige Marvin ‘Meat’ noemde. Er valt veel te amateurpsychologiseren over het verband tussen de reacties op Marvins uiterlijk en zijn bewijsdrang, en dat deed hij zelf dan ook in zijn autobiografie To Hell and Back uit 1999, waarin hij met de triomfantelijke zelfspot van de gebleken winnaar vertelt over alle afwijzingen in zijn leven, het latere succes en het oorzakelijke verband.
Toen directeur Clive Davis van Arista Records hem afwees, deed hij dat met de woorden: ‘Jij bent een acteur. Acteurs maken geen platen. Jij hoort op Broadway.’ Davis had gelijk, alleen trok Meat Loaf Broadway de popmuziek in. Hij werd de stem bij de composities van componist Jim Steinman, die hem ontdekte tijdens een auditie. Na talloze, vaak lompe afwijzingen maakten ze met de grandioze rockplaat Bat Out of Hell in 1977 een van de meest verkochte albums ooit. Met daarop het klassieke schoolfeestnummer Paradise by the Dashboard Light. Na de vele uitputtende tournees raakte Meat Loaf zijn stem kwijt en viel hij in een diep gat.
26 jaar na Bat Out of Hell verscheen in 1993 Bat Out of Hell 2 (Back into Hell). De wereld was totaal veranderd, de muziekwereld nog meer. Wie niet was veranderd: Meat Loaf. Nog altijd had hij haar dat bij voorkeur wappert in de wind(machine), droeg hij witte hemden vol franjes en loeide hij Steinmans lappen van teksten de microfoon in. Te midden van de nieuwe rocksterren tegen wil en dank als Kurt Cobain en Eddie Vedder was Meat Loaf in 1993 een schreeuw uit een vergeten wereld.
De tweede Bat Out of Hell was fantastisch vanwege de volstrekte ironieloosheid ervan: het is een fier monument voor de megalomanie, het perfecte voorbeeld dat overdaad soms baat, een grootse liefdesverklaring aan de rockopera, van de musical Hair tot The Rocky Horror Picture Show, waar Meat Loaf dan ook allebei in speelde. Alleen Jim Steinman kreeg een metafoor als ‘Listen and you’ll hear the sound/ Hear the sound of a heart breaking’ uit zijn pen, en alleen Meat Loaf kon dat zingen alsof hij het echt had gehoord.
Het album werd een wereldhit, en de naar de periferie weggedreven Meat Loaf stond opeens weer in de grootste arena’s ter wereld. Daar hoorde hij ook, met zijn performance die zoveel groter was dan het leven zelf. Weinig popmuzikanten waren zo theatraal als Meat Loaf, die nooit gewoon ‘I do anything for love but I won’t do that’ zong, maar iedere avond koos voor ‘but I won’t dooooooooo’, gevolgd door een zogenaamd vertwijfelde stilte, en dan, met trillende onderlip en overslaande stem: ‘thàààààt’. In David Finchers verfilming van Chuck Palahniuks Fight Club drukt de acteur Meat Loaf Edward Norton tegen zijn zware lijf, en moedigt hem aan te huilen: ‘Go ahead, Cornelius, you can cry.’ Het had de samenvatting van zijn artistieke opvattingen kunnen zijn.
Net als bij de eerste Bat Out of Hell ging het na 2 met horten en stoten langzaam omlaag.
De derde Bat Out of Hell in 2006 was veel beter dan viel te vrezen, maar dezelfde indrukwekkende comeback nóg een generatie later zat er niet in. En inmiddels was er iets anders aan de hand. Toen Meat Loaf in 2003 in een uitverkochte Heineken Music Hall optrad, was hij nog grandioos, vooral als performer. Hij kondigde For Crying Out Loud aan met een emotioneel verhaal, waarbij hij bekende dat de kans bestond dat hij de tekst vergat. Maar dan moesten we maar denken: ‘God, he gave it a good try.’ Het kwam er uit met een snik, en het publiek klapte nog voor de eerste regel. Toen een jaar later een live-dvd verscheen, opgenomen in Melbourne, bleek hij daar hetzelfde nummer te hebben gespeeld, met hetzelfde verhaal, en dezelfde snik. Alles aan Meat Loaf was showbizz.
Maar toen hij vijf jaar later in dezelfde zaal stond, kopte Het Parool boven de recensie: ‘Meat Loaf kan het niet meer’. Preciezer was geweest: ‘Meat Loaf wil het nog graag, maar zijn stém kan het niet meer’. Het was verdrietig om naar te kijken en luisteren, die laatste tournees. Meat Loaf ging steeds amechtiger om zijn eigen zanglijnen heen zingen, zoals André Hazes dat in zijn laatste jaren ook deed. Maar die zong niet op de achtbanen van composities van Jim Steinman, waardoor Meat Loaf knijpend achter zijn eigen band heen hijgde.
Tijdens een optreden tijdens een rally ter ere van de Mormoonse Republikein Mitt Romney (Meat Loaf bleef een Texaan) zong hij in 2012 America The Greatest. Het was hemeltergend vals. Hij was te lang doorgegaan om nog waardig te kunnen stoppen, er werd wereldwijd gelachen om de opnamen. Maar Meat Loaf was zijn leven lang al uitgelachen, dus hij ging gewoon door. Zonder stem; dan maar op de wilskracht die hem minstens zo ver had gebracht.
In 2016 ging hij dus weer op tour, en zou hij in Ahoy staan. Uiteindelijk werd de tour afgelast, vanwege de steeds grotere gezondheidsproblemen van de zanger, die op 20 januari op 74-jarige leeftijd overleed in Nashville, in het bijzijn van zijn vrouw en zijn twee dochters.
Vorig jaar tekende hij nog een contract voor een rol als producer van en ceremoniemeester ín een nieuw televisiespel waarin koppels moeten testen wat ze werkelijk over hebben voor hun relatie. De titel: I’d Do Anything for Love (But I Won’t Do That).