
Het zijn altijd de auto’s, hè? Het zijn altijd de auto’s die maken dat een foto als deze zich zo gemakkelijk laat dateren. Het nationale wagenpark vervangt zich langzaam genoeg om die constante vernieuwing nooit echt te doen opvallen, maar tegelijkertijd toch ook altijd snel genoeg om vrijwel direct te kunnen zien of een foto vijf, vijftien of vijfentwintig jaar geleden is genomen. Van ieder willekeurig model dat op de markt is gebracht zijn er genoeg exemplaren die jarenlang op de weg blijven, maar zodra er drie of vier auto’s op een foto staan heb je al gauw een nauwkeurig beeld van wanneer hij ongeveer genomen moet zijn. In dit geval zou ik zeggen: ongeveer begin jaren negentig.
Een beetje flauw, die zelfverzekerde toon die ik aansla. Ik weet dat de foto is gemaakt kort nadat cinematograaf Robby Müller met zijn nieuwe liefde Andrea naar Amsterdam verhuisde. Inderdaad: begin jaren negentig. In de documentaire Living the Light: Robby Müller (2018) zijn videobeelden te zien die omstreeks dezelfde tijd gemaakt moeten zijn. Niet alleen zien we daarop dezelfde zilvergrijze Citroën (is het een XM of een BX?) aan de overzijde van de gracht, het lijkt erop dat precies dezelfde bos bloemen al op tafel staat. Alleen is er nog geen kaars in de hals van de wijnfles gestoken.
De foto is het eerste beeld in Amsterdam Photos, een net verschenen boekwerk waarin foto’s zijn verzameld die na Müllers dood een tijdlang in een rubriek in Het Parool verschenen. Ze zijn, heel passend, opnieuw afgedrukt op krantenpapier.
Ik had ooit een Amerikaan op bezoek die ’s morgens de deur uitstapte en zei: jullie hebben echt geen idee, hè, in wat voor sprookjesland je iedere ochtend ontwaakt? Hij, niet toevallig ook een fotograaf, voelde niet de aandrang om het vast te leggen. Hij had thuis, in zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen thema’s.
Müllers foto’s verraden dat hij op eenzelfde manier niet geïnteresseerd was in oppervlakkige schoonheid. Want hoewel zulke schoonheid langs de grachten voor het oprapen ligt, zijn dit geen uitgesproken mooie beelden. Müller moet tijdens het maken van deze foto’s geïnteresseerd zijn geweest in iets anders.




In de korte tekst onder een foto van een stel meeuwen op smeltend ijs herinnert Andrea zich hoe Müller dikwijls ‘benadrukte dat het maken van formele, mooie foto’s niet moeilijk was’. Dat hij eens zei: ‘Ik denk dat het veel interessanter is om op de rand te lopen. Als je voor het zekere gaat, stop je op die plek in je eigen ontwikkeling.’
Het zijn vaak niksige plekken op niksige momenten. Gewoon, de wereld, zou je haast willen zeggen. In al haar tijdelijkheid. In al haar banaliteit. En toch ook in al haar wonderlijkheid.
Een bus die langsraast. Portretjes van allang vergeten voetballers in het raam van een café. De invallende duisternis boven het uitgelichte koffiehuis voor Amsterdam-Centraal. IJsschotsen in de gracht en fietsers in de mist op de Magere Brug. Een kat die in de brandende zon door het beeld sjokt, tussen roestige machinerie – of is het schrootafval? – die is verzameld op een stel schuiten aan de Prins Hendrikkade. Het is 1987. Op deze foto is het licht hard en overal. Alles is kleur, behalve de kat, die is zo zwart als het binnenwerk van een camera. Hij zuigt het licht op en reflecteert niets.
Conventioneel mooie foto’s maak je met aantrekkelijke onderwerpen, strakke composities en, vooral, welwillend licht. Hoe langer je naar deze foto’s kijkt, hoe vreemder het licht wordt. Het lijkt zelden dankbaar licht te zijn geweest om bij te fotograferen. Het is hard. Of er is juist weinig van.
Maar gaandeweg begint het te dagen: iemand die zijn leven lang naar het licht heeft gekeken zoals Müller dat moet hebben gedaan, zal simpelweg eindeloos veel meer hebben gezien als hij naar het licht keek.
Hoe het zachtjes op de daken van auto’s aan de overzijde van de gracht viel en hoe het dwars door de kleine groene bladeren aan de takken van de boom die voor de voordeur stond scheen. Hoe het een nieuw uitzicht, dat hoorde bij een nieuw leven, via het open raam naar binnenbracht.
Amsterdam Photos – Robby Müller, met een tekst van Bianca Stigter. Enkele prints zijn tot 4 maart te zien in Annet Gelink Gallery. Parallel daaraan is er tot 12 maart ook een installatie te zien in Eye Filmmuseum.