
Als buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) Anice Hagui tijdens de avondklok de straat op gaat, treft hij enkele coronaspijbelaars. Drie jongens spelen ’savonds na negenen op crossmotoren een kat-en-muisspel met Hagui en zijn collega’s. De muizen zegevieren. Vaker winnen de handhavers.
Hagui, ‘handhaving’ in hoofdletters op borst en rug, het boa-insigne op de lichtblauwe mouwen, waakt met vijftien collega’s over de leefbaarheid in Rijswijk. Zijn stad is in coronatijd relatief rustig gebleven. Wel overtreden wisselende groepen jongeren bijna dagelijks willens en wetens de regels. Met een groot arsenaal aan scheldwoorden provoceren ze de boa’s: ‘Klootzakken, kankermongolen, Playmobil-politie, nep-agenten, nsb’ers. Die laatste belediging horen we helaas te vaak.’ De boa probeert de overtreders iedere keer weer aan te spreken op de noodzaak van het coronabeleid: ‘Ik vind het echt heel mooi dat ik ook in deze rare tijd iets kan betekenen voor de maatschappij.’
De elfduizend boa’s staan in de frontlinie van de anderhalvemetersamenleving. De inzet tijdens de avondklok vervolmaakt hun emancipatie: van de slenterende, laaggeschoolde toezichthouder in de jaren negentig via de technocratische bonnenschrijver rond de eeuwwisseling tot de professionele, mbo-opgeleide handhaver nu. Hun bijdrage aan de leefbaarheid in buurt, bos, tram, bus en trein is vaak essentieel. En dat roept weer nieuwe vragen op: mag de boa zwaarder worden bewapend? Werken de boa en de politieagent voldoende samen? En misschien wel de belangrijkste vraag: wat wordt de hoofdtaak van de boa’s? Preventie of handhaving van democratisch vastgestelde regels?
‘Meer blauw op straat’ werd de laatste drie decennia vooral meer lichtblauw op straat. Terwijl de politie zich concentreert op zware criminelen en jeugdige delinquenten, handhaven de boa’s de zogenoemde ‘kleine norm’: ze treden op tegen burgers die de auto fout parkeren, onbetaald met het OV reizen, op straat te veel lawaai maken, de hondenpoep laten liggen of het huisvuil laten slingeren. Kortom, de kleine ergernissen van de gemiddelde burger die de leefbaarheid van de buurt aantasten, maar ook de kleine normoverschrijdende gedragingen waarvan dezelfde burger bij beboeting verzucht: ‘Ga toch boeven vangen.’
‘Houd afstand’, rolt dagelijks veelvuldig over de lippen van de elfduizend boa’s. Zelden zal een oproep van premier Mark Rutte door zoveel ambtenaren zo vaak zijn herhaald. Meer dan dertigduizend keer werd proces-verbaal opgemaakt tegen huidhongerige coronaspijbelaars. De respons van de aangesproken persoon is elke keer onvoorspelbaar. Twee derde van de boa’s ziet sinds de virusuitbraak het verbale en fysieke geweld op straat toenemen, blijkt uit recent onderzoek van adviesbureau dsp in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (wodc) van het ministerie van Justitie. In één jaar tijd is 95 procent van de boa’s slachtoffer van verbale agressie, 68 procent van intimidatie en 58 procent van fysiek geweld. Een kleine greep uit de incidenten sinds corona: een Urker boa werd door twee scholieren tijdens een tussenuur in het water geduwd; een Vlissingse boa kon ternauwernood wegspringen voor een op hem in rijdende automobilist; en een Tilburgse boa is mishandeld nadat hij een groep van veertig jongeren langs een voetbalveld op de coronaregels wees.
De boa is de kanarie in de kolenmijn die tijdens de pandemie al ver voor de recente coronarellen moest ervaren dat de wellevendheid in de Nederlandse straten verschraalt. Voorzitter Richard Gerrits van vakbond boa acp schrikt van elk nieuw incident: ‘Boa’s krijgen te maken met de vijf procent in de bevolking die gefrustreerd raakt door de coronamaatregelen of al langer lak heeft aan alle regels. Het is gelukkig maar een klein deel van de bevolking, maar wel een groep waar we onze handen vol aan hebben. Men is kwaad en wil dat met geweld uiten. Voor hen zijn de handhavers op straat het gezicht van de overheid in coronatijd. We zijn de kop van Jut.’
Let wel, Gerrits is geen wegbereider van een brave new world waarin alle burgers keurig binnen de lijntjes kleuren. Als hem iets dwarszit aan de recente rellen, dan is het wel dat ‘eerlijke, oprechte demonstranten’ door relschoppers de kans is ontnomen hun stem te laten horen. Gerrits is door de wol geverfd. Hij was onder andere negen jaar groepscommandant bij de Koninklijke Landmacht, projectleider Veiligheid & Handhaving in Gouda en manager in enkele andere gemeenten. Agressie is van alle tijden, weet hij, maar zo bont als nu heeft hij het nog niet meegemaakt. ‘Boa’s worden op sociale media opgezocht en uitgemaakt voor rotte vis. Het is onbegrijpelijk dat boa’s, die net als alle mensen in de zorg gewoon hun werk doen, zo vals worden behandeld.’
Dagelijks balanceren de boa’s op het dunne koord tussen beperkte bevoegdheden en valse verwachtingen. Op het hoogtepunt van de rellen rond de avondklok liet het leeuwendeel van de geënquêteerde Nederlanders door opiniepeiler Maurice de Hond optekenen dat het leger zou moeten worden ingezet. Deze opmerkelijke wens staat in schril contrast met de uitrusting van de gemeentelijke handhavers, die op voorspraak van de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb in de meeste gemeenten ook tijdens de avondklok zijn ingezet. Volgens screenings-autoriteit Justis, die namens de minister van Justitie de boa’s de bevoegdheden en ook het bijbehorende insigne verstrekt, beschikken nu slechts achthonderd handhavers over een wapenstok en bijna vierhonderd over pepperspray. Een kleine groep boa’s in de buitengebieden, de oude vertrouwde boswachters, heeft daarnaast ook nog een vuurwapen en soms een diensthond.
De roep onder boa’s om extra geweldsmiddelen is groot. Volgens het wodc willen zo’n vijfduizend nu nog onbewapende boa’s een wapenstok, zodat ze zich beter tegen gewelddadige groepen kunnen verweren. Sinds de jaarwisseling beproeven streng geselecteerde boa’s in Amsterdam, Leeuwarden, Zoetermeer en zeven andere proefgemeenten de korte wapenstok. Na de zomer moet worden beslist of de stok breder wordt verstrekt. Daarnaast staat pepperspray op het verlanglijstje. Bondsvoorzitter Gerrits: ‘Sommige burgers gaan met een heel wapenarsenaal de straat op: messen, boksbeugels et cetera. Daar moet je je in uiterste nood tegen kunnen verdedigen.’
Met de jennende jongeren gaat de Rijswijkse boa Hagui de eerste keer kalm het gesprek aan: ‘Even proeven wat er speelt.’ De tweede keer krijgen de jongeren een waarschuwing. ‘Dan worden ze genoteerd.’ De derde keer krijgen ze een boete. ‘Dan ontstaat er geen fijne situatie’, constateert hij droogjes. Van fysiek geweld is hij verschoond gebleven. Spannend blijft het. Graag zou Hagui over een wapenstok en pepperspray beschikken, zodat hij zich in uiterste nood kan verdedigen. ‘De wapenstok werkt toch afschrikwekkend.’ Sinds hij handboeien draagt, merkt hij al dat hij met meer ontzag wordt benaderd. Van de terugkerende scheldkanonnades trekt hij zich weinig aan. Als het echter uitmondt in racisme, wordt de belediger onverbiddelijk gearresteerd met behulp van de opgetrommelde politie. Andere scheldwoorden laat de boa van zijn dik geworden huid afglijden: ‘Ik laat me niet gek maken.’
De boa’s en politieagenten trekken bij de coronacontroles steeds vaker samen op. Mocht over enkele jaren een nieuwe gemeentepolitie ontstaan, dan zijn daarvoor in deze coronatijd de eerste stappen gezet. Een noodmelding van een boa geldt mede door de toegenomen agressie in de meeste regio’s als ‘assistentie collega’, waarvoor de politie in de hoogste versnelling gaat.
Door de sluiting van veel politiebureaus hebben de boa’s in dunbevolkte gebieden de facto de rol van de politie overgenomen. Ook wordt het takenpakket verder uitgebreid. Zo mogen Utrechtse boa’s sinds kort de lasergun beproeven, waardoor zij voor het eerst in hun carrière behalve foutparkeerders ook snelheidsduivels kunnen aanpakken.
De kans is groot dat in de nieuwe kabinetsperiode het werk van de boa’s en de politie opnieuw wordt georganiseerd, verwacht Bert Lockx, gedurende twintig jaar politiechef in Amsterdam, sinds vier jaar partner bij het Adviesbureau voor Veiligheid en Handhaving (avh) en interim-manager van boa’s in Leiden en andere gemeenten. ‘Ik zie dat de boa-organisatie zowel in kwaliteit als in taken en bevoegdheden steeds verder opschuift in de richting van de politieorganisatie.’
De kans is klein dat de gemeentelijke handhavers door de landelijke politie worden overgenomen. Het gemopper van de bestuurders van met name kleinere gemeenten over hun geringe grip op de landelijk georganiseerde politie is nu al groot. Veel logischer is het Angelsaksische model, met enerzijds lokaal georganiseerde handhavers en agenten en anderzijds landelijk opererende rechercheurs. ‘De bobby op straat en Scotland Yard voor de grote zaken,’ vat Lockx dit model samen.
Financieel is de politie met een jaarbudget van ruim zes miljard euro de grote broer van de boa’s, waaraan alle gemeenten en OV-bedrijven tezamen jaarlijks naar schatting bijna een miljard uitgeven. Terwijl de landelijke politie al twee jaar geleden onder het motto ‘niet naast elkaar, maar met elkaar’ een position paper over de samenwerking met de boa’s presenteerde, laat een vergelijkbaar document van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) lang op zich wachten. Wetenschappers van de Radboud Universiteit zijn daarover om advies gevraagd. Ook heeft justitieminister Ferd Grapperhaus de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) verzocht om breder op ‘de toekomst van de politiefunctie in Nederland’ te reflecteren.
Hoewel boa’s een enkele keer nog door politie-collega’s worden ingezet als assistenten die de oranje verkeerskegels terug naar het bureau mogen brengen, gaan de twee disciplines steeds vaker gelijkwaardig met elkaar om. De boa’s worden meer gewaardeerd dan enkele jaren geleden, maar desondanks niet altijd gehoord. De handhavers die dag in, dag uit in overheidsdienst over straat lopen, worden te weinig ingezet als bron van kennis voor zowel de gemeentebestuurders als de politieleiding. Er gaapt een kloof tussen de pratende boa’s en de papier verslindende politie, die klaagt over de gebrekkige rapportages van de gemiddelde boa.
Al vroeg signaleerden de boa’s dat de steun voor het coronabeleid onder met name jongeren ‘te rooskleurig’ werd ingeschat, blijkt bijvoorbeeld uit een enquête van de boa-vakbond. Met deze informatie is echter op veel plekken te weinig gedaan. Maar in bijvoorbeeld Leiden, waar de boa’s ‘informatiegestuurd’ zijn gaan opereren, kwam de boodschap wel door en werd preventief opgetreden tegen potentiële relschopers, waardoor daar rellen zijn voorkomen. Lockx: ‘De bottom line is: handhaving is een vak. Als je de juiste interventies wilt plegen, moet je van tevoren weten wat je wilt en van tevoren weten wat er speelt. Anders ben je een veredelde klachtenbrigade die van het ene naar het andere te handhaven probleem rent.’
Preventief, zichtbaar toezicht hoort voor alle boa’s ook in virusvrije tijden de hoogste prioriteit te krijgen, betoogt Teun Eikenaar, filosoof en antropoloog, verbonden aan de Radboud Universiteit en gepromoveerd op onderzoek naar het werk van de gemeentelijke handhavers. ‘De prioriteit ligt nu naar mijn gevoel vaak bij handhaving en toezicht, waarbij vooral wordt gereageerd wanneer de norm al overschreden is. Een bekend voorbeeld in coronatijd zijn de vier mensen in Schiedam die ieder 390 euro boete plus een strafblad kregen, omdat ze met z’n vieren buiten een gebakje zaten te eten. Dat is een blinde vorm van handhaving die nergens toe leidt.’
Eikenaar verkiest een aanpak die erin resulteert dat mensen de regels beter naleven: ‘De discussie wordt nu beheerst door de voorstanders van wapenstok en pepperspray. Als je als boa op het strand van IJmuiden een mep in je nek hebt gekregen, snap ik heel goed dat je het over die wapenstok wilt hebben, maar ik vind niet dat het alleen daarover mag gaan. Het is mij nu te veel een herhaling van zetten. De oude stadswachten werden juist aangesteld om laagdrempelig toe te zien op de leefbaarheid op straat en mensen daarop aan te spreken. Die werkvorm staat nu onder druk. Nu boa’s in veel gemeenten vooral achteraf handhaven, komt er weer een poging om aan de voorzijde van de problemen te komen.’
Eikenaar pleit voor een integrale aanpak: ‘Als je wilt dat samenscholende jongeren de regels naleven, dan zul je eerst moeten nagaan waarom ze dat nu niet doen. Dat vergt een integrale benadering van maatschappelijk werk, jongerenwerk, de politie, de boa’s en anderen. Welke normen vinden we belangrijk? Hoe gaan we ze naleven? Hoe zien de professionals daarop toe? Hoe werken ze daarvoor samen? Ik snap dat het een minder sexy onderwerp is dan de wapenstok. Zelf zou ik het ook niet op een spandoek zetten. Toch zou het over zulke vraagstukken moeten gaan.’
Goed beschouwd is het wonderlijk dat we met z’n allen in het bijna volmaakte Nederland elfduizend geüniformeerde handhavers nodig hebben om ons aan de democratisch vastgestelde regels te houden. José Kerstholt, hoogleraar psychologische besliskunde, verbonden aan kennisinstituut tno, heeft daar wel een verklaring voor. Een belangrijke factor is volgens haar de zogenoemde optimisme-bias. ‘Mensen maken standaard de denkfout dat zij zelf minder risico lopen dan anderen. Dat leidt tot risicovol gedrag. “Ik heb het niet, de ander heeft het ook niet, dus wat is nou eigenlijk het probleem?” Niet iedereen heeft helder voor ogen hoe snel het virus om zich heen kan slaan. Daarbij komt dat mensen de nadelige sociale gevolgen van de maatregelen zat zijn.’ We zijn groeps- en gewoontedieren. ‘Het vraagt elke keer veel wilskracht om datgene wat we het liefste doen, te onderdrukken. Ook wordt een deel van de mensen onzeker van tegengeluiden zoals die van Viruswaanzin en ziet daarin een legitimering voor afwijkend gedrag: “Zij doen het ook niet, dus waarom ik dan wel?”’
De afgelopen weken was in de politiek de wanhoop over de burgerlijke ongehoorzaamheid voelbaar. Zorgminister Hugo de Jonge zocht tijdens het Kamerdebat in januari tamelijk machteloos naar oplossingen: ‘Je zult de handhaving daadwerkelijk geloofwaardig moeten invullen. Je kunt niet voor iedere deur een boa zetten. Dat gaat gewoon niet werken.’ Een week later sprak justitieminister Grapperhaus vergelijkbare woorden: ‘Je kunt echt niet op elke anderhalve vierkante meter een politieagent of boa neerzetten. Daar begint het mee.’
Deskundigen denken dat veel weerstand kan worden voorkomen als de boa een bredere rol mag spelen. ‘De sociaal-wetenschappelijke kant bij de bestrijding van de coronabesmettingen hoort meer aandacht te krijgen’, stelt hoogleraar José Kerstholt. ‘Het maakt een groot verschil of je kiest voor repressie, waarbij je wilt dat mensen gedrag vertonen dat ze moeten vertonen, of dat je het gesprek aangaat en je met psychologische inzichten mensen tot gewenst gedrag probeert te bewegen. Daar bereik je vaak veel meer mee.’
Voordat boa’s een dergelijke rol kunnen in-nemen, moeten ze wel het imago van softe lulletjes rozenwater van zich af zien te schudden. ‘Dat los je niet alleen op door alle boa’s een wapenstok te geven’, weet Kerstholt. ‘Het is ook een kwestie van goede voorlichting. Als het brede publiek bij het zien van een boa nog steeds denkt aan de werklozenprojecten van jaren geleden, dan valt ook met goede voorlichting nog veel te winnen. Het is belangrijk dat je niet alleen de excessen maar ook de successen deelt. De overheid kan er actief op acteren een ander beeld te creëren.’
Terwijl premier Rutte en minister De Jonge op de live uitgezonden persconferenties de ene na de andere, soms verwarrende boodschap de huiskamers inzenden, kunnen anderen de oren en ogen van de overheid zijn. Kerstholt: ‘Opstandig gedrag en agressie ontstaan vaak doordat mensen zich niet gezien en gehoord voelen. Als het goed is, kent de boa heel goed de mensen in de wijk. Met die kennis kun je mensen op een andere manier benaderen. Vraag bijvoorbeeld eens aan jongeren die de coronaregels niet naleven hoe ze deze spannende tijd ervaren. Het klinkt ongetwijfeld allemaal heel soft, maar ik denk dat het verstandig is. Mensen willen over het algemeen gezien en gehoord worden.’
Het vraagt veel van de boa’s, erkent Kerstholt. ‘Boa’s moeten enorm snel kunnen schakelen. Ze hebben een breed repertoire aan strategieën nodig die ze op het juiste moment in moeten kunnen zetten. Dat is bijzonder lastig. Het is heel ingewikkeld om altijd maar rustig te blijven en begrip te hebben als je door de ander wordt geprovoceerd. Ik zeg niet: gebruik nooit een wapenstok. Als iemand echt helemaal de weg kwijt is, dan helpt praten soms niet meer. Ik zeg vooral: wees het voor. Ken de wijk, luister en praat.’
Zoals iedereen verlangt boa Anice Hagui naar virusvrije jaren, al ziet hij ook een mooie kant aan deze spannende tijd: ‘Mijn collega’s en ik zijn in snel tempo verder geprofessionaliseerd. We moesten begin vorig jaar meteen volop aan de bak. Ik wil best toegeven dat we in het begin angstig waren voor de reacties van de mensen op straat. Als de overheid maatregelen neemt die de vrijheid beperken, dan weet je dat je het als handhaver in deze mondige samenleving zeer zwaar zult krijgen. Het was voor mij en mijn collega’s een spoedcursus communiceren en de-escaleren. Ik ben de afgelopen maanden echt gegroeid in mijn vak.’
Dat zijn inzet in de strijd tegen de besmettingen bijna dagelijks wordt beloond met een scheldkanonnade op straat, neemt hij op de koop toe: ‘Een dikke huid komt in ons werk goed van pas. Als bij elk scheldwoord je bloed gaat koken, kun je beter kiezen voor een ander vak.’