De twee beste schrijvers uit het Diepe Zuiden van Amerika in de jaren veertig lagen slecht bij de blanke bevolking. De Ku Klux Klan brandmerkte zowel William Faulkner als Carson McCullers (1917-1967) als ‘nigger lover’. De kkk beloofde McCullers dat haar ouderlijk huis in Columbus, Georgia in vlammen zou opgaan. Dat gebeurde niet, maar de doodsbedreigingen hielden niet op. Wie de rigoureuze rassenscheiding bestreed deugde niet. En dan te bedenken dat McCullers helemaal geen schrijver wilde worden maar concertpianist. Haar liefde voor klassieke muziek uitte ze door al vroeg pianoles te nemen, maar haar tere gestel hield een carrière tegen. In haar adolescentie werd ze getroffen door acute reuma, waarna haar gezondheid wankel bleef en ze maar voor het schrijverschap koos. Daar bleek ook muziek in te zitten. Alle romans van McCullers zijn klassiek geworden.

Het is wel te begrijpen dat de Zuidelijke racisten McCullers dood wilden hebben. Haar romandebuut The Heart Is a Lonely Hunter (juni 1940) bevat namelijk een meesterlijk portret van een zwarte arts, Dr. Coleman, die besmet is door het marxistisch virus en die zijn volk wil verheffen uit de slavernij. Zijn idealen botsen op de wrede werkelijkheid. Toch voegt zijn aandeel in de meerstemmige vertelling iets toe wat daarvoor in de Amerikaanse literatuur nagenoeg ontbrak: de opstandige en kritische stem van de zwarte, die geen slaaf of slachtoffer wil zijn van de blanke almacht. McCullers is altijd sterk geweest in het zich inleven in zwarte mensen: haar beschrijving van de zwarte huishoudster Berenice in The Member of the Wedding (1946) bijvoorbeeld is even verfijnd en ontroerend als die van de dromerige ‘tomboy’ Jamie.
McCullers vertrok al in 1935, vlak na haar middelbareschooltijd, naar New York. Maar de Grote Depressie heerste daar ook en zij, die alleen maar schrijven wilde, moest zich in leven houden met tijdelijke bijbaantjes: serveerster, freelance journalist, hondenuitlaatster. Ze kreeg incidenteel schrijfles. Toen ze een jaar later terugkeerde naar Georgia had ze een verhaal (Wunderkind) in een tijdschrift weten te publiceren en worstelde ze met de vorm van een roman, die als werktitel The Mute had. Zonder vooropgezet plan schreef ze over een doofstomme, totdat ze op een dag in de woonkamer thuis over het tapijt ijsbeerde en op bepaalde patronen stapte en andere oversloeg. Opeens was daar het inzicht, het resultaat van ‘the grace of labour’ zoals ze het noemde. Haar doofstomme zou John Singer heten en om hem zou het verhaal draaien. Haar moeder vroeg enigszins sceptisch hoeveel doofstommen ze dan wel kende. ‘Geen enkele, maar ik ken John Singer’, antwoordde ze gevat.
De opbouw van Het hart is een eenzame jager heeft iets weg van wat in de muziek contrapunt wordt genoemd: het toevoegen van stemmen bij een gegeven melodie. De kracht van de roman is het vertelpatroon, de in elkaar hakende en subtiele met elkaar verweven stemmen van vier personages die om een vijfde, John Singer, blijven draaien. Zo ontstaat een stadsroman aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. En zo weet Carson McCullers op verhaaltechnisch niveau de segregatie op te heffen, want iedere stem is gelijkwaardig.
John Singer opent de roman, in de zomer van 1938, en café-eigenaar Bill Brannon sluit die af, op 21 augustus 1939, een omineuze datum. De lange en dunne Singer leeft aanvankelijk samen met zijn eetgrage Griekse vriend, maar die ontspoort geestelijk en wordt opgenomen in een inrichting ver weg. Daarna betrekt de rustige en keurige maar diep eenzame Singer een kamer in het pension van de familie Kelly. Dochter Mick Kelly is een slungelachtig jongensmeisje dat ’s avonds alleen door de straten van het stadje zwerft, soms achter Singer aan. Een keer wordt ze diep geraakt door radiomuziek die uit een huis klinkt: de derde symfonie van Beethoven. ‘De hele wereld zat in die muziek.’ Bill Brannon is een waarnemer vanachter de bar en de cafékassa. Hij koestert het plan om een archief van krantenknipsels vanaf 1918 aan te leggen, zijn beeld van hoe het er in de wereld aan toe gaat en hoe die wereld eraan gaat. Maar hij beziet alles en iedereen slechts van de buitenkant. Bijvoorbeeld de geïsoleerde linkse vakbondsman en drankzuchtige Jake Blount, wiens inzichten bijna niemand deelt. ‘Hij ziet Amerika als een gekkenhuis. Hij ziet dat de mensen hun broeders moeten bestelen om te kunnen leven. Hij ziet verdomme een heel leger van werklozen en hij ziet miljarden dollars en kilometers land verspild worden. Hij ziet de dreiging van een oorlog.’ Militante democratie of fascisme, een tussenweg ziet hij niet. In een prachtig twistgesprek bespreken Jake Blount en dokter Coleman, de twee ‘marxisten’ in de roman, een paar politieke actiemogelijkheden. Eén daarvan is een mars op Washington, een idee dat Martin Luther King veel later zal realiseren.
Een fascinerend fenomeen in Het hart is een eenzame jager is seksualiteit buiten de gebaande paden. Bill Brannon heeft een oogje op Mick en weet dat dat eigenlijk niet mag. Hij ziet in haar zowel een meisje als een jongen, waarmee hij op Plato’s oerbeeld van de mens komt. ‘Hoe kwam het trouwens, dat zelfs de intelligentste mensen daar geen oog voor hadden? Ieder mens is van nature van beider sekse. Zodat het huwelijk en het bed bij lange na niet alles is.’ Mick zelf wordt verliefd op een meisje en later op een joodse jongen. John Singer beleeft een intense mannenvriendschap met zijn Griekse vriend. Zodra die wegvalt, is ook voor Singer het einde van zijn leven in zicht. Waarna ook de roman moet ophouden, omdat zowel Mick Kelly als Jake Blount, Bill Brannon en dokter Coleman om Singer heen draait. Als die kernfiguur verdwijnt, valt de bodem uit het verhaal. Hij was een soort Jezusfiguur voor zijn naaste omgeving geworden, iemand tegen wie werd aangepraat maar die zelf niet werd gehoord of écht gezien. In de rijke verbeelding van het zoekende meisje Mick gaat dat zo: ‘De laatste tijd wist iedereen toch dat God niet echt bestond. Als ze eraan dacht hoe ze zich God altijd had voorgesteld, zag ze alleen maar meneer Singer met een lang, wit laken om zich heen. God zweeg altijd, misschien dat ze er daarom weer aan dacht.’
Het hart is een eenzame jager is een machtig en meerstemmig levenslied waarin het Diepe Zuiden meedogenloos én vol mededogen wordt geportretteerd door een schrijver die die samenleving door en door kende. Kritische zwarte schrijvers als Richard Wright (Native Son) en Ralph Ellison (Invisible Man) waren zeer onder de indruk van McCullers’ schrijfkracht, van haar doordringende taalmuziek. Ja, zegt de hopeloze vakbondsman Jake Blount vlak voordat hij in een vechtpartij op de kermis terechtkomt en uit de stad moet vluchten, ja, laten we het nog één keer over het Zuiden hebben, dat verwaarloosde, vertrapte en slaafse Zuiden. Carson McCullers schreef vanaf haar eerste roman tot en met haar laatste (Clock without Hands, 1961) hartstochtelijk en beeldend over dat getourmenteerde deel van Amerika waar de segregatie-aanhangers nog steeds niet zijn uitgestorven.
Beeld: Rassenscheiding in Macon, Georgia, juli 1936 (Dorothea Lange / Library of Congress)