Wanneer houdt een provocatie op een provocatie te zijn? In HP/De Tijd van vorige week schreef ene meneer Fentrop een stuk waarin hij moslims met nazi’s gelijkschakelde. Bewijs voor deze stelling was volgens de auteur het gebrek aan respect voor mensenlevens dat de terroristen met de aanslagen in New York demonstreerden. De aanslagplegers waren moslims, dus alle moslims zijn aanslagplegers. Op school kost zo'n stijlfiguur je je diploma. Bij HP/De Tijd, dat meestal over «de nieuwe hond» of «het snelle wonen» schrijft, krijg je zes pagina’s.
Net als het nationaal-socialisme moet de islam worden verboden, vindt de auteur. Merkwaardig is dat het warrige artikel zelf een knappe bijdrage aan die Völkische Beobachter zou zijn. Het betoog legt een verband van goebbelsiaanse allure tussen zwembadterreur van Marokkaanse jongeren, de fatwa tegen De duivelsverzen van Rushdie en de aanslagen op de Twin Towers. Het onnozele gebrek aan belangstelling voor de feiten («alle Amsterdamse moslims gaan naar de moskee») roept ook de geest van good old Hans Janmaat op («buitenlanders gebruiken meer zuurstof»). Daarbij vist Fentrop met een waterdicht net: «moslims» is alles en iedereen tussen Rabat en Jakarta. Niet gek dat hij zich met deze zware ballast vervolgens vertilt aan analyses die rechtstreeks uit een bruin verleden stammen. Zoals: als de in Nederland gepenetreerde volksvreemde elementen ongestraft hun gang gaan, gaat het avondland ten onder. Of: militair ingrijpen tegen de islam is de enige oplossing.
Als bijdrage aan een discussie over de toekomst van de Nederlandse maatschappij is het natuurlijk geoorloofd je af te vragen of de islam verboden moet worden. Wat je met deze vraag bereikt is een tweede. Niemand spant zich tenslotte nog in om de katholieke kerk te verbieden. Maar de inzet zou dan toch ten minste moeten zijn vastgeroeste stellingen of wazige standpunten over de rol van religie te doorbreken of te verhelderen. Voor zo'n irritante maar intelligente provocatie ademt het HP-opstel te veel achtervolgingswaan en knulligheid. Het is een zoveelste losse flodder in de strijd die mannen van middelbare leeftijd sinds een jaar of vijf graag voeren om elkaar te overtreffen in zogenaamd taboedoorbrekende opinies. Dat leidt voortdurend tot schoten voor de boeg in gevecht tegen het «politiek-correcte denken».
Deze nieuwe realisten trekken aandacht door heel hard te roepen dat je niet mag schrijven wat zij zojuist hebben opgeschreven. Zeg drie keer dat wat je bedoelt door niemand gezegd mag worden en schrijf het ook in het stuk een paar keer op. Paradoxaal genoeg zet je hoofdredacteur jou onmiddellijk op de voorpagina. De keus om met Bierkellerpropaganda een religie te beschuldigen van nationaal-socialistische inslag zal dus wel opzet zijn. Zo blijft ook de lezer in spanning rara, wie is het echte zwarthemd? Dat je inmiddels al bevolkingsgroepen voor nazi’s moet uitmaken om in de taboe-toptien te komen is collateral damage. En daar sta je dan. Je stuk in de krant. Het taboe weg. Alleen de ijdelheid die je aanzette tot schrijven blijft. Als die meneer Fentrop maar een beetje consequent is, gooit hij mijn ramen in of timmert me in elkaar. Met wat kameraden natuurlijk.