
Op een woensdagmiddag in mei, als de leerlingen vrij zijn, druppelt een groepje docenten een lokaal van een mbo in Den Bosch binnen. Iedereen kiest een plekje aan de U-vormige tafelopstelling, zet een kruisje op de presentielijst en vouwt een naambordje voor zichzelf. Er wordt gefluisterd en gegiecheld over de spulletjes die op de voorste tafels liggen uitgestald. Een ketting met een roze hangertje in de vorm van een vulva. Foldertjes met masturbeertips voor vrouwen. Twee rubberen replica’s van de clitoris.
‘We beginnen met een voorstelrondje. Vertel in een paar zinnen wat je vandaag wil leren’, zegt Roos Raab, een van de trainers van vandaag en onder andere oprichter van firma LoS (Leren over Seks). Naast haar staat collega Susan Meijburg, consulent seksuele gezondheid en projectleider van Seksueel Welzijn Nederland.
Docent 1: ‘Ik doe dus helemaal niks met dit onderwerp. Ik merk wel dat de studenten veel bezig zijn met seks, maar ik ben bang dat ik over hun grens ga als ik ze zomaar vragen ga stellen. Hoe doe ik dat?’
Raab trekt de dop van de marker en loopt naar de flipover voor in het lokaal. ‘Kan ik dat samenvatten als “bespreekbaarheid”?’
Docent 2: ‘Een van mijn studenten is in transitie. De uiterlijke kenmerken beginnen nu zichtbaar te worden en dat levert vragen op bij de studenten. Hoe zorg ik ervoor dat deze persoon zich niet steeds hoeft te verantwoorden?’
Raab: ‘“Begeleiden” dus. Dank. Volgende.’
Docent 3: ‘Op maandag hoor ik van de studenten vaak wilde verhalen over hun weekend. Over het uitgaan en de horeca. Ik heb het idee dat daar wel grensoverschrijding plaatsvindt. Hoe kan ik dat bespreekbaar maken?’
Raab: ‘Consent, daar gaan we het natuurlijk over hebben. Maar wel met een positieve insteek.’
Zo gaat het nog even door. De flipover raakt vol met woorden als ‘peer pressure’, ‘online’, ‘ongemak bij docenten’ en ‘omgaan met verschillen’.
Na de voorstelronde kan de eerste opdracht beginnen: een kennisquiz over jongeren en seks. Meijburg tekent een scorebord op de flipover terwijl Raab de docenten in twee groepen een teamnaam laat verzinnen. Het gaat tussen de Piemels en de #WAPs. ‘Wat is #WAP?’ roept een van de docenten. ‘Wet Ass Pussy!’ roept een ander.
Het gezelschap is een vergaarbak van mentoren, stagebegeleiders, vakdocenten en zorgcoaches. Allemaal merken ze dat hun studenten vragen hebben over seks, worstelen met hun geaardheid of genderexpressie, nare seksuele ervaringen hebben gehad of ongepaste grappen naar klasgenoten maken. En allemaal kunnen ze wel wat hulp gebruiken om hun rol daarin te markeren.
De noodzaak om het met leerlingen te hebben over hun wensen en grenzen is groter dan ooit sinds het uitbreken van de #MeToo-discussie in de Verenigde Staten vijf jaar geleden. In Nederland barstte de bom definitief met de Boos-uitzending over de schandalen in het talentenprogramma The Voice of Holland. Ook hier kunnen we er niet meer omheen: machtsmisbruik, grensoverschrijding en seksueel geweld zitten diep verankerd in de samenleving en zijn een onvermijdelijk onderdeel geworden van het gesprek over relaties en seksualiteit.
Dus ook op school, de plek waar kinderen niet alleen intellectueel maar ook sociaal gevormd worden. Deskundigen zijn al langer overtuigd van de noodzaak om het gesprek over seksueel grensoverschrijdend gedrag een plek te geven in het onderwijs. Steeds meer lespakketten over relaties en seksualiteit bevatten themalessen over ‘wensen en grenzen’. Maar voor scholen is het vaak een uitdaging om daar tijd voor in te ruimen in het toch al bomvolle curriculum. Bovendien: veel docenten stammen zelf uit een tijd waarin ze hooguit leerden over bloemetjes en bijtjes, maar nog veel vaker alles zelf moesten uitzoeken.
Het klaslokaal in Den Bosch weerspiegelt de worsteling met het onderwerp. Want hoe praat je met je studenten over zulke moeilijke thema’s en op welke leeftijd stel je ze daar voor het eerst aan bloot? Wat vertel je over jezelf? En misschien wel de belangrijkste vraag: is er in de lessen nog wel ruimte voor de leuke kant van seks?
Ja, juist, zeggen deskundigen volmondig. Als het aan hen ligt, wordt het gesprek over seksualiteit in het onderwijs positiever dan ooit. Want geen betere manier om te ontdekken wat je niet wil dan door te leren wat je juist wél leuk of lekker vindt.
‘De Boos-documentaire was echt het kantelmoment. Sindsdien is het onderwerp consent helemaal doorgevoerd in onze lespakketten’, vertelt Yuri Ohlrichs. Hij is seksuoloog bij de Nederlandse Vereniging Voor Seksuologie (nvvs) en geeft namens Rutgers, het expertisecentrum voor seksualiteit, over de hele wereld les en advies in het geven van seksuele voorlichting.
Ohlrichs wijst op de Week van de Lentekriebels, die dit jaar helemaal in het teken stond van seksueel grensoverschrijdend gedrag en het vragen en geven van toestemming. In de jaarlijkse themaweek besteden basisscholen extra aandacht aan relaties en seksualiteit, met dit jaar als titel ‘Je lijf is van jou’. Die lessen beginnen al in groep 1.
Op de vraag of dat niet wat vroeg is voor zo’n zwaar en ingewikkeld onderwerp antwoordt Ohlrichs resoluut: ‘Je moet leren hoe je lijf in elkaar zit en de juiste woorden kennen om je te kunnen uiten over wat je wel en niet prettig vindt. Het is heel belangrijk om kinderen te leren dat hun lijf van hen is en dat niemand daar zomaar aan mag zitten.’
Een filmpje op het YouTube-kanaal van Rutgers geeft een goed beeld van hoe zo’n gesprek met kleuters zou kunnen gaan. Midden in de kring houdt de juf een tekening omhoog van een oma en een kleinkind die samen een taart bakken. ‘Oma wil jou een kus geven, maar jij vindt dat helemaal niet zo leuk’, zegt de juf terwijl ze een vies gezicht trekt. ‘Hoe laat je dat merken?’
‘Je kan het gewoon zeggen’, oppert een van de kleuters nuchter. ‘Dat je het vies vindt.’
Voor ouders is het soms best schrikken, merkt Ohlrichs, dat hun kinderen al in de kleuterklas met deze onderwerpen te maken krijgen. Ze zijn bang dat hun kinderen dan júist eerder seksueel actief zullen worden. ‘Maar kinderen koppelen helemaal geen seksuele gevoelens aan de spanning om een klasgenootje bloot te zien’, zegt Ohlrich. ‘Dat vergeten ouders vaak’.
En misschien nog wel belangrijker, denkt hij: onderzoek wijst uit dat jongeren die hun eigen grenzen goed kennen seks in de regel juist langer uitstellen dan jongeren die dat niet weten. Je kunt dus niet vroeg genoeg beginnen.
Erkende lespakketten als Wonderlijk Gemaakt, Veilig Wijs en Kriebels in je Buik nemen leerlingen van groep 1 tot en met groep 8 mee op een reis langs de voortplanting, relaties en seksualiteit. De wet schrijft ook de onderbouw van de middelbare school ‘kerndoelen’ voor. Maar daarna blijft het stil.
Vanaf hun veertiende zijn de meeste jongeren op zichzelf aangewezen. Dat is zo’n twee jaar voordat ze voor het eerst tongzoenen en vier tot vijf jaar voor hun eerste geslachtsgemeenschap. Een kwetsbare periode dus, waarin tieners snakken naar rolmodellen en tips. De meest gestelde vraag door jongeren onder de 25, laten cijfers van Rutgers al tien jaar op rij zien, is: ‘Hoe maak ik seks leuk?’ Daar speelt de populaire cultuur op in.
Bij het zien van de razend populaire Netflix-serie Sex Education bekruipt de kijker het idee dat jongeren tegenwoordig seksueel actiever (en creatiever, en meer losgeslagen) zijn dan ooit. De Britse dramaserie speelt zich af op een middelbare school waar de leerlingen er op los experimenteren bij een gebrek aan volwassenen die fatsoenlijke seksuele voorlichting geven. Dat levert hilarische en taboe doorbrekende, maar ook verontrustende taferelen op. De hoofdpersoon – zoon van een sekstherapeut – begint een eigen sex clinic in een verlaten toilethokje. Studenten kunnen anoniem om seks- en relatieadvies vragen. Het loopt storm.
De charme schuilt in de kwetsbaarheid van de leerlingen die zich in dat toilethokje hardop vragen stellen die het hele spectrum van seksualiteit beslaan. Of het normaal is dat ze zich graag als drag queen verkleden, dat ze nog nooit anale seks hebben gehad, over seks met aliens fantaseren of niet weten hoe een non-binaire liefdesrelatie werkt. Maar ook waarom vrijen bij hen altijd pijn doet, en hoe het kan dat je na een aanrandingsincident ineens geen zin meer hebt in ‘leuke’ seks. De miljoenen jongeren die deze serie zagen leerden dat je seks mag vieren, op alle mogelijke manieren. En dat grenzen aangeven en respecteren daar een belangrijk onderdeel van is.
Een voorbeeld dichter bij huis: de Sekszusjes. Twee zussen vertellen jongeren via YouTube-video’s wat zij wilden dat hún vroeger was verteld over seks. Met rode wangen kleien ze elkaars ‘kutje’. Nog even blozend gaan ze er daarna mee de straat op en vragen ze voorbijgangers op welke gekleide vulva die van hen het meest lijkt. De zussen praten openhartig over hun ‘eerste keer’ – voor de één een droomervaring met vallende sterren, voor de ander een klein trauma in een tent – en stoppen hun vingers in een pot met jam in het kader van masturbeertips. In hun nieuwe tv-serie Naakt voor de klas met de Sekszusjes (npo 1) nemen de twee hun opgedane kennis mee naar het klaslokaal. ‘Op weg naar meer kwetsbaarheid in de seksuele voorlichting.’
De overeenkomst tussen beide series is niet te missen: seks is er gehuld in een deken van plezier en juist in die context vallen ook de minder leuke ervaringen op hun plek. Of zoals de nalatenschap van de onlangs overleden seksuoloog Ellen Laan luidt: pas als je weet hoe ‘ja’ voelt kun je ook ‘nee’ zeggen.
Ellen Laan was fanatiek pleitbezorger van het vrouwelijk genot als bescherming tegen grensoverschrijdend gedrag. De ontdekking dat voor een fijne seksuele ervaring de clitoris, net als de penis, in erectie moet zijn is een van haar wetenschappelijke verdiensten. Haar inzichten leven voort. Of je nu praat met experts van Rutgers, met trainers als Roos Raab en Susan Meijburg of naar de Sekszusjes kijkt, de boodschap is telkens dezelfde: je kunt pas weten wat grensoverschrijding is, als je weet wat je grenzen zijn. En dat kan pas als je éérst weet wat je wensen zijn. Positieve seksualiteit dus.
Maak een rondgang langs de generaties en je ontdekt dat er de afgelopen decennia op papier weliswaar een hoop verbeterd is, maar in de praktijk een stuk minder. Voor veel leerlingen is de biologieles in de onderbouw van de middelbare school nog steeds het enige moment waarop zij íets leren over seksualiteit.
Het beroemde condoom-om-banaanpracticum en het rode koffertje met voorbehoedmiddelen tegen soa’s en tienerzwangerschappen deden veertig jaar geleden al hun intrede in het biologielokaal. De opkomst van aids zette ‘veilig vrijen’ acuut op de onderwijsagenda. De jaren daarna dienden zich genoeg redenen aan om de seksuele voorlichting te herzien – de groei van de multiculturele samenleving, de opkomst van het internet, meer aandacht voor seksueel geweld – maar in de praktijk valt het niet mee om daar in het klaslokaal ruimte voor in te bouwen.
Rutgers en Soa Aids Nederland lieten afgelopen jaar peilen dat slechts één op de vijf scholen in het voortgezet onderwijs aandacht besteedt aan seksueel plezier, één op de drie aan consent en iets meer dan de helft aan veiligheid online. Seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft in minder dan de helft van de middelbare scholen een plek in het curriculum.
Dan de andere kant van de cijfers: bijna de helft van alle vrouwen en één op de vijf mannen maakt in zijn of haar leven seksueel grensoverschrijdend gedrag mee. Voor jonge vrouwen onder de zestien is dat al één op de vijf. Van elke zestien meiden in diezelfde leeftijdscategorie is er één verkracht. Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs blijkt bovendien dat ‘leerlingen die zich het minst weerbaar voelen, op schoolsoorten met het minste beleid en minste aanbod op dit terrein zitten’.
‘De kans dat je als meisje te maken krijgt met chlamydia is kleiner dan de kans op een grensoverschrijdende ervaring’, merkt een deskundige op tijdens de aflevering over consent van de Sekszusjes. ‘En uit eigen ervaring kan ik toevoegen dat dat laatste een stuk impactvoller is’, zegt Marcella Arriëns, een van de Sekszusjes.

‘Laten we even terugblikken op de vorige les.’ Het is een paar weken na de docententraining en Roos Raab staat opnieuw voor de klas. Deze keer voor een groep studenten van een economische opleiding van mbo Rijnland in Zoetermeer.
Raab: ‘Waar hebben we het ook al weer over gehad?’
‘Over grenzen!’ roept iemand.
Raab: ‘En wat is daar belangrijk aan?’
‘Je grenzen stellen, gewoon.’
Raab: ‘En waarom is dat belangrijk?’
Het valt stil. De studenten – veertien meiden, één jongen – kijken elkaar afwachtend aan. Er wordt gefluisterd, achter in de klas klinkt een nerveus lachje. De les van vorige week staat duidelijk nog in hun geheugen gegrift.
Raab: ‘We deden een oefening waarbij je naar elkaar toe moest lopen, weten jullie nog? Om te voelen wanneer iemand te dichtbij komt. Hoe was dat?
Weer een lange stilte. ‘Een raar gevoel’, zegt dezelfde leerling aarzelend. ‘Je voelt je ongemakkelijk.’
Na de les ‘grenzen’ van vorige week staat vandaag in het teken van ‘wensen’. ‘Wat is een gezonde relatie?’ staat op het bord geschreven. De klas komt direct lekker los. Er wordt gelachen. Iedereen doet actief mee. De week ervoor was dat wel anders.
‘Die eerste les was intens’, blikt Raab later terug. ‘We waren alleen met de meiden en zij stonden echt op scherp. Het ging vooral over weerbaarheid, grensoverschrijding, daders tegenover slachtoffers. De les kreeg een lading van: jongens zijn uit op slechte dingen, meiden zijn altijd slachtoffer. Het was hard werken om daar een positieve draai aan te geven, want de werkelijkheid is natuurlijk niet zo zwart-wit.’ De les bevestigde wat ze eigenlijk al wist: als je het met studenten alleen maar over de risico’s en gevaren van relaties en seks hebt, zie je dat meteen terug in de sfeer en het gevoel van veiligheid in de klas.
Het geld voor de lessen kwam uit een speciaal subsidiepotje van de overheid, bedoeld om onbedoelde tienerzwangerschappen te voorkomen. Onderzoek toonde al aan dat zulke potjes vaak curatief werken, in plaats van preventief. ‘Deze lessen vallen of staan vaak met incidenten’, zegt ook Raab. ‘En met de inzet van een docent die zich hard maakt voor het onderwerp.’
Het whiteboard hangt vol met gele post-its en de stoelen en tafels die normaal in veilige tafelgroepjes zijn gerangschikt, staan intussen tegen de muur. In groepjes hangen de studenten afwachtend tegen de tafels. ‘Niks is fout’, zegt Raab. ‘Maar kies voor jezelf of je het “eens” of “oneens” bent.’
De eerste stelling luidt: ‘Jongens willen seks, meiden willen liefde.’
Student 1: ‘Meiden doen het om liefde te krijgen van de jongen. Jongens geven liefde om seks te krijgen van het meisje.’
Student 2: ‘Bij een onenightstand ontwikkelt de vrouw meestal echte liefde. De jongen gaat dan gewoon door naar iemand anders. Dat is wel echt zo.’
Student 3: ‘Wat een onzin. Meisjes hebben ook gewoon lusten hoor! Daar moet je geen onderscheid in maken. Sommige jongens doen het voor liefde, sommige meisjes ook. En andersom.’
In de reacties op de daaropvolgende stellingen schemert de culturele en religieuze achtergrond van de studenten door. ‘De man versiert de vrouw. Dat is hoe een man hoort te zijn, zeg maar!’ roept een van hen. ‘Je kunt niet zomaar met een meisje praten als je al een vrouw hebt’, zegt de ander. Hun docent worstelt zichtbaar met de boude uitspraken. ‘Voel je dat echt zo?’ zegt ze als een van haar leerlingen een provocerende mening op tafel gooit. Of: ‘Waar heb je dat geleerd?’
Meermaals seint Raab haar subtiel, om zich niet te veel inhoudelijk met de discussie tussen de leerlingen te bemoeien. ‘Docenten hebben vaak het idee dat ze stelling moeten innemen’, zegt ze daar later over. ‘Maar het belangrijkste is dat je een neutrale houding aanneemt en de dialoog op gang brengt. Niet iedereen hoeft dezelfde mening te hebben, als iedereen zich maar veilig voelt in de klas.’
‘Als leerlingen vanuit hun geloof geen seks mogen hebben voor het huwelijk, of nog sterk leunen op traditionele genderrollen, mogen ze daarover vertellen zonder anderen te kwetsen. Wat ze thuis doen, mogen ze zelf weten, maar de school is een veilige plek waar iedereen zichzelf mag zijn.’
Raab is zelf wel wat gewend. Op dezelfde school speelde laatst de theatervoorstelling Queer Stories. Twee mannelijke acteurs gaven elkaar een kus op de mond, waarop een aantal studenten de klas uit liep. ‘Het nagesprek was heftig’, zegt Raab. ‘Sommige studenten waren heel stellig: gay zijn is niet normaal.’
Taboe doorbrekende programma’s als die van de Sekszusjes bereiken deze studenten nauwelijks, merkt ze. Ze volgen eerder de Kardashians, houden zich bezig met uiterlijk en lifestyle.
‘Mijn dochter van zestien kreeg laatst ineens een berichtje van een oude vriend. Of ze even een foto in lingerie wilde sturen’, zegt een van de deelnemers van de docententraining. Ze praat snel, bang om het tempo van de training te verstoren. Maar dit moet haar echt even van het hart. ‘Ik was daar zo van geschrokken. Ik dacht: ik ga die ouders bellen, ik wil dit, ik moet dat. Wat moet ik doen?’
Ze bleek meer in paniek dan haar dochter, die het aan de keukentafel tussen neus en lippen door vertelde. ‘Ik vind het heel shocking dat dit zo gebeurt, de schaamte is blijkbaar helemaal losgelaten.’
Haar collega valt haar bij. ‘Ik zie ook allemaal oud-studenten en wannabe-fotomodellen die halfnaakt op Instagram en TikTok en weet ik veel wat staan. Blijkbaar is het tegenwoordig normaal om jezelf zo op de kanalen te zetten?’
Raab en Meijburg maken er even een momentje voor vrij. Het is niet de eerste keer dat het thema sexting boven komt drijven tijdens een training. Voor veel docenten is het een onvoorstelbaar fenomeen. Gevaarlijk bovenal.
‘We zijn erg geneigd om sexting te veroordelen, jongeren doen daar zelf ook aan mee. Ongeveer de helft van de jongeren keurt het sturen van naaktfoto’s af. Daar zit heel erg dat victim blaming in’, zegt Meijburg. ‘Maar degene die het stuurt doet niets fout, degene die dóórstuurt wel. Het is heel oké, leuk en gezond om te doen. Het past ook helemaal bij deze leeftijd en tijd.’
‘Er is ook niks mis mee’, valt een van de docenten haar bij. ‘Als je zelf toestemming geeft. Stuur het vooral. Maar zonder hoofd.’
‘Of met jouw hoofd!’ schreeuwt iemand in de groep. Ze stoot haar buurvrouw aan.
‘Ja. Zet mijn hoofd er maar op’, mompelt de docent naast haar. ‘Dan kijkt niemand er meer naar.’