
Oud worden betekent dat je je greep op de wereld geleidelijk verliest. Zelden mooier samengevat dan in de, door een bejaarde Haags-volkse vrouw gestelde vraag aan haar partner, ‘zou jij nou nog in deze tijd willen leven?’ en zijn antwoord ‘nee, natuurlijk niet’ (VPRO-radio jaren zeventig). Je begrijpt het allemaal niet meer en dat is met de komst van internet alleen maar sneller en heviger gegaan. Mijn greepverlies werd weer eens zonneklaar bij de aankondiging van een documentaire in Het uur van de wolf over een Nederlands ballroom-huis. Ik vroeg me af hoe dat Uur, bekend van fraaie, vaak weerbarstige kunstdocumentaires, om zou gaan met de oubolligheid van foxtrot en Engelse wals, maar bij de titel, Mother’s Balls, zag ik toch wel een fraaie, melancholieke film voor me, met oude, stug volhoudende dansstellen, gefilmd in de zaal en thuis, bevraagd over de verschillen tussen vroeger en nu, over het belang van dans voor hun leven, relatie, gezondheid, over hun wereldbeeld – en hopelijk met een twist die het geheel op zou tillen boven jeugdsentiment, want anders was het een MAX-productie geweest.
Hoe stom kan een mens zijn? Die film van mij had natuurlijk Grandmother’s Balls moeten heten en Het uur zendt zoiets braafs niet uit. Ik ging kijken in de verwachting van een boemeltje maar bleek in een gevechtsvliegtuig beland, waardoor ik als een gek de veiligheidsriemen vast moest sjorren. Ballroom blijkt ontstaan in de jaren tachtig in Harlem, waar mensen van alle huidskleuren en seksuele identiteiten niet alleen de achterstelling door de witte mainstreamcultuur, maar ook die door hun eigen ouders ontvluchtten, respectievelijk bestreden door het creëren van vrijplaatsen waarin ze uit hun cocon en dak konden gaan. Deze dans- en mentaliteitsgeschiedenisles krijgen we in de loop van de film van hoofdpersoon Amber Vineyard, opgegroeid in de VS, met moeder ooit naar Nederland gekomen en nu zelf de ‘moeder’ van een groep LHBTI+-jonkies die het ballroomevangelie in kikkerland verkondigen. Vanuit de mentaliteit: ik wil, moet en zal mezelf kunnen zijn en niet een beetje maar extreem. Dus ‘fuck it’, hier ben ik en vooral: kijk naar me. Want exhibitionistisch is het, extravagant ook – in kleding of ontkleding, kapsel, lichaamstaal, motoriek, erotiek.
Na een korte intro, met Amber die casual gekleed en al telefonerend de was wegwerkt, belanden we op de eerste editie van de Nederlandse ballroom-scene, met een onherkenbaar gemetamorfoseerde sexy Amber, zelfbewust spreekstalmeesteres, met een gillend publiek, stuwende klanken en licht extreme optredens in extremer outfits. Ik ben niet alleen oud, maar ook puritein en heb me altijd ongemakkelijk gevoeld bij nadrukkelijk lichamelijk vertoon, bij expliciet erotisch gedrag, hetero, homo, bi of trans, in de publieke ruimte. Dus overwoog ik met de schietstoel uit de straaljager te springen, maar de antropoloog in me won: zien, verbazen maar misschien ook begrijpen. En ik werd wel beloond. Niet dat we haar ‘kinderen’ leren kennen, waar ik toch wel nieuwsgierig naar was – die blijven een soort klasje om haar heen –, wel dat we de gedrevenheid van de Meesteres zien die ik eigenlijk op haar best vind bij een korte workshop die ze geeft aan een groot gezelschap overwegend jonge feest-, manifestatie- of congresgangers die niet van de ballroom zijn, maar die ze wel eerste stappen op het pad van zelfvertrouwen, van ‘ik en mijn lijf mogen er wezen, hoe ze er ook uitzien’ laat zetten, waardoor die massa behoorlijk begint los te raken.
‘Mens, en vooral vrouw, gay, trans, durf te bewegen’ zou motto kunnen zijn. Ach, de een heeft de padvinderij, de ander ballroom en duidelijk is dat voor haar kinderen dit een veilige haven, een expressiemiddel en een bevestiging van identiteit en kwaliteit is. De ballen uit de titel zijn nauwelijks dubbelzinnig, maar slaan op de ‘ballen’ die Amber heeft in haar energiek opzetten en uitdragen van deze scene en misschien wel op de ballen die sommige transers nog hebben en kwijt willen of niet hebben en begeren. Met het bal van moeder of oma heeft het niets van doen. Dat te veel jongeren uit zichzelf al vinden dat ze er mogen wezen (ze hebben nooit iets anders van hun ouders gehoord) is weer een ander verhaal en zal niet slaan op de doelgroep. Amber is zo stoer als maar kan, maar in een over de film verspreid interview krijgen we niet alleen haar behoorlijk heftige biografie, maar ook haar gemis mee waarvoor ballroom mede compensatie is. Voor liefhebber en nieuwgierige.
Er is trouwens volop dans deze dagen in NTR’s Uur van de wolf en in AVRO’s Close Up en omdat die van alle kunsten de meest televisiegenieke is, kijk ik graag, hoewel ik nooit naar dans in het theater ga. Naast Amber worden nog twee dansers in documentaires geportretteerd en zijn er twee korte dansfilms. Alle drie kwamen ze van verre naar Nederland, twee van hen als vluchteling. Over Syriër Ahmad Joudeh schreef ik de tv-kroniek in de papieren Groene van deze week. Deze week al is een portret van Krisztina de Châtel te zien, in 1963 uit Hongarije naar Duitsland en later Nederland gekomen om te dansen en studeren bij Kurt Jooss en Koert Stuyf. Dat vertelt de film niet: die laat haar nu zien, met jonge mensen werkend aan een nieuwe choreografie – niet tot haar tevredenheid en dat laat ze merken – en in haar huis bij het Balatonmeer, terug naar de roots. Roots die vooral expliciet worden bij haar bezoek aan het ouderlijk huis in Boedapest.
Een welgestelde jeugd vol cultuur, maar ook een confronterend verhaal over een Nederlandse moeder die geen relatie met haar dochter aanging en een vader, arts, die autoritair en uiteindelijk ook gewelddadig was. De begaafde intellectuele zoons deden er meer toe dan dit niet begrepen meisje, dat ter verbetering van haar houding door haar vader op heilgymnastiek werd gedaan, met alle dansgevolgen van dien. Ze bevrijdde zich door op haar twintigste weg te gaan. Voor een zo grote stap is enorm lef en grote kracht nodig en die radicaliteit zit eigenlijk altijd in haar werk. Dat enerzijds rigide aandoet en anderzijds van grote, ingehouden maar soms extreem uitbarstende emotionaliteit is. De film opent met een zwart-witopname van een veel jongere Krisztina die, in het wit gekleed, op minimal muziek haar minimal bewegingen maakt. Mij raakt het meteen, wat vreemd is voor deze afgepaste, bijna mechanische motoriek, sterk en kwetsbaar ineen. We zien meer van haar dans, deels in dansfilm vastgelegd, en steeds is daar die curieuze tegenstelling tussen beheersing (bijvoorbeeld die van de mimiek, die hoe fel, agressief of zwoegend ook de bewegingen zijn, volkomen strak blijft) en juist expressionistische lichaamstaal. Aan het eind van de film zien we een deel van die choreografieën terugkomen, geprojecteerd op haar Hongaarse vakantiehuis. En dat werkt.
Het is tamelijk bizar op te merken dat in deze drie dansportretten de negatieve rol van de vader gigantisch is. Al dan niet gewelddadig probeert die de meest essentiële impulsen van het kind te breken. Deze drie kinderen bleken nog sterker dan de vaders, maar de pijn is er ook altijd. Wij danken er dans aan.
Manon Lichtveld, Bas Westerhof, Een uitzinnige beheersing: Leven en werk van Krisztina de Châtel, AVROTROS Close Up, donderdag 22 maart, NPO 2, 22.55 uur.
Roozbeh Kaboly, Dance or Die, NTR Het uur van de wolf, donderdag 29 maart.
Gevolgd door Wiam al-Zabari, Vlucht (dansfilm op choreografie van Krisztina de Châtel!), NPO 2, 22.55 uur.
Catherine van Campen, Mother’s Balls, NTR Het uur van de wolf, donderdag 12 april. Gevolgd door Jan Pieter Tuinstra, Otherland (dansfilm op choreografie van Keren Levi), NPO 2, 22.55 uur.