Vanwege een oude sociaal-democratische afspraak om louter gratis toegankelijke programma’s te behandelen schreef ik nooit over Netflix en concurrenten. Dat werd macht der achterhaalde gewoonte: een mens wordt automatisch potsierlijk door dezelfde te blijven. Daarom nu een ‘gewaagde’ stap richting de al in 2013 in eigen land vertoonde Israëlische dramaserie Shtisel over een familie van die naam. Sinds 2018 op Netflix. Voor enkele lezers wellicht oude koek, voor anderen te exotisch, maar voor mij, die er door een vriend met scherp oog voor kwaliteit op werd geattendeerd, een kleinschalige openbaring. Waaraan ik even moest wennen, maar waar ik gaandeweg verslingerd aan raakte.
De trigger voor die keus lag curieus genoeg in De Effingers, roman van Gabriele Tergit, verschenen in 1951 en sinds kort internationale bestseller. Een lijvige Duits-joodse familiegeschiedenis over de periode 1878-1948, die in NRC en de Volkskrant met resp. vijf en vier sterren werd beloond. Wordt vergeleken met Die Buddenbrooks. Ik ben halverwege en bewaar de vijf sterren voor Thomas Mann, maar het is absoluut een indrukwekkend, verrassend en, aanvankelijk, verrukkelijk geestig boek. Stamvader en –moeder van deze Effingers zijn Mathias (1830) en Minna (1833) in het fictieve Zuid-Duitse stadje Kragsheim, dat nog veel kenmerken van feodalisme draagt. Vader is voortreffelijk klokken- en horlogemaker, maar de jeugd vliegt uit, naar Engeland en Berlijn, in een razendsnel veranderende samenleving. Ze vliegen van ambacht naar industrie waarbij enkelen ook gelieerd raken aan het bankwezen. De kinderen Effinger heten Benno, Karl, Paul, Helene, Willy, Bertha, dus gebrek aan assimilatie kun je het traditioneel gelovige handwerkersgezin niet verwijten. Traditioneel, maar voor sommige joden weer niet traditioneel genoeg. Jongste dochter Bertha, halverwege de twintig, is nog altijd niet getrouwd – kleine catastrofe. Moeder tegen zoon Paul: ‘De jonge Wolff van de vrome Wolffs uit Frankfurt am Main had belangstelling. Maar wij zijn niet orthodox genoeg. Je weet toch hoe papa is. Hij draagt op sjabbes een zakdoek en buitenshuis eten we ook melkkost.’ Arme Bertha. En zo moest ik dus denken aan de Shtisels in hedendaags Jeruzalem, die geheid nog flink orthodoxer zijn dan de Wolffs uit Frankfurt destijds. De Shtisels behoren tot de charedim of haredim, uiterlijk herkenbaar aan kapsel en kleding. De in zwart geklede mannen met grote hoed op het keppeltje, lange pijpenkrullen, vaak met baard, lange jassen, witte hemden met koorden. De vrouwen altijd in jurk of rok en na het huwelijk de haren bedekt met doek of pruik. Woonachtig in homogene buurten. De Shtisels in de wijk Geula, waar men, ook in het echte leven, net iets losser in de leer is dan in de (religieus en politiek) extremistischer buurwijk Mea She’arim.
Wacht eens even, denkt een enkele lezer: Netflix, joodse orthodoxie – je bedoelt waarschijnlijk Unorthodox. Nee, die vierdelige serie bedoel ik niet. Die speelt bij een inderdaad ook chassidische tak, maar in Brooklyn, waaruit de jonge, net gehuwde Esty Shapiro ontsnapt naar Berlijn. Los gebaseerd op het autobiografisch verhaal van Deborah Feldman. Zeer aanbevolen – zie ook de lovende Groene-recensie van Thomas Heerma van Voss. Maar, ik durf het haast niet te zeggen: Shtisel is breder, authentieker en beter. Gewone-mensen-soap van het hoogste niveau, waar in Unorthodox toch iets te veel ‘romantische’ ongeloofwaardigheden het verhaal stuwden. De manier waarop Esty in Berlijn in een zucht wordt opgenomen door een vriendengroep van conservatoriumstudenten wortelt net te veel in het rijpere-meisjes-boek van ooit, of in Hollywood. Heerma van Voss brengt terecht een ode aan hoofdrolspeelster Shira Haas, die gans het bouwwerk draagt. Alleen, ze was geen ‘beginnend actrice’. Al tijdens de opnames van Shtisel in 2012 maakte ze haar tv-dramadebuut. Ze was toen zeventien en zag eruit als veertien, vijftien. In de twee reeksen van twaalf afleveringen elk krijgt ze een steeds belangrijker rol. En dat tussen een keur van andere, ons onbekende, geweldige acteurs.
Niets denk ik gemeen te hebben met deze chassidische orthodoxen. Maar de makers slagen erin belangstelling te wekken voor wat aanvankelijk een rariteitenkabinet en vooral antropologisch interessant lijkt (ook voor seculiere en liberale Israëli’s) – en dat doen ze bepaald niet door harten van goud uit de hoge hoed te halen. Menselijk, al te menselijk, blijken de Shtisels binnen hun totaal andere, ons vreemde arena, die trouwens op geen enkele manier bespot wordt. Zie de leader van de eerste reeks en je hebt het fysieke decor van hun Jeruzalemse wijk met daarin de twee centrale personages: vader, rabbijn Shalem (Dovale Glickman), en jongste zoon Akiva (Michael Aloni), die, net als Bertha, bijna 25, nog altijd niet getrouwd en uit huis is. Ook hij wordt rabbijn en gaat les geven aan jochies op dezelfde religieuze school als vader. Hun relatie is buitengewoon weerbarstig, met als heet hangijzer dat maar niet van de grond komende huwelijk.
Om een indruk te geven van wat u te wachten zou kunnen staan beperk ik me tot aflevering één van de eerste reeks, daarmee het geheel sterk tekort doend. Scène één: Akiva bezoekt de cafetaria van Anshin, die achter gamellen voor zijn klanten opschept. ‘Kleine of grote portie?’ ‘Grote, met augurken.’ ‘Er zijn geen augurken. Nooit gehad ook.’ Akiva kijkt verbijsterd. Loopt het eetzaaltje in, waar het lichtjes sneeuwt en waar een goed ingepakte Inuit achter een bergje rauwe vis zit. Hij ziet een middelbare vrouw zitten eten. ‘Moeder, wat doe jij hier?’ ‘Ik miste het hier.’ ‘Anshin?’ ‘Nee, de kugel. Ik heb het koud, Akiva, zo koud. Er is geen remedie tegen. Ik kan hier niet eens augurken krijgen.’ Geef toe: dat is een zwaar absurdistisch en daarmee gewaagd begin voor een familieserie. In scène twee zitten vader en zoon in hun appartement te eten en heeft Akiva net deze droom verteld. Een betekenis kunnen ze niet vinden. Maar, zegt Shulem, na de ceremonie komt het wel goed. Moeder Dvora is namelijk bijna een jaar geleden gestorven en in de verplichte rouwperiode was veel niet toegestaan: muziek bijvoorbeeld. Aan het eind van de aflevering sluit de hele familie die af met een grote maaltijd en een cassettebandje met jongenskoor. Spoiler: kleine Ruchami, de oudste van de vijf kinderen van dochter/zus Giti en moeders steunpilaar in huishouden en opvoeding, heeft een van de overheerlijke gerechten gemaakt. Kijk goed: dat is Shira Haas uit Unorthodox! Bescheiden, stug en verlegen straalt ze toch bij de complimenten. Maar nog even terug naar vader en zoon aan hun eigen tafel. Akiva moet eens opschieten: de rouw is haast voorbij, hoe staat het met huwelijkskandidaten? Trouwens, wat zit er in die pasta die hij heeft gekookt? ‘Niets bijzonders.’ ‘Jawel.’ Akiva kijkt vol onbegrip. Dat van die pasta komt uit de lucht vallen, lijkt een mini-dialoogje van niets, maar tekent zo knap de korzeligheid van vader – uit het leven gegrepen. Ook dat is alweer gewaagd, maar nu juist in gewoonheid die je zelden in drama treft. Overigens, de rouw is ook bijna voorbij voor Shulem zelf. Verderop in de aflevering gaat hij eten bij een dame, weduwe. Dat doet hij daar geregeld. Eten speelt überhaupt een belangrijke rol, in de familie, de cultuur. Shulem smakt trouwens. In de volgende scène belanden we in de dierentuin. Akiva zit meerkatten te tekenen. Hij heeft altijd een schetsboek bij zich en heeft talent. Later zal hij zelfs exposeren als schilder, een carrière waar vader al helemaal niet op zit te wachten. Dit keer is Shulem geïrriteerd omdat Akiva op zijn schoolklas zou letten terwijl hij zelf naar de wc was, ‘en nu letten die kinderen op jou.’ Akiva is een charmante dromer, met wie je de oorlog niet gauw wint.
Shulem gaat op bezoek bij zijn moeder Maika (een verrukkelijke Hanna Rieber) in het bejaardenhuis. Was de voertaal tot daar Ivriet; moeder en zoon spreken Jiddisch met elkaar. Shulem vraagt of ze wel eens van vader droomt. Ze glimlacht en zegt: ‘Jij ziet Dvora in je dromen, hè?’ En hondsbrutaal eigent Shulem zich de droom van zijn zoon, licht aangepast, toe. (Volgens mij droomt hij van de weduwe.) Komt een bejaardenverzorger een tv-toestel brengen. Hoogst ongebruikelijk, zo niet ongewenst in hun kring. Moeder geneert en verdedigt zich: ‘Iedereen heeft er hier een.’ Shulem is ook gegeneerd, maar respect verbiedt het hem te verbieden. Het toestel wordt aangezet en je ziet een stel in een Amerikaanse serie net niet zoenen. ‘Hemeltje’, zegt moeder, ‘alles kan tegenwoordig’. Maar afkeuring en fascinatie klinken al door elkaar heen: ze heeft geproefd van de verboden vrucht en dat blijkt onomkeerbaar. Shulem moet zijn verbijstering kwijt bij oudste zoon Zvi Aryeh (ook tora-student): ‘Een vrouw die haar hele leven de vrouwenbijbel las en ieder jaar huilt als ze hoort dat Jozef wordt verkocht, die heeft nu een kleuren-tv.’ Zvi: ‘Ik zei het toch, dit tehuis past ons niet. Ik zag het meteen aan het gezicht van de directeur.’ Later, als Zvi zelf bij oma op bezoek is en vaststelt dat ze alle namen van The Bold and the Beautiful net zo goed kent als die van haar kleinkinderen, overreedt hij haar om mee te komen naar een lezing van een bekende rebbe in het tehuis. Met pijn in het hart laat ze haar serie achter om prompt in de gang aan een vriendin, rabbijnsweduwe, te vragen of die niet naar de lezing moet. Zegt de weduwe: ‘De rebbe kan mijn toges kussen: hij luistert niet naar mij, waarom ik dan naar hem?’ Zvi rent terug naar de kamer, beseffend dat het toestel nog aan staat. Maar hoe zet je zo een vreselijk apparaat uit? Uiteindelijk trekt hij dan maar de kabel met behuizing los en als oma terugkomt ziet ze alleen nog sneeuw op alle kanalen. Ja, dit is comedy, maar Shtisel is tegelijk zo veel meer dan dat: tragedie bijvoorbeeld.
Het is een mix, waarin menselijk tekort en begrip daarvoor vanzelfsprekend zijn en waarin je met menig personage gaat meeleven, hoe ver dat aanvankelijk ook van je af lijkt te staan. Verlangen, liefde, liefdesverdriet, gemis, rouw, jaloezie, hebzucht, gulheid, principe tegenover ‘het leven’ – het komt allemaal voorbij. Veel van het drama komt voort uit de spanning tussen strenge leef- en geloofsregels en afwijking daarvan. Waarbij trouwens politieke opvattingen en praktijken van de groep bewust buiten beschouwing blijven. Je bestudeert een verre stam, ziet eerst vooral de verschillen om steeds meer te gaan herkennen van wat ons allemaal tot (minder of meer goedwillende) sappelaars maakt. Groot succes in Israël, maar het voorgenomen derde seizoen stuit op problemen door vakbondskwesties en corona.
Akiva heeft een afspraak-met-oog-op-huwelijk, ongetwijfeld geregeld door een koppelaar met instemming van wederzijdse ouders, in de lobby van het King David-hotel – standaardplek daarvoor. Verschijnt er een leuke jonge vrouw. Zegt hij dat door de rouw al lang niet meer zulke afspraken heeft gehad; of ze hem de regels voor zo een gesprek even wil uitleggen. Een bezopen openingszet. ‘Er zijn geen regels.’ Ze vraagt: Wat zijn je plannen voor na de bruiloft (bedoeld wordt qua loopbaan)? Hij geeft een bizar antwoord, dat haar zichtbaar verbijstert. Hij schrikt: ‘Grapje.’ Maar hij heeft al verloren. Ze heeft gezien dat hij zat te tekenen toen ze binnenkwam. ‘Mag ik even kijken?’ ‘Ja, maar niets bijzonders’. Ze kijkt, ziet de volgens ons knappe tekeningen en zegt: ‘Nee, niets bijzonders.’ Au. Dan knapt hij zelf af. En slim legt hij uit dat ze het eerste jaar in het appartement van zijn vader moeten intrekken. Over en uit. Dat is dus geregeld. Tot verbijstering van Shulem. Vrees niet, er komen nog kansen voor Akiva. Verrassende. Mijn liefde voor Shtisel begon met het exotische maar rijpte door het herkenbare. Dankzij groot talent van de makers in alle geledingen. Soms lijkt het knullig, en nooit is het spectaculair. Maar dat past juist zo goed bij onderwerp en personages. Ja, soms is een ontwikkeling wat onwaarschijnlijk. Maar je krijgt er allemachtig veel voor terug. Ik vermoed dat je er of niks mee hebt, of ervoor valt. Zie maar.
Shtisel, twee reeksen van 12 afleveringen. Bedacht en geschreven door Ori Elon en Yehonatan Indursky, Netflix