CENTRAAL aflevering Khata © Interakt/ NTR

Een herdershond zoekt, tussen mensenbenen op een druk station, onrustig naar eetbaars. Ze wordt verjaagd en vlucht langs treinrails naar de plaats waar de vertelling zich af zal spelen. Dat moet een bloedeind verderop zijn, want het station was Rotterdam Centraal en op de plek van aankomst heuvelt het – ga maar na. Aan het eind van de film loopt de hond de lange railsweg terug naar Rotterdam CS. Einde. Ik moest even lachen. Want ja, dat station is nu eenmaal de naamgever van een reeks losse tv-spelen: Centraal. Opvolger van One Night Stand.

Maar net zoals die vroegere titel niet veel meer was dan het touwtje rond een boeket uiteenlopende bloemen, zo is CS in deze nieuwe formule altijd de openings- en slotlocatie, maar waaiert het daartussen zowel geografisch als inhoudelijk als stilistisch als qua genre vergaand uit. Kritisch bedoeld? Welnee. Waar het om gaat is of het interessante films zijn. En dat vind ik Teef van regisseur Jamille van Wijngaarden en scenarist Randy Oost zeker - de derde film in deze eerste reeks van zes. Zoals ik ook de eerste twee (Wat je vindt mag je houden en Afua) hier positief besprak.

In Teef belanden we, net als de hond, bij een shabby onderkomen, buiten een dorp, waar een invalide oudere man een vervallen hondenasiel beheert. Het vele, vuile werk wordt gedaan door dochter Noa die er de wind bij haar dieren, braaf of woest, elk in eigen hok, flink onder heeft; gedecideerd met een wolkje angst. Eigenaar van de bedoening, inclusief woongedeelte, is haar oom, dorpsslager, autoritair en christelijk ‘weldoener’ van de onsympathieke soort. Noa wordt om uiterlijk, gedrag en werk door de dorpsgemeenschap met de nek aangekeken of zelfs geïntimideerd (een dronken gozer besnuffelt haar en vraagt of ze loops is – hij krijgt een opsodemieter).

Met twee jongens, ook rafelrand net als zij, heeft ze een bondje. Crossen met auto of quad; jennen; troep maken. Met één van hen doet ze het soms, waarbij ze niet krijgt, lichamelijk en geestelijk, waarnaar ze verlangt. Noa is dwars en boos. Ik laat de menselijke betrekkingen voor wat ze zijn: centraal komt te staan de relatie tussen Noa en onze Rotterdamse teef, die rond het asiel hangt en er zelfs in belandt. Noa is gefascineerd door het agressieve dier, lijkt iets te herkennen en zet alles op alles haar voor zich te winnen.

Er is sowieso weinig dialoog in de film, want het meeste wordt met beeld verteld, maar in deze ménage à deux, van temster en getemde, van aantrekking en afstoting, agressie en groeiend vertrouwen, van liefde of verlangen naar liefde, draait alles om camera, actrice en de simpele klanken en woorden die van mens tot dier gericht worden. Noa is zelf ook meer fysiek dan verbaal van aard, meer natuur dan civilisatie. Een paar scenes in de film zijn buitengewoon mooi. Als ze eindelijk het dier voor zich gewonnen heeft – enfin, zie zelf. René Groothof en Paul Kooij zijn goed als vader en oom, maar Frieda Barnhard is indrukwekkend als Noa. Ik moest, mede door uiterlijke gelijkenis, vaak aan de jonge Rifka Lodeizen denken – me dunkt. Een film waarin veel aan de kijker wordt overgelaten.

Boven mijn stuk over de eerste twee Centraal-films kopte De Groene: ‘fictie die de werkelijkheid vergaand betrapt’. Dat gold absoluut voor Afua, over een Rotterdams basisschoolmeisje dat een nacht met tienermeiden op en rond het station doorbrengt (nogmaals aanbevolen!), maar, het geheel nu overziend, niet voor de hele reeks. Al was het maar omdat die afsluit met twee uitgesproken absurdistische single plays, die onderling weer totaal verschillen. Maar film vier, Khata van Aiman Hassani, die met Britt Snel ook het scenario schreef, komt regelrecht uit een harde realiteit: die van de jongensprostitutie. En daar lijkt het station, inclusief toiletten, een logisch gekozen locatie.

Het script is gebaseerd op uitgebreide research en ik heb dan ook geen enkele reden om het Kwaad dat hier getoond wordt, het cynisme van de leiders, de geldlust, het goed- en kwaadschiks over de streep trekken van jonge jongens, het dronken voeren of anderszins bedwelmen, de chantage die erop volgt, de bedreiging, in twijfel te trekken. Khata is niet alleen een van de eerste tv-fictiefilms over het onderwerp (de eerste?) het is, ondanks wat onwaarschijnlijkheden, een well-made play met een fijne hoofdpersoon, de zachtaardige Kamal (mooi gespeeld door Akram Tanna).

CENTRAAL aflevering Khata © Interakt/ NTR

Intelligent, introvert, geestig soms. Oudere broer Hatim, minder fijnbesnaard, is als eerste bezweken voor de verleiding van het ‘makkelijke’ geld en ook degeen die Kamal erbij heeft gehaald en houdt (mede uit angst voor de weerzinwekkende, jonge baas van het netwerk). Juist omdat de mannen-eros niet alleen gesuggereerd maar redelijk expliciet getoond wordt lijkt de film me grensverleggend.

Dat gebeurde eerder ook wel in de prachtige Telefilm Jongens van Micha Kamp (2014) maar dat had een totaal ‘witte’ setting. Hier gaat het om een Arabisch of Berbers gezin, waarvan de ouders geen idee hebben wat hun zoons buiten de deur uitspoken (wat trouwens niet voorbehouden is aan Noord-Afrikaanse migrantengezinnen; en wat iets minder waarschijnlijk wordt door de casting van moeder, die, traditioneel gekleed, toch sterk geassimileerd lijkt – maar misschien is dat nou juist weer mijn clichématig denken want de staalkaart van migratievarianten is eindeloos en mensen komen niet uit sociologische handboeken).

Was Kamal nou maar gewoon blijven pijpen tegen betaling, maar nee, hij krijgt contact met een klant voor wie hij een escort-functie krijgt. Over de vloer komen, zelfs blijven slapen. En daarmee belandt Kamal in de wereld van succesvolle welgestelden, van prachtappartementen, van design, smaakvolle kleding. En nee, hij is niet het type dat bedenkt dat daar iets te halen, desnoods jatten valt. Kamal wordt, waarschijnlijk voor het eerst verliefd. Dat is een element in het script dat de film mogelijk, dragelijk en zelfs soms ontroerend maakt. Maar dat tegelijk niet erg representatief lijkt voor wat in die wereld gebeurt. De luxe zal Kamal vast bevallen, maar belangrijker lijken de vriendelijkheid en tederheid van de man. ‘Je bent toch geen homo’, zegt Hatim verontwaardigd als hij beseft wat er met broertje gebeurt. Nou, misschien wel dus. Of misschien is het de intimiteit die zo contrasteert met het botte werk in WC of auto. En die hij eigenlijk alleen kent met zijn moeder. De jongens komen klem te zitten door het organiserend gajes. En ook de lieve vriend, chantabel, geeft niet thuis. Tragedie. Zal niet eenvoudig geweest zijn hier jonge acteurs voor te vinden.

CENTRAAL aflevering Khata. © © Interakt/ NTR

Resteren twee gewaagde films die de realiteit ver tot zeer ver ontstijgen. Voor de liefhebbers - waartoe ik niet behoor tot ik overtuigend genoeg bij de lurven word gepakt. In Beenlampman van Kurt Platvoet (regie en scenario) en Emily Reekers (scenario) wordt middelbare techniekdocent Jos out of the blue ontslagen vanwege een fusie: ‘We moeten je helaas laten gaan; ik wist dat je het goed op zou pakken; neem wat vakantiedagen op’. Tja, er is veel ‘vriendelijke’ botheid bij leidinggevenden maar dit is van dik hout. Want ‘ziekige’ comedy.

Jos is niet iemand die van zich afbijt, maakt überhaupt een wat wereldvreemde indruk, blijkt ook privé een totale eenling, krijgt op weg naar het station een verkeersongeluk en belandt in het ziekenhuis. Komt bij en mist tot zijn ontzetting een been. De chirurg is al net zo'n botte vriendelijkerd als de directrice, en net als de hospitaalpsychologe die zich tot takkenwijf ontwikkelt. Het probleem is: de vriendelijke Jos wil zijn been terug, ondervindt daar weinig begrip voor en wordt daardoor alleen maar verbetener. Alleen een ongrijpbare oud-leerling in het ziekenhuiskamertje naast hem, staat hem bij. Met succes, en dankzij vergaande methoden, waarna blijkt wat hij met het lichaamsdeel wil doen. De ontknoping is verrassend, maar mij overtuigt het geheel onvoldoende. Gogol is sterker. Kwestie van smaak? Zie zelf.

Nog veel hoger boven het Centraal Station van 2019 belanden we in de toekomstfantasie van Karman (Maurice de Bruijne), waarin godgans Rotterdam verslaafd is, inclusief de koeriertjes. Misschien is de verlopen dealer Anthony nog het nuchterst, maar die man blijft een enigma, zoals eigenlijk alle personages in een film die meer als een trip aandoet (ik suggereer meer dan ik kan waarmaken, want verder dan alcohol ben ik nooit gekomen, maar wie voldoende leest en vooral veel films ziet krijgt toch een idee van het effect – of van de cliché’s die ook literatuur en cinema opleveren).

Een dystopie waarin menselijke relaties nauwelijks nog lijken te bestaan, behalve in herinneringen. Waarin wezenloosheid en hyperactiviteit of bij de karakters passen of gevolg zijn van de verschillende uitwerking van de als snoep verpakte drug Karman. Waarin regelmatig gedanst wordt, meestal solo, extreem beweeglijk of juist van grote traagheid. Waarin boodschappen via helmen worden doorgegeven, in fluistering. Waarin een ‘transhumanist’ tegen een niet-bestaand publiek of een onzichtbare hogere macht pleit voor het vervangen van de ontoereikende mensheid (‘ontdoe haar van haar last’) en neergeschoten wordt door een jonge vrouw, jeugdvriendin van de meest hyperactieve koerier, met de buks van diens broer met wie hij soms in bed ligt te roken. Helderder kan ik het niet maken. Ik heb met verbazing zitten kijken en dat zal zeker de bedoeling zijn. Alleen, het raakte me niet. Alweer smaak? Generatie? Fraaie nachtbeelden van een industriële omgeving, van dansende mensen, maar ik kon me er niet toe verhouden.

Centraal is geslaagd in een aantal films en gewaagd tot zeer gewaagd in andere. Op naar 2020.

Centraal, BNNVARA, NTR, VPRO, vrijdags, NPO 3, 21.30 uur
Teef, 15 november.
Khata, 22 november.
Beenlampman, 29 november.
Karman, 6 december.