Ingeborg Beugel – ‘Gecriminaliseerd omdat ik een vluchteling help’ © Alexandros Stamatiou

De Groene-correspondente Ingeborg Beugel werd op 13 juni gearresteerd op het eilandje Hydra, samen met haar protegé Fridoon, een 23-jarige vluchteling uit Afghanistan. Zij wordt ervan beschuldigd Fridoon als ongedocumenteerde voor de autoriteiten bij haar thuis te hebben verborgen. De rechtbank besluit in de herfst of zij zal worden vervolgd. In dat geval kan ze worden veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en een boete van meer dan tienduizend euro.

Hoe meer staatsgeweld tegen vluchtelingen en migranten – detentie, pushbacks, mishandelingen – hoe hardhandiger ook de aanpak van hun ‘handlangers’: mensenrechtenwaarnemers, asieladvocaten, vrijwilligers én journalisten.

In zijn eerste State of the European Union-toespraak in 2016 prees de voormalige Europese Commissie-voorzitter Jean-Claude Juncker mensen die vluchtelingen helpen nog als representatief voor ‘het Europa waarin ik wil leven’. In 2017 werd de Franse olijfboer Cedric Herrou veroordeeld tot vier maanden celstraf en drieduizend euro boete omdat hij ongedocumenteerden op weg vanuit Italië onderdak gaf. Juncker zweeg.

Herrou werd een kleine drie jaar later, in 2020, in hoger beroep vrijgesproken.

Vrijwilligers in heel Europa brengen thee en een boterham aan vluchtelingenfamilies die noodgedwongen op straat slapen. Ze bieden mensen een bed, douche, een stopcontact om hun telefoon op te laden, ze redden mensen uit zee, geven ze een lift naar een ziekenhuis, of gidsen ze door oerwouden van asielwetten. Ze worden aangeklaagd voor mensensmokkel en spionage en reddingsschepen worden aan de ketting gelegd. Het doel is de ‘vluchtelingenhandlangers’ te ontmoedigen, want ze staan de bouw van Fort Europa in de weg.

Ook journalisten wordt het steeds moeilijker gemaakt. In Griekenland, waar Ingeborg Beugel woont en werkt, signaleert Index on Censorship meer dreiging dan ooit voor journalisten die over vluchtelingen rapporteren, van zowel de extreem-rechtse beweging Gouden Dageraad, die met een anti-bezuinigingsprogramma gebaseerd op vreemdelingenhaat zetels kreeg in het parlement, als ook de Griekse oproerpolitie, die zich volgens Index on Censorship schuldig maakt aan geweld en intimidatie. Kantoren van journalisten in Athene werden ‘door onbekenden’ in brand gestoken en journalisten op Lesbos werden tegen de vlakte geslagen.

Tot de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden kregen journalisten al zelden of nooit toegang. Nu worden ze ook met regelmaat opgepakt – waarbij hun camera’s worden geconfisqueerd – en weggestuurd, uit de ‘militaire zones’ langs de Griekse grenzen. De Nederlandse tv-journalist Bram Vermeulen werd onlangs nog voor verhoor meegenomen toen hij filmde in het Griekse grensgebied met Turkije. Op de World Press Freedom Index kelderde Griekenland van de 35ste plaats in 2010 naar de zeventigste in 2020. (Nederland staat op de zesde plaats.)

Ingeborg Beugel woont afwisselend in Athene en in haar Griekse familiehuis op het piepkleine Hydra, een eiland zonder auto’s, scooters of zelfs fietsen, op anderhalf uur varen van Piraeus. De twintigduizend bewoners en eilandbezoekers verplaatsen zich per zeetaxi, en anders te voet of per ezel. In april 2020 werd Ingeborg Beugels beschermeling Fridoon al eens op Hydra gearresteerd, door de lokale politie ten onrechte als ‘ongedocumenteerde’ bestempeld en afgevoerd naar het vasteland. Hij zat toen acht dagen vast. Deportatie dreigde, maar dankzij Beugels inspanningen en interventie van relaties en instituties kwam hij vrij.

Anderhalve week geleden werd Fridoon opnieuw in de boeien geslagen, deze keer samen met Ingeborg Beugel. Dit is haar verhaal.

‘Fridoon spoelde in juli 2015 op Lesbos aan, net achttien jaar. Hij was gevlucht uit Kabul want zijn vader en oom waren door de Taliban vermoord en zijn broertje was zo mishandeld dat hij voor de rest van zijn leven gehandicapt raakte. Zijn asielaanvraag in Griekenland was al twee keer afgewezen. Tijdens zijn eerste interview in 2017 bij de Greek Asylum Service kreeg hij een vertaler toegewezen die zijn taal niet sprak en daardoor zijn vluchtverhaal verkeerd opschreef. De afwijzingen werden daarop gebaseerd. Inmiddels is zijn vluchtverhaal gecorrigeerd en heeft hij het recht om het nog één keer te proberen bij de asieldienst.

Dus dat is hoe dat gaat in Griekenland: de ene procedure is voorbij en daarna heb je een paar weken de tijd om je weer aan te melden bij de asieldienst. Als die paar weken voorbij zijn, word je automatisch een ongedocumenteerde en ben je strafbaar als je in Griekenland vertoeft. Binnenlopen bij de dienst kan niet meer sinds een wetswijziging in 2020. Je moet nu een Skype-nummer bellen, en als iemand aanneemt moet die persoon jou een code geven voor een bezoekafspraak. Tijdens dat bezoek mag je dan je asielaanvraag doen. Afhankelijk van waar in Griekenland je je bevindt, moet je op een bepaalde dag en een bepaalde tijd Skype-bellen. In Fridoons geval was dat elke donderdag tussen tien en elf uur ’s ochtends. Dat heeft hij van oktober tot nu gedaan, maar niemand heeft op dat Skype-nummer ooit geantwoord. Nooit. Niet één keer. Want de dienst was dicht wegens corona.

‘We werden met handboeien aan elkaar geketend en naar de ferry begeleid’

Na die eerste arrestatie in april 2020 wilde Fridoon eigenlijk nooit meer voet aan wal zetten op Hydra. Hij woonde vanaf toen in mijn flatje in Athene. Maar ik, zzp’er, had door corona inkomsten verloren. Er zijn drie mannen en drie honden van mij afhankelijk: ik steun Fridoon, én een 23-jarige Sierra Leoonse vluchteling op Samos, én ik heb de dakloze visser Kostas op Hydra in huis opgenomen, én ik heb drie honden om te voederen. Corona duurde en duurde. Tegen mei had ik best een beetje geldproblemen. Ik kreeg toen de mogelijkheid om mijn flatje in Athene tijdelijk te verhuren aan een groep Nederlandse vrijwilligers. Dus ik had bedacht dat Fridoon dan naar Hydra kon komen. Als ik ergens spijt van heb gekregen…

Twaalf dagen lang ging het goed. We waren low profile, we lieten ons bijna niet zien in het dorp. Maar op zondag de 13de waren Fridoon en Kostas een boodschap gaan doen in het dorp. Kostas kwam helemaal in paniek thuis, groen van ellende: Fridoon was op de terugweg aangehouden door de politie. Ik schoot een fladderjurk aan, zette mijn hoed op en snelde naar het politiebureau. Daar zat mijn arme Fridoon, blootsvoets in een Lucky Luke-western-cel met heel dikke tralies en een theatraal slot.’

Fridoon belt sinds oktober elke week tevergeefs het Skype-nummer van de Griekse asieldienst © Alexandros Stamatiou

‘De politiemannen zaten er net als de eerste keer mee in hun maag. “We vinden dit niet leuk, maar we moeten dit helaas doen, orders van bovenaf.” Ik probeerde de rest van de zondagmiddag Fridoons advocaat te bellen, tot om acht uur ’s avonds die politiemannen plotseling zeiden: “You have been exposed” en dat ík gearresteerd was. Ik was verbijsterd. Dus vingerafdrukken, 26 formulieren invullen… Ik zei tegen die jongens: ik ben een vrouw van 61, ik wil thuis mijn tandenborstel, deodorant, anti-depressiepillen en vitamines halen – maar dat mocht niet van ze. Ze waren overduidelijk gegeneerd.

Normaal wordt meteen je telefoon afgepakt, maar die mocht ik wat langer houden. En ik mocht op het binnenplaatsje sigaretten roken en iedereen bellen die ik kon bedenken: de Nederlandse ambassade, De Groene, de nvj en ook europarlementariër Tineke Strik, met wie ik kort geleden voor een Groene-reportage op reis naar Samos was geweest.

Wat de politiemannen mij ondertussen vertelden is: boze eilandbewoners hadden de politie gebeld, anoniem, en die zeiden dat ik “een verdachte relatie had met een illegaal die ik in huis heb”. Dáár had je het: gecriminaliseerd omdat ik een vluchteling help, die bovendien niet illegaal ís. Ik dacht: wat een roteiland is het eigenlijk.

Waar ik al veertig jaar deel uitmaak van de bevolking, waar mijn kinderen zijn geboren en naar school gingen en waar ik zoveel heb gedaan voor zwerfpoezen en ezels, eindeloos stranden heb gezuiverd van plastic afval… Ik heb arme mensen geholpen die door de crisis hun elektra niet konden betalen en de lagere school, stofzuigers en muziekapparaten en weet ik veel wat gegeven omdat ze niks hadden. En dat dit dan gebeurt op je eigen eiland waarvan je altijd had gedacht: dit is mijn liefste en veiligste plekje ter wereld.

Maar ik nam mijn laconieke grande dame-houding aan. Vertrouw dat maar aan mij toe, met mijn mooie hoed, mijn fladderjurk, ik had net lange rode nepnagels laten opzetten. Ik relativeerde, maakte grapjes, was charmant, want ik dacht: ik ga jullie niet mijn verdriet laten zien.

Het allerergste van alles vond ik dat Fridoon psychisch instortte. Hij ging het helemaal naar zichzelf vertalen. Hij zei de hele tijd: ik ga liegen, ik ga zeggen dat ik je niet ken en jij moet zeggen dat je mij niet kent. Griekenland wil me niet, de Taliban willen me dood en dan is er één iemand die goed is voor mij en die komt door mij in de gevangenis. En ik steeds: je hebt niets fout gedaan, het is niet jouw schuld. Intussen moest ik alert blijven en telefonisch duizend balletjes in de lucht houden.

Het politiebureau werd steeds stiller. De commandant ging naar huis, er kwam een nachtwaker… Om twee uur ’s nachts moest ik dan echt mijn cel in. Er zijn twee cellen naast elkaar met dikke muren ertussen. Je kunt niet je kop door de tralies steken en om de hoek kijken, maar ik wilde Fridoon absoluut kunnen blijven zien. Toen hebben ze een matras voor zijn cel op de grond gelegd. Zo konden we samen met alleen tralies tussen ons op de grond liggen en elkaars hand vasthouden. Hij had nachtmerries. Soms lag hij zo erg te trappen en te slaan dat de nachtwaker opsprong en naar ons toe rende: wat is er?! Ik heb bijna niet geslapen, ik lag daar maar in het donker met zijn dunne polsje in mijn hand.’

‘De volgende ochtend werden we met handboeien aan elkaar geketend, zijn linkerpols aan mijn rechter, en naar de ferry begeleid. Fridoon schrompelde helemaal in elkaar. Hij schaamde zich zo. Ik zei: rechte rug, neus in de wind, we hoeven ons hier niet voor te schamen, we moeten hier trots op zijn. Dus ten overstaan van al die mensen op terrasjes in de haven en de passagiers aan boord stak ik onze armen in de lucht, rammelderammel en riep: “Pas op! Wij zijn gevaarlijke criminelen!”

‘Ik moet van de daken schreeuwen dat er van die horrorholen zijn, gewoon hier, in ­Europa’

Toen we aankwamen in Piraeus op het vasteland moesten wij als eersten de loopplank af. Dus weer door die hele mensenmassa heen met een agent in burger voor ons en een achter ons. Opzij! Opzij! Er waren opgefokte blingbling nouveau-riche-dames die zeiden: “Wat mot dat? Hoezo dringen jullie voor?” Want die hadden onze handboeien niet gezien. Dus ik: “Wij zijn dood en verderf zaaiende terroristen!”

We werden opgewacht door meer agenten. Ik dacht: als je uitpakt met zo’n ontvangstcomité, dan wil ik ook in een supersonische auto met zwaailichten, airconditioning, gps-stemherkenning en weet ik veel. Nou, niets daarvan. Ik weet niks van auto’s, maar ik heb het speciaal gevraagd: het was een Koreaanse Seat, helemaal verroest, van vóór 2000. De deur aan Fridoons kant kon niet op slot, dus bij elk rood stoplicht had hij uit kunnen stappen.

De gps stuurde ons naar een of andere industriële woestenij, maar kon het huis van bewaring niet vinden, dus we draaiden eindeloos rondjes in die rochelende oude kar. Die politieagenten voorin werden intussen helemaal gek gebeld door het bureau op Hydra, dat ze straks de formulieren A-17 tot en met R-23 vooral niet moesten vergeten. Hij stond op speaker dus dat kon ik allemaal horen.

Op een gegeven moment hoorde ik een politieman op Hydra zeggen: “Wie is die vrouw in godsnaam? Ik ben helemaal duizelig van de telefoontjes uit Athene en ik moet bij wijze van spreken zelfs met generaals van het leger praten!” Dat was een grapje, maar ik dacht: aha, er is dus van alles in werking gezet, mijn contacten doen hun werk. Dus ik speelde mijn grande-dame-rol en grapte: “Wacht maar tot de Nederlandse koning vanuit zijn zomerpaleis in Kranidi recht tegenover Hydra belt!”

Na anderhalf uur rondjes rijden in die klote auto vonden we eindelijk die gevangenis. Ik moest afscheid nemen van Fridoon, een vreselijk moment, en werd zelf naar een ander politiegebouw gebracht, met een slagboom met robocops ernaast. Daar zat ik dan, totaal uit de toon, overdressed, met lippenstift en mascara, tussen aan de ene kant junks die aan elkaar geketend zaten en aan de andere kant hip geschoren zigeunerjongens, ook aan elkaar geketend. Terwijl we wachtten deelden we sigaretten en ik maakte babbeltjes met ze.

Later in de wachtkamer van de officier van justitie in Piraeus bleken twee dames van de Nederlandse ambassade op mij te zitten wachten, “zodat de officier van justitie weet dat je goed omringd bent”. Het was inmiddels twee uur maandagmiddag, ik had vanaf zondagochtend negen uur niets meer gegeten, viel flauw van de honger. Toen bleek dat een van de ambassadedames voor mij chocolaatjes en boterhammen met pindakaas had meegenomen, speciaal om mij een beetje blij te maken. Ik eet dat spul nooit, maar wat was dat lekker! Ik kreeg er tranen van in mijn ogen.’

‘Na vier uur wachten op de officier van justitie ging het opeens heel snel. De officier vroeg of ik nu mijn verhoor wilde of later. Mij was opgedragen dat ik “later” moest zeggen en twee minuten later stond ik op straat tegen het zonlicht te knipperen. Twee uur daarvoor was Fridoon vrijgekomen, maar dat wist ik toen niet. Ik viel alsnog bijna flauw toen ik dat hoorde.

De officier van justitie zal in de herfst beslissen of ik vervolgd moet worden. Mijn advocaat heeft inmiddels uitgelegd dat het om een wet gaat die in 1991 gemaakt is om de toestroom van Albanezen in te dammen. Tijdens de Kerst van 1990 kwamen hordes hongerige Albanezen de grens over gelopen. De grenswachten lieten het gebeuren en veel Grieken toonden medeleven: ze nodigden Albanezen uit om te komen eten, gaven eten, speelgoed, soms onderdak.

Ruim tweeënhalf jaar duurde de volksverhuizing. Volgens officiële cijfers zijn er ongeveer honderdvijftigduizend Albanezen legaal in Griekenland, maar driehonderdduizend of meer hebben nog steeds geen documenten. De politie jaagt ze op, ze worden beschuldigd van criminaliteit, van baantjes afpakken. De wet van 1991 zegt dat iedere Griek die een ongedocumenteerde betaalt voor werk vijf jaar gevangenisstraf krijgt en dertigduizend euro boete. Ergens in die wet staat ook een kleine clausule dat iedere Griek die een ongedocumenteerde in zijn huis verbergt een jaar gevangenisstraf krijgt en meer dan tienduizend euro boete. Die “gastheerschapsclausule”, zoals ik het noem, is tot nu toe nooit gebruikt.

Ik weet dat er mensen zijn die me willen raken omdat ze mijn journalistiek te kritisch vinden. In mijn documentairereeks van 2019, Hotel Athene, liet ik bijvoorbeeld de illegale vuilnisbelt van Hydra zien. De eilandburgemeester was daar toen woedend over.

De anonieme bellers van nu zijn volgens het eilandroddelcircuit leden van de neonazistische Gouden Dageraad. Op Hydra scoorden zij ooit heel veel stemmen. Dat is de dark side of Hydra: onder het paradijselijk schoon ligt een harde, xenofobe, gesloten gemeenschap. Mensen haten me omdat ik kritisch ben en dan heb ik ook nog eens een gekleurde vluchteling in huis. Dit zijn griezelige mensen die Fridoon gebruiken om mij pijn te doen, omdat ik schrijf over wat er hier met vluchtelingen gebeurt. En ik heb er een grote bek over. Ik moest een toontje lager zingen.

Ik hoop dat de officier van justitie gaat besluiten dat er geen gronden voor vervolging zijn: de clausule in de wet gaat over verbergen van ongedocumenteerden. Ik heb nooit verborgen dat Fridoon bij mij woont, ook in onze juridische correspondentie niet. Maar ik ben wel gaan denken… We kennen de verhalen uit de Tweede Wereldoorlog. nsb’ers verrieden landgenoten die joden thuis verborgen. Ik weet, dat was een andere situatie en toen werd je ervoor geëxecuteerd, maar het verklikken was hetzelfde.

Fridoon vertelde over de ruimte waar hij deze keer een paar uur lang gevangen werd gehouden. Die zat vol ongedocumenteerden zoals hij. En zo zijn er tienduizenden vluchtelingen in Griekenland die maandenlang proberen contact te krijgen met dat Skype-nummer van de asieldienst, vanzelf ongedocumenteerd worden en dan gearresteerd kunnen worden en in zo’n hol verdwijnen. Uit Afghanistan, Iran, Irak, Pakistan. Zonder ramen of luchtverversing, het krioelde er van de vlooien en ander ongedierte, ze zaten zich te krabben, hadden wondjes en rooddoorlopen ogen.

En nu heb ik dat hol vol kakkerlakken de hele tijd in mijn hoofd, en beelden van al die wegrottende jongens erin, zonder telefoonkaarten om contact te kunnen maken met de buitenwereld. Als dit straks allemaal voorbij is, moet ik daarmee aan de slag. Van de daken schreeuwen dat er van die horrorholen zijn, gewoon hier, in Europa.’