
Als het licht boven de deur aan springt en het getokkel van de begintune de kleine studio vult, grijnst Massood Sanjer nog een keer naar zijn collega’s en schraapt dan zijn keel. ‘In de naam van God, salam subh bakhair. Hallo, goedemorgen.’ Buiten, voorbij de metaaldetectoren, de stalen poorten, de beveiligers met hun vingers om de loop van hun AK-47’s, voorbij de slagboom en de betonnen muren die de explosie van een auto moeten opvangen, komt Kabul tot leven.
Het is iets na zeven uur ’s ochtends en bestemmingen moeten worden bereikt. School, de universiteit, werk. Winkels gooien hun deuren open, karren vol fruit worden naar hun standplaats geduwd. Dagelijkse routines die voor miljoenen Afghanen gepaard gaan met nog een andere: afstemmen op 98.1 FM, oftewel Arman FM, en de wervelwind stem van Sanjer. ‘Ik hoop dat jullie allen in goede gezondheid verkeren.’
Want in de fel verlichte studio weggestopt in Kabuls Green Zone gebeurt iets bijzonders. In een land murw gebeukt door oorlog en corruptie zijn Sanjer en zijn team degenen tot wie Afghanen zich keren voor iets wat ze van hun leiders niet krijgen. Hoop. Rekenschap. Een stem. Ze bellen in met zorgen en klachten, van het gebrek aan stroom tot afpersende agenten, waarna ambtenaren on air worden gehaald om zich te verantwoorden.
Het ochtendprogramma is zo populair dat zelfs ministers de telefoontjes van Sanjer (42) en zijn medepresentator Humayoon Daneshyar (58) niet onbeantwoord laten. ‘We kunnen niet alle problemen oplossen’, zegt Sanjer als we na de uitzending plaatsnemen in zijn tijdelijke kantoortje – dat van hem is door werkzaamheden een stofwolk. ‘Maar hier worden mensen tenminste gehoord en dat alleen al maakt een verschil.’
Het programma Safayee Shahr, ‘de stad schoonmaken’, ontstond uit de brokstukken die de Taliban nalieten na hun val in 2001. Kabul, net als grote delen van Afghanistan, lag in puin. Maar de nieuwe vrijheden die lonkten na jaren van terreur vulden Afghanen met hoop. Een van de grootste aardverschuivingen vond plaats op de radio, tot dan het domein van de staat en later de Taliban. Ineens klonk weer muziek, veel muziek, maar ook reportages en talkshows.
De afzender: Arman FM, Afghanistans eerste private radiostation en Perzisch voor ‘hoop’. Inmiddels telt het land honderden radio- en televisiezenders, het bewijs van een – nu nog – blakende vrije pers. Toch is vrijwel geen enkel station zo populair als wegbereider Arman FM, de zender waarop taxichauffeurs hun radio hebben afgestemd en wiens stemmen en deuntjes uit krakende transistors klinken in de rij bij de buurtwinkel. > Safayee Shahr zelf begon met een ontploffing. In 2003 werd bij de Pakistaanse grens een aanslag gepleegd. Saad Mohseni, de zenderbaas, zette Daneshyar achter de microfoon met een simpele opdracht: praat tegen de mensen, houd ze verenigd, en vertel ze de wapens niet op te pakken. Gaandeweg volgden meer basale boodschappen. Gooi je vuilnis niet zomaar op de straat, de puinhopen om op te ruimen zijn al groot genoeg.
De eerste twee, drie jaar was het een gewone praatshow, zegt Sanjer. ‘We behandelden onderwerpen, nodigden gasten uit in de studio.’ Gaandeweg namen de telefoontjes van luisteraars zo toe dat ze besloten het format om te gooien. Niet de gasten, maar de bellers zouden voortaan centraal staan, met Sanjer en Daneshyar in de afwisselende rollen van luisterend oor, komische noot en onbevreesde probleemoplosser.

‘Salaam Alaikum!’ Uit de speakers in de studio klinkt een ietwat blikkerige mannenstem. De echo verraadt dat hij in de auto zit. Zijn taxi, zal blijken. De man klaagt dat verkeersagenten bij een drukke rotonde in Kabul chauffeurs met stokken bedreigen en smeergeld eisen. Niet lang daarna volgt nog een belletje. Een verkeersagent. De chauffeurs vallen hén juist aan, zegt hij. Een collega zou zo recent nog een tand zijn verloren. Bovendien, zegt de agent, hebben ze al drie maanden geen loon gehad. ‘Als de regering ons niet betaalt, waarom zouden we dan nog boetes uitschrijven?’
De stemming deze ochtend in oktober is vrolijk. Met z’n vieren zitten ze om de ovale tafel die de studio vrijwel geheel vult. De presentatoren ieder aan een kant en daartussen producer Sima Safa, scrollend door de berichten op hun Facebook-pagina, en Hadia Hamdard, verantwoordelijk voor de twee oude Nokia’tjes die voor haar liggen. Steeds lichten die op met nieuwe nummers in het scherm. Met elk telefoontje pent ze mee. Ook lang nadat de uitzending is gestopt, blijven hun telefoons rinkelen, vertelt Sanjer. Hun persoonlijke nummers blijven niet gespaard. ‘Hoe mensen eraan komen, geen idee. Maar zelfs om een, twee uur ’s nachts word ik gebeld. Zo belangrijk zijn we voor mensen.’
Officieel is het deze zondagochtend ‘transportdag’, zoals alle vijf dagen dat ze aanschuiven hun eigen thema hebben. Maar eerst verliezen Sanjer en Daneshyar zich in voetbal. Dat weekend was in Kabul de finale van de Afghaanse Premier League. Op een steenworp van de middenstip die tijdens het Taliban-bewind werd gebruikt voor publieke executies. Het nieuwe stadion, met plek voor tienduizend man, was nu tot de nok vol. ‘Het was prachtig’, zegt Sanjer later, een grote grijns op zijn gezicht. ‘Overal zag je jonge mensen, mannen, vrouwen dansen, lachen, het naar hun zin hebben. Allemaal hadden ze een kaartje gekocht en namen ze het risico dat daarmee gemoeid is. Iedere stomme Talib kon een raket op het stadion afvuren. En toch kwamen ze.’ Zelf zat Sanjer ook in het publiek, samen met zijn twee zoons van twaalf en vijftien. Voor de veiligheid op gescheiden tribunes, dat wel.
Want hoewel de stroom gerichte aanvallen op journalisten en lokale leiders dan nog moet beginnen – een opeenvolging van explosies en schietpartijen die in de afgelopen weken zeker vijf Afghaanse journalisten het leven kostte – is de uitgesproken Sanjer, die naast radiopresentator tevens directeur is van het mediahuis waaronder Arman FM valt, ook dan al niet veilig. Zoals niemand in Afghanistan dat is.
De belofte was anders. De ‘historische’ deal met de Taliban die vorig jaar het einde van de Amerikaanse aanwezigheid in Afghanistan inluidde, zou een einde maken aan het geweld dat de levens van Afghanen al zo lang dicteert. Het tegendeel is waar. In Kabul en elders zijn de explosies, de ontvoeringen en de altijd aanwezige angst voor verlies alleen maar toegenomen, terwijl het beeld van wie daarachter zitten steeds troebeler wordt.
De Taliban, warlords, Islamitische Staat, andere strijdende facties en milities. Maar ook petty thieves, kleine criminelen: in een toch al diep arm land heeft de economische destructie van het coronavirus ook hier velen wanhopig gemaakt. ‘De situatie is heel, heel slecht’, verzucht Sanjer tijdens een reclameblok. ‘Als we op een dag vijf belletjes krijgen, dan gaan er nu drie over veiligheid. Niet alleen vanuit Kabul, ook uit de provincies. Het maakt mensen niet meer uit wat het thema is.’ Er is veel frustratie, zal hij meermaals zeggen. Over hun leiders en president Ashraf Ghani met name. Die zou vooral druk zijn met zijn eigen positie in plaats van zijn volk te beschermen.
De Afghanen zijn bang voor wat gaat komen. Onlangs herstartten de moeizame vredesonderhandelingen tussen de regering en de Taliban. Die moeten gaan bepalen hoe de politieke toekomst van Afghanistan eruitziet. Eén met de Taliban terug aan de macht. En dus vrezen velen voor een flashback naar de jaren negentig, toen meisjes en vrouwen niet buiten mochten komen en stenigingen golden als gepaste straf.
In Doha, waar de besprekingen plaatsvinden, veinzen de fundamentalisten nu een ietwat gematigde toon. Maar thuis zijn er weinigen die dat geloven. Kijk naar de gebieden waar de Taliban al de macht grepen, zeggen activisten. Naar Helmand, waar de zedenpolitie terug is en in meerdere districten meisjes niet naar school mogen. ‘Ze spelen het politiek slim’, zegt Sanjer. ‘Maar hun mentaliteit is nog precies dezelfde.’
Hij kan het weten. Als zoon van een academicus groeide de presentator op in Kabul in wat hij omschrijft als een modern gezin. ‘Onze ideeën en die van de Taliban waren heel verschillend.’ Toch besloot Sanjers vader in tegenstelling tot velen uit de Afghaanse middenklasse het land niet te ontvluchten toen de Taliban in 1996 de macht grepen en de bevolking hun extreme interpretatie van de sharia oplegden.
Niet lang daarna nodigde een familielid de toen zeventienjarige Sanjer uit bij Radio Shariat, de propagandazender van de Taliban. De man werkte daar en stelde voor dat Sanjer eens een kijkje kwam nemen in hun studio in Kabul. De dag erna had hij er zelf een baan: Sanjers Engels had indruk gemaakt en dat konden de fundamentalisten goed gebruiken voor de verspreiding van hun nieuws en decreten naar de rest van de wereld.
‘Ik was een student en had geld nodig’, zegt hij erover. Bovendien, zoveel opties waren er niet in de gevangenis die Kabul was geworden. Dus las hij voor. Zoals het nieuws dat de eeuwenoude boeddha’s in Bamiyan zouden worden opgeblazen. Sanjer vertelt dat toen hij de tekst in het Farsi kreeg toegestopt hij zich tot de minister van Informatie keerde die die dag in de studio was. Is dit waar? vroeg hij. Helaas wel, reageerde de minister. ‘Ik zal nooit vergeten dat hij dat woord gebruikte’, zegt Sanjer. ‘Helaas.’
De angst, elke dag weer, om een fout te maken die dodelijk kan zijn, laat hem niet meer los. De lichamen die hij op de fiets naar huis aan bruggen zag hangen. ‘Ik herinner me die tijd als een slechte droom. En ik hoop dat die droom niet terugkomt.’
De peran tumban, de traditionele kledij die hij in die tijd moest dragen, ruilde hij al weer lang geleden in voor westerse pakken – vandaag een zwart colbertje over een roze hemd – zijn baard nu een getrimde versie, een plukje grijs tussen het zwart. Afghanistan nu is niet meer het Afghanistan van toen, zeggen hij en Daneshyar. Een nieuwe generatie is opgegroeid met internet, vrouwen in de regering, vrijheid.
Wie dat moderne Afghanistan in belangrijke mate heeft helpen vormen, is Saad Mohseni: Sanjers baas en de man die gekscherend Afghanistans Rupert Murdoch wordt genoemd. Mohseni’s Moby Group bezit ruim zestig procent van de Afghaanse media. Via ’s lands meest populaire zender Tolo introduceerde hij Turkse soaps vol romantische intriges en zangshows als Afghan Star waarin mannen naast ongesluierde vrouwen deelnemen.
‘Je hoeft mensen niet te vertellen wat goed of fout is’, zegt Sanjer. ‘Je laat het ze gewoon zien.’ Afghanen zijn volgens de journalist nog steeds ‘best een beetje conservatief’. ‘Maar ik denk dat we belangrijke veranderingen teweeg hebben gebracht in hoe vrij mensen zich nu voelen om zich uit te drukken. Van hoe ze praten tot hoe ze zich kleden.’

Behalve door de kritische nieuwsverslaggeving maakt dit gevoel van vrijheid vooral Tolo al lange tijd doelwit van de Taliban. In 2016 ramde een Talib een met explosieven afgeladen auto in een minibus van de zender. Zeven medewerkers kwamen daarbij om. De aanslag volgde op een reportage over de verkrachting van vrouwelijke studenten door Taliban-strijders tijdens hun overname van de noordelijke stad Kunduz.
Een belletje uit Kunduz. In de studio wordt de stemming ineens serieuzer. Een man foetert over de erbarmelijke toestand van hun wegen. Voorzichtig vraagt Sanjer, zijn blik op die van Daneshyar gericht, verder. Of er ook scholen in zijn omgeving zijn. Nee. Is het er veilig? Nee. ‘We willen dat de regering komt en onze wegen maakt.’
Met dit soort telefoontjes uit Taliban-gebied moeten ze behoedzaam zijn, zegt Sanjer als de reclame klinkt. Niet vanwege hun veiligheid, maar die van de beller. ‘Wat als iemand de Taliban vertelt dat die en die naar de radio heeft gebeld en over hen heeft geklaagd. De regering tolereert kritiek, de Taliban doen dat niet.’ Sommige bellers blijven daarom anoniem. Ook zit er twintig seconden vertraging op de lijn. Voor het geval dat.
Sanjers eigen leven wordt door een veiligheidsteam geregisseerd. Hoe laat hij naar zijn werk vertrekt. Via welke route. In de gepantserde auto of in zijn eigen Corolla. Vandaag kwam hij krap vijf minuten voor het begin van de uitzending binnen, morgen is hij misschien een half uur te vroeg. Geen vaste routines. ‘Dat maakt je een makkelijk doelwit.’
Zijn vrouw en kinderen wonen inmiddels al een paar jaar in Turkije. Het risico werd te groot, zegt Sanjer. De dreigende telefoontjes die hij ontving waren té gericht. Zelf heeft hij ook een Turks paspoort. Voor het geval dat. Met zijn Safayee Shahr-collega’s heeft hij het daar deze dagen steeds vaker over. Wat als de Taliban weer aan de macht komen? Blijven ze dan of gaan ze weg? ‘Zoveel jonge mensen zijn al vertrokken’, zegt Sanjer. ‘Er zijn in Afghanistan nog maar twee soorten mensen over. Zij die niet weg kunnen, en zij die hun paspoort al in hun zak hebben, klaar voor vertrek.’
Zelf behoort Sanjer tot die laatste groep. Maar hij is nog niet zover, mijmert hij die ochtend. ‘In Turkije ben ik gewoon een van tachtig miljoen anderen. Hier kan ik elke dag een verschil maken.’ Dat is ook wat hij zijn kinderen wil laten zien als ze Kabul bezoeken, zegt Sanjer. ‘Ik wil niet dat ze als de zoons van warlords worden die een comfortabel bestaan in het buitenland leiden en geen idee hebben hoe hun eigen mensen hier leven.’
Vanwege corona is zijn gezin al een tijdje in het land. Dat gaf Sanjer de kans zijn zoons mee te nemen naar de bazaar, in de bus. Zonder zijn bodyguard, maar met een wapen op zak. En naar het voetbalstadion, natuurlijk. Sanjer met collega’s op de vip-tribune, zijn zoons in het vak ernaast, tussen de supporters. ‘Ik wil ze laten zien dat dit ons land is. En dat ze moeten studeren en terugkomen om voor dit land en deze mensen te werken.’
‘In de naam van God, de almachtige. Hallo, goedemorgen. Al is het geen goede morgen.’ Amper twee weken later is het alsof de lucht uit de kleine studio in Kabul is gezogen. Sanjers stem klinkt mat. Die van Sima breekt. Het is 4 november, een dag nadat gewapende mannen de campus van Kabul University hebben bestormd en het laatste beetje hoop in Afghanistan kapotschoten – 22 doden, veertig gewonden. Jonge studenten. Hun docenten. IS eist de aanslag op, de Afghaanse veiligheidsdiensten wijzen naar de Taliban.
Op de radiogolven van Arman FM maalt niemand om het verschil. Het ene belletje is nog wanhopiger dan het andere. ‘Vertel Ashraf Ghani, schaam je’, huilt een man, zijn woorden amper hoorbaar door de tranen. ‘Waarom geef je onze kinderen weg voor de slacht?’
‘Dit was de moeilijkste uitzending die ik in zeventien jaar heb gemaakt’, appt Sanjer die middag. We spreken af om te bellen, maar dan wordt kort erna in Kabul een oud-collega van Tolo gedood: onbekende daders plakten een stickybomb, een explosief, aan zijn auto. Een week later gebeurt hetzelfde bij een bekende radiojournalist in Helmand. ‘Er komt geen einde aan’, appt Sanjer. ‘God, red ons allen.’
Hun studio is nu een stuk leger. Afwisselend maken ze Safayee Shahr vanuit huis, zodat ze niet alle vier tegelijk in het Arman FM-gebouw zijn. ‘We zijn allemaal soft targets’, zegt Sanjer als we elkaar begin januari weer spreken. Meerdere Afghaanse journalisten zijn het land dan al ontvlucht. Zelf vliegt hij de volgende dag naar Turkije. Voor een paar weken, minstens. ‘Een beetje ademhalen. Er is in Kabul geen zuurstof meer.’ De show zal hij daar blijven presenteren. Via WhatsApp. Opstaan om vijf uur, vanwege het tijdsverschil. Het zal niet hetzelfde zijn, zegt Sanjer. ‘Maar mensen hebben ons nodig.’