Uiteindelijk ben ik toch een jongen van het platteland die wat langer in de stad rondhangt. Ik geneerde me dan ook een beetje toen ik dacht mijn mobiele telefoon te horen terwijl er een merel floot. De grap om bij ieder natuurgeluid «hallo» in je Nokia te schreeuwen, is tenslotte al zó belegen. Koeien, kippen, onweer – alles doet inmiddels éérst aan een nieuw gesprek, aan nieuwe communicatie denken. Alleen het geluid van de ondergaande zon lijkt nog niet als ringtone in gebruik, althans niet dat we weten. Maar ik bleek niet volkomen geperverteerd door de massacultuur. Aan het woord was een merel die een telefoon nadeed. Voor hij zijn karakteristieke – laten we het op z’n Jac. P. Thijsses zeggen – «gekwinkeleer» liet horen, kweelde hij eerst een «type beltoon: low», «oproepsignaal: oplopend». Misschien wel afgekeken van mij, terwijl het juist tijd is voor mijn commentaar op de Nederlandse politiek.

Daar gaat mijn onderwerpen-afstreeplijstje van «het Europa van Tony Blair» in verband met de toekomst van de EU, «de lafheid van Nederland» in verband met Srebrenica of de aanhoudende discussie over de wettelijke plek van referenda in Nederland. Ik overweeg even aan de telefonerende merel een romantische conclusie te verbinden over de teloorgang van het een of ander, bijvoorbeeld over de verwording van de natuur of van de band tussen mens en natuur, of misschien gewoonweg over de ondergang van de beschaving. Al zou het net zo makkelijk zijn om rond het bellende beest een postmoderne reflectie te spinnen over het volkomen samenvallen van natuur en cultuur, waar geen begrijpelijke conclusie uit volgt, maar die wel signaleert dat we definitief in een Nieuw Tijdperk zijn aangeland, post-dit of -dat.

Maar liever hoor ik de bellende merel ook in andermans liedjes. Bijvoorbeeld in het deuntje van Medy van der Laan. Je hoort de staats secretaris van Mediazaken iets aankondigen over de toekomst van de omroepen en denkt: dit is iets nieuws. Maar dan loop je naar de boom waarin ze zit te kwetteren en dringt het tot je door dat Van der Laan iets ouds zegt, dat ze oude zuilen in het publieke bestel wil handhaven en verder verbijsterd naar John de Mol en de Übertokkies zit te kijken. Of neem die andere D66-vogel, Boris Dittrich. Hij weet in de discussie over de WAO zelfs binnen een week een moderne Nokia-sound te maken – het UWV deugt niet – én lekker ouderwets te kwetteren – het UWV moet meedoen aan de uitvoering van de WAO. Of de merel in de «zware» milieucommissie van het CDA. Een commissie die de invoering bepleit van een milieuminister in plaats van een staatssecretaris. Heel goed, want wat milieustaatssecretaris Pieter van Geel nu doet – niks – is zonde van het geld dat hij ervoor krijgt. Maar wie schafte die minister ook weer af, was dat niet CDA-voorman Balken ende in zijn eerste kabinet?

Ook al roepen ze hard het tegendeel, bezien als ambitieuze politici die je moet afrekenen op hun daden stellen de meeste woordvoerders van deze regeringscoalitie op dit moment niet zo veel voor. Maar wat moet je met dat gezeur? Als blackbird, singing in the dead of night (sms blackb. naar 099 voor de ringtone) doen ze het stuk voor stuk aardig.