Ghost © Mikael Eriksson / M Industries

Bij het vijfde album van de Zweedse rockband Ghost zou eigenlijk een pakket moeten worden geleverd. Een feestpakket. Bestaande uit aanstekers om mee te zwieren tijdens de ballads, confettikanonnen om te ontsteken tijdens de refreinen, en met een popquiz met slechts één vraag: naar welke rockklassieker knipoogt dit nummer?

Impera is namelijk niet alleen een even uitbundig als uitzinnig feest van een album, het is ook een verzameling odes aan de klassieke rock uit de jaren zeventig en tachtig. En dus doet Kaisarion meer dan een beetje denken aan Rush in de jaren tachtig, het intro van Spillways aan de debuutsingle van Bon Jovi (Runaway),_ het middenstuk van Respite on the Spitalfields aan dat van Still of the Night van Whitesnake en ís de gitaarriff waarmee Griftwood begint gewoon het intro van Ain’t Talkin’ Bout Love door de betreurde Eddie Van Halen.

De lol spat van elk nummer, de gitaren gieren zoals ze dat anno 2022 nergens meer doen, de koortjes laten Jim Steinman en Meat Loaf tollen in hun graf, en Tobias Forge, het creatieve brein van Ghost, zet werkelíjk álles in om elk nummer Groots en Episch te laten klinken.

Dit zou een recept voor overdaad kunnen zijn, zoals te veel suiker tot vermoeidheid leidt. Maar daar heeft Forge zich stevig tegen gewapend. Allereerst door de kwaliteit van zijn composities, die hij opnam in dezelfde studio waar Abba Dancing Queen en Money, Money, Money vastlegde. De naam Abba valt vaker wanneer het over Ghost gaat, maar nooit eerder ging de band onverbloemder voor de magie van een sterke popmelodie als op Impera. Forge liet zich voor dit album bijstaan door songwriters uit de hitpop, en precies zo klinkt het: alsof een onvervalste metalhead met een diepe liefde voor classic rock een hitfabriek is binnengewandeld. Dan is er de productie. Die is zo glashelder dat vrijwel elk album dat je meteen na Impera beluistert klinkt of iemand een deken over de speakers heeft gegooid.

En dan zijn er nog de twisten: Forge plukt uit zeer onverwachte bronnen. Zoals hij op het vorige Ghost-album in Dance Macabre disco losliet op hardrock, zo duurt het even voor je je realiseert waar dat ritme van Twenties ook alweer is geworteld. Verdomd: reggaeton. Alleen een genie krijgt dit voor elkaar: dansmuziek uit Puerto Rico mixen met doom metal tot een even opzwepend, agressief als pakkend nummer, waarin Forge het fascisme van de vorige jaren twintig doortrekt naar dat van nu, inclusief de taal ervan:

‘In the twenties/ We’ll be grabbing ’em all by the hoohaas’. Want terwijl hij visueel de meest theatrale rockband sinds Kiss en muzikaal de meest theatrale sinds Queen leidt, heeft de geëngageerde Forge, die de opbrengsten van zijn cover van Metallica’s Enter Sandman onlangs nog doneerde aan een zomerkamp voor transgender jongeren, ook een vlijmscherpe pen. Dus gaat die fabuleuze rockronker Griftwood over het messiascomplex van de Republikeinen. Zo knap is de songwriter Forge: pas na het meezingen van al die yeah-heah’ s heb je door in welk discours hij je eigenlijk heeft meegezogen.

Ghost – Impera. Ghost speelt 17 april in Ahoy, Rotterdam