‘MISSCHIEN HEEFT mijn muziek een directe kant die ook mensen aanspreekt die niet gewend zijn naar nieuwe muziek te komen luisteren. Maar ik hoop niet dat het behaagziek is. Die stekeligheid van mij, die zit er natuurlijk altijd omheen en doorheen en in.’ Michel van der Aa, componist, regisseur, librettist, filmer, is ook een aanstekelijke prater. Hij heeft het nog nooit zo druk gehad als nu. Drie grote stukken gaan in Amsterdam in reprise. Maar belangrijker: zijn vrouw, violiste Maaike Aarts, hoopt een dezer dagen te bevallen van hun tweede kind.
Zijn muziek heeft de opvallende eigenschap dat die modern is en toch aansprekend, aangenaam om te horen, maar nooit oppervlakkig. Van kleine, rare muziekstukken, zoals Memo voor viool en draagbare cassetterecorder (2003), waarbij de band wordt teruggespoeld en weer afgedraaid, groeide hij naar kleinschalig muziektheater, zoals One, een kameropera waarin sopraan Barbara Hannigan tegen zichzelf op twee videoschermen zingt. En vandaar naar de volwaardige opera After Life, die in 2006 met veel succes werd opgevoerd tijdens het Holland Festival in het Muziekgebouw aan ’t IJ, in zijn eigen regie en met videobeelden en documentaire interviews door hemzelf. Nu geeft Pierre Audi hem de kans het stuk in een hernieuwde versie te laten zien in de veel grotere zaal van de Stopera.
Het ligt voor de hand te denken dat de opera nu wordt vergroot en uitgebouwd. Maar daar is geen sprake van, zegt Van der Aa: ‘Het wordt juist veel intiemer. Het podiumbeeld is kleiner geworden, want het moet ook passen in de toneelopening van Lyon. We spelen dicht bij het publiek. Er is heel veel aan veranderd. Van de oorspronkelijke acht zangers zijn er twee uit. Dat is een bewuste keuze omdat ik de verhaallijn helderder wilde maken en in de personenregie meer de diepte in wilde gaan.’
After Life heeft inderdaad een complex libretto, gebaseerd op de gelijknamige Japanse film van Hirokazu Kore-Eda. Het gaat over net gestorven mensen die mogen kiezen wat het meest beslissende moment in hun leven is geweest. Dat wordt gefilmd en dat beeld mogen ze meenemen naar de eeuwigheid. Behalve live zangers, videobeelden op schuivende schermen en een lopende band vol tastbare herinneringen zijn er ook nog video-interviews met echte mensen over wat het belangrijkste moment in hun leven was.
Maar Michel van der Aa heeft voor deze nieuwe versie van zijn opera vooral naar de muziek gekeken: ‘De muziek was het onderdeel waar ik drie jaar geleden het minst tevreden over was. Ik heb er toen voor gekozen heel spaarzaam te componeren. Met weinig variatie. Ik was bang dat als ik, met al die video en bewegende schermen, de muziek heel caleidoscopisch zou maken het te veel een circus zou worden. Maar in die spaarzaamheid ben ik toen doorgeschoten. Omdat ik ruimte wilde scheppen voor de enscenering begon ik de muziek op bepaalde plekken weg te cijferen. Dus heb ik nu de hele partituur maat voor maat uitgeplozen en ik heb meer dan een half uur nieuwe muziek gecomponeerd. Het is veelkleuriger geworden. Nu zou je er ook concertant naar kunnen luisteren. Ik heb ook de zanglijnen nog eens doorgenomen. Bij het maken van de liedcyclus Spaces of Blank heb ik immers ook weer iets meer over de stem geleerd.’
Ook Spaces of Blank wordt opnieuw opgevoerd. Nu in de kleinere zaal van het Muziekgebouw aan ’t IJ, waar de scherpte in de muziek misschien iets meer hoorbaar zal zijn dan twee jaar geleden in de warme, ronde akoestiek van het Concertgebouw. Het is een liedcyclus voor zangeres, orkest en geluidsband. Er zijn geen spectaculaire videobeelden of andere theatrale elementen: ‘Ja, maar er staat een fantastische zangeres. Dat is ook een personage. Ik heb Spaces of Blank oorspronkelijk geschreven voor Christianne Stotijn en de teksten met haar besproken en uitgekozen. Het zijn gedichten van Emily Dickinson, Anne Carson en Rozalie Hirs die gaan over angst, het is een virtuele reis door ruimtes van angst, al wordt er nergens concreet over gesproken wat die angst veroorzaakt, je beschrijft de omgeving zodat in de leegte het onnoembare overblijft.
Het gaat voor mij altijd om het idee, om de gedachte. Wat heb je ervoor nodig om die over te brengen? Soms heb je daar helemaal geen video of film bij nodig en kun je het alleen met de muziek, vertellen. Voor mij is het fantastisch dat ik heen en weer mag gaan tussen de concertzaal en het theater en van de kamermuziek naar een groot operahuis.’
MICHEL VAN DER AA is in 1970 geboren en in Schoorl opgegroeid. Zijn moeder was amateurzangeres, zijn vader dirigent en regisseur van de kinderoperette: ‘Dat was mijn eerste aanraking met theater. Ik zag hoeveel je kunt doen met een kartonnen wandje waarop een berg geschilderd staat. In After Life wordt een kampvuur in Afrika nagebootst met papier-maché en een lamp eronder. Ik bedenk nu pas dat het eigenlijk een idee is van mijn vader uit die tijd.’
Hij speelde gitaar, klassiek gitaar: ‘Maar later ook elektrische gitaar in bandjes, want met klassiek gitaar overtuigde je geen meisjes.’ Hij ging naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en deed daar eerst de studie muziekregistratie: ‘Dat is niet alleen maar technisch, je krijgt ook muziektheorie, het is een mooie combinatie van muziek en techniek. Maar ik dacht dat dit toch niet was wat ik mijn hele leven wilde doen. Ik componeerde toen al. En zo ben ik naadloos overgegaan op compositiestudie, eerst bij Diderik Wagenaar en Gilius van Bergeijk, later pas bij Louis Andriessen. Nog weer later kwamen daar de beelden bij, eerst film en toen theaterregie. Dat was een hele oprekking van mijn vocabulaire. Ik heb een cursus film gedaan en kortgeleden een regiecursus aan het Lincoln Centre in New York. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik daar niets van heb geleerd.’
Hij is iemand wiens ideeën komen achter zijn schrijftafel: ‘Of onder het tanden poetsen of onder de douche. Het gaat toch meestal intuïtief. Eerst komt de gedachte, dan pas ga ik technisch aan het prutsen. Het idee is het belangrijkste. Wat wil ik vertellen? Nu ben ik in de luxe positie dat ik van verschillende kanten aanbiedingen krijg en kan kiezen. Het helpt misschien ook dat mijn werk nu door de internationale muziekuitgeverij Boosey & Hawkes wordt uitgegeven. Zij zorgen ervoor dat ik voor een werk verscheidene opdrachtgevers heb, waardoor ik er veel meer tijd aan kan besteden en het vaker wordt uitgevoerd.
Das Buch der Unruhe komt voort uit een opdracht die ik kreeg van de Oostenrijkse intendant van Linz Culturele hoofdstad 2009. Hij vroeg me een muziektheaterstuk te maken met de acteur Klaus Maria Brandauer en over de Portugese dichter Fernando Pessoa. Hij had eerst een ander boek van Pessoa in zijn hoofd, maar dat vond ik te hermetisch, er zat geen lucht in voor muziek en theater. Daarom heb ik zelf gekozen voor Het boek der rusteloosheid, dat eigenlijk bestaat uit dertigduizend velletjes die na Pessoa’s dood in een koffer zijn gevonden. Daar heb ik zelf voor Brandauer in het Duits een tekst uit samengesteld, die te maken heeft met thema’s waar ik mee bezig ben: eenzaamheid, dromen, isolement, alleen maar door een raam naar de wereld willen kijken, niet willen deelnemen aan de wereld en via alter ego’s het leven bij elkaar fantaseren.
Dat is natuurlijk een thema naar mijn hart, want het is een manier om via die alter ego’s, Pessoa noemt ze heteroniemen, een intern denkproces te laten zien. Er is een climax in het stuk, waarin de alter ego’s op de film zich gaan bemoeien met Brandauer op het podium, daar ontspoort het helemaal. Een van die alter ego’s is de Portugese fadozangeres Ana Moura. Voor haar heb ik redelijk schaamteloze fadomuziek geschreven, om de volkse, de aardse kant die Pessoa ook heeft te benadrukken. Zij verschijnt als in een droom, bijna stereotiep, met een os op een landweg. Hij vraagt zich af of zij zijn droom is of hij haar droom. Uiteindelijk komt hij er achter dat hij ook in haar zichzelf tegenkomt.’
VOOR VAN DER AA was het een groot avontuur om met zo’n wereldberoemde acteur als Brandauer te werken: ‘Het is iemand met veel charisma en alle persoonlijke eigenschappen die daar bij komen. Je kunt niet zeggen dat het een weg zonder moeilijkheden is geweest. Maar het was een heel interessante ervaring voor mij. Hij is heel intuïtief. Dat is voor een perfectionist als ik heel vervelend, eigenlijk weet ik dat ik hem maar heel gedeeltelijk heb kunnen regisseren. Je kunt van alles met hem afspreken, maar er zijn ook voorstellingen waarbij hij ineens opstaat en naar de rand van het podium loopt. Dan is het van: “O, jongens, licht erbij! Licht erbij!” Soms was hij vijf minuten te laat met zijn tekst en verscheen er achter hem op een van de ronde videoschermen een fado, en dan blijft hij zo ongelooflijk indringend de zaal in kijken dat je denkt: wouw, wat een geniaal regiemoment! Als we geluk hebben zal dat nu in het Concertgebouw ook wel gebeuren.’
Hoe nieuw en bijzonder het ook is wat hij doet, de ontwikkeling van opera en muziektheater interesseert hem niet zo: ‘Ik vraag me niet af of het vernieuwend is wat ik doe. Ik zoek naar een onderwerp waar ik iets mee kan en waarvan ik het gevoel heb dat mijn publiek er iets mee kan, want ik wil communiceren met het publiek. Ik ga echt niet van tevoren denken: wat zal ik eens doen met bewegende glazen schermen? Als het onderwerp het vraagt ga ik misschien terug naar een schermpje en een stoel. Mijn manier van muziek maken, de manier waarop ik voor stem schrijf, heeft, denk ik, meer te maken met Monteverdi en popmuziek. Ik probeer de melodielijn van de menselijke stem te volgen en hopelijk is het zo helder dat het natuurlijk blijft en de tekst verstaanbaar is. Van dat opera-achtige houd ik niet zo. Ik heb meer met Bach en Radiohead dan met Verdi en Wagner.’
Met dank aan Frits van der Waa.
After Life, 28, 29 september, 2, 3 en 4 oktober, Muziektheater, Amsterdam. Das Buch der Unruhe, 10 oktober in de ZaterdagMatinee, Concertgebouw, Amsterdam. Spaces of Blank, 10 oktober in Muziekgebouw aan ’t IJ