Nee toch. De auteur van het schitterende essay/reisverhalenboek Valse papieren (2012) gaat toch niet het gelijk bewijzen van dat zinnetje van Cyril Connolly: ‘Een kinderwagen in de gang is de doodsteek voor het schrijverschap’?

Doordat er kleine kinderen zijn, kan de vertelster alleen in gestolen uurtjes schrijven, ’s nachts, of tijdens een babymiddagdutje, en daardoor schrijft ze alleen in fragmenten, variërend van één zinnetje tot vijf bladzijden. Die vorm lijkt aanvankelijk wat springerig, van de hak op de tak, totdat je merkt hoe weloverwogen die sprongen zijn en hoe het grillige patroon een secuur weefsel blijkt. Elk draadje ervan is schijnbaar terloops, waardoor de roman aanvankelijk misleidend lichtvoetig oogt: huiselijke anekdotes, herinneringen, kleine dialogen, dagdromen.

Zo zijn er om te beginnen meerdere tijdslagen. De vertelster is getrouwd en heeft twee kinderen. Zij wisselt tussen het heden en haar verleden in New York, toen ze als redactrice bij een uitgeverij op zoek was naar de nieuwe Bolaño, een schrijver met de potentie van een wereldwijde cultstatus. De keuze viel op Gilberto Owen, een tamelijk onbekende (maar in werkelijkheid bestaand hebbende) Mexicaan die in de jaren twintig net als de redactrice en net als Luiselli zelf in de New Yorkse wijk Harlem was komen wonen. Tussen de fragmenten weven zich steeds meer passages uit Owens brieven, als kleine voetnoten.

De Latijns-Amerikaanse literatuur heeft altijd een lenigere omgang met de romanvorm gehad dan de Europese. Denk aan Márquez, Borges, Fuentes, Bolaño: grillige vertellers die al gauw tot de experimentelen of postmodernen worden gerekend. Valeria Luiselli schrijft duidelijk in die traditie, maar geeft hier een geheel eigen invulling aan.

In een interview op YouTube vertelt Luiselli hoe ze aan de hand van Owens brieven de buurt heeft leren kennen en aanvankelijk een soort historische roman had willen schrijven vanuit Owens perspectief. Maar ze trouwde, raakte zwanger en het kwam er niet meer van.

Net als bij de vertelster in het boek: ‘Ze [de kinderen] laten me niet ademen. Alles wat ik schrijf zal – kan – alleen maar van korte adem zijn.’ Namelijk: ‘Een stille roman, om de kinderen niet wakker te maken.’ En ook nog eens, als het oudste kind ernaar vraagt: ‘Het gaat over spoken.’

Hier zien we een tweede invloed van de Latijns-Amerikaanse traditie: die van het bovennatuurlijke en het magisch realisme. Het spookt namelijk in het huis. Eerst lijkt het spook, dat ze ‘Metgeengezicht’ noemen, nog een grapje, totdat het kind ermee praat en het spook blijkt te kunnen voorspellen dat de vader het gezin gaat verlaten en in Philadelphia gaat wonen.

Na pagina 80 lijkt de roman in een nieuw deel een nieuwe verteller te krijgen, alsof we aan die roman beginnen die Luiselli vóór haar zwangerschap wilde maken, maar zodra de fragmenten van de jonge vrouw er weer bij komen, blijkt dat Owen alleen een extra stem in dit spel is, die de roman verrijkt en nog complexer maakt. Zeker wanneer ook Owen spoken ziet. Hij beschrijft ‘echo’s van mensen die misschien ooit in de wereld boven ons gewoond hadden’, zoals de jonge lezende vrouw in haar rode jas, die wij herkennen als de redactrice uit een volgende eeuw. Wie is hier verzinsel van wie? Welk spook dringt wiens realiteit binnen?

‘Ze [de kinderen] laten me niet ademen. Alles wat ik schrijf zal – kan – alleen maar van korte adem zijn’

Luiselli laat Owen in dit boek een theorie ontwikkelen waarbij mensen binnen één leven meerdere keren kunnen sterven: ‘Mensen sterven, op onverantwoorde wijze laten ze een spook van henzelf voor hen in de plaats opdraven, en daarna leven ze door, de originele en het spook, ieder zijn eigen leven.’

‘Een horizontale roman, verticaal verteld’, noemt de vertelster het. Luiselli’s werkwijze is dat ze uit de chronologie van het verhaal (uit het ‘horizontale’) telkens momentopnamen kiest, plakjesvormige dwarsdoorsnedes (het ‘verticale’), variërend van twee regels tot vier pagina’s. Die vorm is spannender en levendiger dan het aanvankelijke, wat schoolse plan. Met dank aan de kinderen die haar dwongen tot die knappe fragmentatie.

Voeg hier nog aan toe dat de echtgenote van de vertelster zelf ook schrijft, filmscripts, en ook dít boek over haar schouders meeleest en van commentaar voorziet, en de postmoderne kermis is compleet. Zweverig crypto-proza? Inderdaad, als je de structuur en het verhaal navertelt, klinkt De gewichtlozen als een nogal academisch boek, maar Luiselli slaagt erin om al die geraffineerde techniek onopvallend en onnadrukkelijk haar werk te laten doen op de achtergrond. Voorop staat haar taal, en die is fris en nergens cryptogrammatisch. Ondanks de slimmigheidjes behoudt haar proza een onbevangen vitaliteit.

Hier is eindelijk weer eens een jonge auteur (uit 1983) aan het werk met trefzekere lef, iemand die het aandurft iets te maken wat echt nieuw is en ook echt verrast. Uit haar eerste boek, Valse papieren, een bundel met essays, reisverslagen en autobiografische fragmenten, sprak al de ambitie tot vormvernieuwing. Er sprak vooral ook een volstrekte eigengereidheid uit de toon, die in De gewichtlozen nog krachtiger is.

Valeria Luiselli is de grote ontdekking van de kleine uitgeverij Karaat, die sinds 2009 als zelfstandige uitgeverij enkele titels per jaar uitgeeft, onopgemerkte schatten, ‘rebels en wonderschoon’, zoals ze dit zelf noemen. Achterin staat zelfs de wens dat de boeken van Karaat ‘in de lokale boekhandel gekocht worden’.

Wij weten wat ons te doen staat.


Valeria Luiselli - De gewichtlozen. Karaat, 192 blz., € 17,95. Vertaling Merijn Verhulst

Beeld: Valeria Luiselli - ondanks de slimmigheidjes behoudt haar proza een onbevangen vitaliteit (Zony Maya).