Vele tientallen mensen – voornamelijk jonge Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders – vulden op 17 oktober twee raadszalen van de Amsterdamse Stopera. Reden voor de enorme toeloop: een hoorzitting over zwarte piet. Een twintigtal personen had twee maanden daarvoor een bezwaarschrift ingediend tegen de aanwezigheid van de ‘racistische figuur’ zwarte piet bij de jaarlijkse Sinterklaas-intocht. De raadszalen puilden uit; wie geen zitplek bemachtigd had moest op de gang staan, waar de hoorzitting live te volgen was op enkele tv-schermen. Er heerste een gemoedelijke sfeer van eensgezindheid, dit was het finest hour in de jonge geschiedenis van de anti-zwarte-pietbeweging. Voorstanders (onder anderen een verslaggever van PowNews) en tegenstanders van de kindervriend wisselden op vriendelijke toon argumenten. Ver weg was de agressieve hysterie die het debat tot dan toe kenmerkte.

Held van de middag was de jonge activist Quinsy Gario (29), een van de belangrijkste aanjagers van het zwarte-pietdebat van de afgelopen twee jaar. Een jonge ondertekenaar van het bezwaarschrift die tijdens de hoorzitting het woord nam prees Gario omstandig voor zijn voortrekkersrol. ‘Nu zullen meer mensen het aandurven om hun mond open te doen en kritiek op zwarte piet te leveren.’ Toen Gario na de hoorzitting de gang op liep werd hij onthaald op luid applaus en gejoel.

De Antilliaanse actievoerder heeft tijden gekend dat hij op minder openlijk geuite solidariteit kon rekenen. Nu is hij de gevierde man. Niet alleen onder zwarte Nederlanders, maar ook onder jongeren van andere allochtone groeperingen. Het debat dat hij aanzwengelde over zwarte piet opende ruimte om aandacht te vragen voor andere vormen van racisme, discriminatie en uitsluiting. ‘De discussie over zwarte piet gaat over meer dan enkel zwarte piet’, schreef de Rotterdamse publicist en universiteitsdocent Zihni Ozdil (32) op de opiniesite joop.nl (oktober 2013). Jonge allochtone intellectuelen grepen het symbool van zwarte piet aan als startpunt voor breed uitwaaierende kritiek op het Nederlandse zelfbeeld van een tolerante, racisme-vrije natie. Dat deden ze op sociale media, op opiniesites, in traditionele media en in de persoonlijke sfeer. Steun ervoeren ze onder meer van de Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer (‘Het politieke tij in Nederland is racistisch’), van het ecri-rapport (oktober 2013) dat Nederland op de vingers tikte voor haar omgang met minderheden, van de internationale berichtgeving over onze black face-traditie (‘Is zwarte piet racism?’ – The Economist), en van Amnesty International, dat eind vorig jaar een kritisch rapport publiceerde over racial profiling door de Nederlandse politie.

‘Mensen met een biculturele achtergrond zijn assertiever geworden wat betreft deelname aan het publieke debat’, zegt een terugblikkende Gario. ‘Ze eisen nu hun plek aan tafel als het over hen gaat. Dat is een goede ontwikkeling die uit de zwarte-pietkwestie is voortgevloeid.’

Een nieuwe assertiviteit onder de jonge allochtone bovenlaag – het is een observatie die breder wordt gedeeld. De ontwikkeling komt niet uit de lucht vallen, vertellen betrokkenen. De kickstart hiervoor vormt weliswaar de discussie over zwarte piet, maar de voedingsbodem wordt gevormd door verschuivingen op het gebied van emancipatie, media, politiek en demografie.

‘Ik heb ook het virus te pakken’, zegt de Surinaams-Nederlandse Dehlia Timman (34) over haar deelname aan het ‘racisme-debat’. ‘Als je het ziet – racisme, discriminatie, uitsluiting – dan zie je het opeens overal. En dan denk je: nou is het genoeg. Nu ga ik mijn mond opentrekken want ik ben het helemaal zat.’ Timman, d66-lid, werkt als politiek assistent bij stadsdeel Amsterdam-Centrum. Naast haar, aan een tafel in café De Stadskantine, zit auteur Abdelkader Benali, die instemmend knikt. Tijdens het afgelopen sinterklaasfeest kreeg Timman voor het eerst ruzie met haar schoonfamilie over zwarte piet. Daarvoor had ze meegedaan aan een debat op de UvA waar ze betoogde dat het sinterklaasfeest een uiting is van de bestaande ongelijkheid tussen blank en zwart. Ook sprak ze er over discriminatie op de arbeidsmarkt en over de dominantie van blanke autochtone mannen op verscheidene maatschappelijke gebieden. De inspiratie om al deze gevoelige onderwerpen te bespreken, zowel publiekelijk als binnen de familie, haalde ze uit de moed van andere gekleurde Nederlanders die het afgelopen half jaar ongelijkheid aankaartten.

‘Het gaat om de macht van het getal’, zegt Timman. ‘Ik was vroeger bijvoorbeeld altijd het enige zwarte meisje op school. Dan pik je al die grapjes en flauwe toespelingen op je achtergrond. Nu zijn er meer mensen zoals ik, hoogopgeleid, met een biculturele achtergrond, en die pikken de uitsluiting niet meer. Dat vind ik heel inspirerend.’

‘Ik heb altijd het veilige midden gezocht’, zegt Abdelkader Benali over zijn positie tijdens het maatschappelijk debat van de afgelopen jaren over de multiculturele samenleving. ‘Ik hoopte daarmee meer medestanders te krijgen. Schouders eronder, samen de polarisering tegengaan. Maar nu ben ik het gewoon zat.’ Hij heeft het dan met name gehad met de wij-zij-verhouding die nog altijd door media en politiek in stand wordt gehouden, vertelt hij. Jongeren die kritiek hadden op het culturele fenomeen zwarte piet werden in het kamp van ‘zij’ geplaatst, dat niets mocht zeggen over de cultuur van ‘wij’. Dezelfde uitsluiting van ‘zij’ ziet hij ook op het gebied van arbeid, onderwijskansen, politiek. Het debat over het multiculturele Nederland heeft nauwelijks iets gedaan ter verbetering van die scheve verhoudingen. Dat zorgt ervoor dat Benali zeker het afgelopen jaar steeds steviger stelling is gaan nemen. Op sociale media en in interviews hekelt hij in duidelijke bewoordingen de xenofobe wind die volgens hem door Nederland waait. Soms doet hij dat bewust tartend en zuigend. ‘Waar ik van schrik is dat mensen totaal niet gevoelig zijn voor de gevoeligheden van allochtonen, maar wel eisen dat je rekening houdt met hun gevoeligheden. Dat vind ik grappig, dan denk ik: dan gaan we er toch wat harder op drukken.’

‘Ik was vroeger altijd het enige zwarte meisje op school. Dan pik je al die grapjes en flauwe toespelingen’

Benali en Timman vullen elkaar moeiteloos aan in het zoeken naar de dieperliggende verklaringen voor de waargenomen assertiviteit onder intellectuele allochtone jongeren. Het is allereerst een gevolg van demografische ontwikkelingen: de allochtone minderheid begint stilletjes de meerderheid te worden in de grote steden en eist daarom dat er meer rekening met hen gehouden wordt. Over deze kentering in machtsverhoudingen schreef Timman in een opinieartikel in de Volkskrant: ‘Dit zal even slikken worden voor de nu nog heersende meerderheidsgroep die de dominante positie een klein beetje zal moeten opgeven.’

De verlammende angst voor politieke correctheid die politieke partijen al tijden in de greep houdt, speelt volgens Benali en Timman ook een belangrijke rol. In groteske vorm zagen ze dat terug in de badinerende toon waarop politieke leiders reageerden op het zwarte-pietdebat: als iets voor overgevoelige zielen, alleen mensen met te veel tijd maken zich hier druk over. Benali: ‘De pvda, van oudsher de allochtonenpartij, die waagt zich er niet aan. De vvd evenmin, want die willen de pvv niet in de kaart spelen. Die angst van politici om voor politiek correct versleten te worden, hun omzichtigheid, die zie je terug op verschillende vlakken die de multiculturele samenleving aangaan. Wat krijg je dan: het terrein ligt nu helemaal braak, het kan weer geclaimd worden door activisten. Het is vooral een activistische generatie die zaken als zwarte piet, discriminatie op de arbeidsmarkt en culturele dominantie agendeert.’ Timman: ‘In elke samenleving heb je racisme. Je mag daarom aan de politiek vragen zich uit te spreken over wat wel en niet acceptabel is. Ik mis dat vanuit Den Haag. De meeste politici zijn te laf om zich uit te spreken.’

Benali en Timman noemen als derde reden voor de uitbarsting van assertiviteit dat de arbeidskansen voor jonge allochtonen nog altijd beroerd zijn. Opeenvolgende scp-onderzoeken laten met toenemende precisie zien dat allochtone jongeren louter vanwege hun achtergrond een minder rooskleurig perspectief op een baan hebben dan hun autochtone generatiegenoten. Tegelijkertijd raken allochtone jongeren steeds hoger opgeleid, maar aan hun achterstelling verandert dit weinig. Timman: ‘Ik ken een Marokkaanse jongen, hij is cum laude afgestudeerd in de rechten, maar hij kan maar niet aan een baan komen. Dat heeft echt niets met stomme pech te maken.’ Benali: ‘Laatst was er veel te doen over een werkgever die in een mail een sollicitant afwees omdat het een “neger” is. Het gebeurt vaker, dit is maar het topje van de ijsberg.’ Timman: ‘Mensen die lager opgeleid zijn, die een lagere positie hebben, die zijn eerder geneigd om het gewoon te slikken. De hoger opgeleiden niet.’

Xenofobie is te lang zonder weerwoord gebleven, vinden jonge allochtonen. Dat de beledigende taal van rechts-populistische politici slechts lauwe reacties bij andere partijen oproept, wekt al tijden frustratie. In de slipstream van het zwarte-pietdebat kwam die tot uitbarsting, met als gevolg mediarelletjes rond Gordon en Jack Spijkerman die grievende uitlatingen deden over minderheden. Timman: ‘Je kon heel lang alles zeggen over minderheden, je werd door niemand gecorrigeerd. Ik denk dat dat nu gaat verdwijnen.’ Benali: ‘Mensen realiseren zich beter dat je anderen echt kunt beschadigen met beledigingen en uitsluiting. Dat is winst.’

Hoogleraar diversiteit en onderwijs Maurice Crul (Vrije Universiteit) en Baukje Prins, lector burgerschap en diversiteit (Haagse Hogeschool) herkennen de toegenomen assertiviteit van jonge allochtonen. Crul: ‘De macht van het getal gaat gelden. Dat zie je vooral in Amsterdam, waar 51 procent van de bevolking bestaat uit allochtonen. De oude meerderheid wordt steeds meer een minderheid, dat heeft weer gevolgen voor wat als de norm wordt beschouwd.’ Prins: ‘In de grote steden zie je ook dat jonge autochtonen veel meer begrip hebben voor de gevoeligheden en problemen van de groeiende allochtone bevolking.’

Ook Crul stipt de situatie op de arbeidsmarkt aan als bron van lang sluimerende onvrede. Jongeren die keurig een opleiding volgen, die vol ambitie zijn maar vanwege hun achtergrond niet aan de bak kunnen komen: dat is een recept voor frustratie die vroeg of laat tot uiting moet komen. Daar bovenop komt nog eens een politiek discours dat in de afgelopen jaren een ruk naar rechts heeft gemaakt. Het is volgens Crul altijd een kwestie van tijd geweest voordat hier een reactie op kwam. De zwarte-pietdiscussie was slechts de lont in dit kruitvat: ‘Er is iets fundamenteels veranderd. De reactie van “dit pikken wij niet meer” zal vaker klinken. Dit is een generatie die hoger opgeleid en mondiger is dan de eerste generatie allochtonen. Ze voelen zich geen gast meer, dit is ook hun land. Je kunt een parallel trekken met de ontwikkeling van de arbeidersklasse en de emancipatie van vrouwen: hoe beter opgeleid ze raakten, des te meer ze zich gerechtigd voelden om zich met maatschappelijke misstanden te bemoeien.’

Prins is vooral de toegenomen mediageletterdheid van deze generatie opgevallen. Het articuleren van hun onvrede is van een verfijndere en inventievere orde dan dat van eerdere generaties. Als voorbeeld maakt ze een vergelijking tussen Quincy Gario en Berryl Biekman, een oud-politica die al jaren eerder tegen zwarte piet streed. Haar academische taal was altijd zwaar van verwijtende verwijzingen naar het Nederlandse koloniale verleden. Gario snapt de huidige tijd beter. Hij heeft zijn boodschap verpakt in een slogan – ‘Zwarte Piet is Racisme’ – die hij afdrukt op T-shirts die hij voor een paar tientjes per stuk aan de man brengt. In zijn media-optredens betoont hij zich een rustige, weloverwogen sprekende jongeman die op argumenten vaart, niet op emotie. ‘Deze generatie jonge allochtonen past beter in het huidige discours.’

Journalist Herman Vuijsje wordt minder vrolijk van het hernieuwde racismedebat. De drukte over zwarte piet en het klakkeloos gebruik van begrippen als racisme en discriminatie wijzen er volgens hem vooral op dat de aanjagers de kwalijke Nederlandse gewoonte hebben overgenomen om over futiliteiten te bakkeleien. ‘Dit is een zelfbenoemde voorhoede van allochtoon Nederland die een coalitie vormt met politiek correcte autochtonen. Die voorhoede wil toegang tot het debatterende en elitaire deel van Nederland. Prima, maar hou je dan bezig met de echte problemen.’

‘De macht van het getal gaat gelden. In Amsterdam bestaat 51 procent van de bevolking uit allochtonen’

Eind december publiceerde Vuijsje een artikel in NRC Handelsblad waarin hij betoogde dat ‘virulent racisme’ in Nederland nauwelijks voorkomt. scp-rapporten lieten bovendien zien dat Nederlanders van niet-westerse afkomst in toenemende mate geaccepteerd worden. Hij gelooft dan ook niet dat onder het oplaaiende ‘racismedebat’ wezenlijke onvrede over maatschappelijke misstanden schuilgaat. Het is eerder een ordinaire uiting van wraak door deze generatie jonge allochtonen op Wilders en consorten. ‘Het is pay back’, zegt Vuijsje. ‘Het is een afleiding van echte problemen zoals discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik geloof ook niet dat het “racismedebat” een ongenuanceerde, maar noodzakelijke manier is om aandacht te vragen voor problemen die te weinig aandacht krijgen. Het is vooral een spijtige vorm van emancipatie van een bepaalde groep hoger opgeleide jonge allochtonen.’

Vuijsje vergelijkt deze groep jonge allochtonen met de ‘zaakwaarnemers’ van arbeidsmigranten zoals we die in de jaren zestig en zeventig hebben gekend: ‘Dit waren de mensen die de gedachten vertolkten van hun hele groep, geloofden we. Vooral in die politiek correcte tijden namen we alles voetstoots aan wat deze zaakwaarnemers beweerden. Een van die zaken was dat culturele aanpassing van migranten aan Nederland niet noodzakelijk is. Door schade en schande hebben we geleerd dat we deze zaakwaarnemers niet klakkeloos moeten geloven als ze zeggen voor de hele groep te spreken.’

Dit zijn niet de allochtonen die bijvoorbeeld problemen hebben met solliciteren, meent Vuijsje: ‘Dit zijn mensen die gevestigd zijn in het elitaire circuit en zich dan druk gaan maken om onbelangrijke dingen. Gewone mensen die normaal in de samenleving functioneren, die reële problemen ondervinden, die hebben hier veel minder mee op.’

Het gemak waarmee deze jonge allochtonen begrippen als racisme en discriminatie in de mond nemen, baart Vuisje zorgen. ‘Zeker het begrip racisme verdient een prudent gebruik, het is een hoofdzonde die gereserveerd moet blijven voor de ergste misstanden.’

‘De zwarte-pietdiscussie heeft zeker een rol gespeeld in de manier waarop de Aziatische gemeenschap reageerde op de kwetsende grappen van Gordon’, reageert de Koreaans-Nederlandse Bianca Kuijper (31). ‘Het inspireerde ons om op een positieve manier aandacht te vragen voor stereotypering van Aziaten.’

Kuijper werkt als coördinator van het CinemAsia Film Festival dat in 2003 opgezet is om stereotypen over Aziaten te doorbreken. Eind november vorig jaar was zij te gast in het tv-programma Pauw Witteman om stelling te nemen tegen de kwetsende grappen die Gordon maakte over de Chinese deelnemer. ‘De jongste generatie Aziaten is hoger opgeleid, ze zijn kosmopolitischer’, zegt ze. ‘Ik werk bijvoorbeeld voor een internationaal bedrijf waar zwarte piet echt not done is. We zijn ook beter dan onze ouders bekend met landen als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië waar raciale stereotypen helemaal een taboe zijn. Dat maakt het voor ons makkelijker om tegen de kwetsende grappen van Gordon in verweer te komen.’

In een open brief aan rtl tekenden Chinese organisaties bezwaar aan tegen Gordons discriminerende uitlatingen. Het woord racisme werd in de brief en ook bij andere protesten bewust vermeden, vertelt Kuijper. Daarin ligt een gelijkenis met de positie die eerdere generaties Chinezen innamen: als er kritiek wordt geuit, dan alleen in de meest voorzichtige bewoording. Op deze manier kregen Kuijper en haar generatiegenoten de oudere generatie – vaak restauranthouders – ook mee om te participeren in een ludiek protest. Wie medio december een nummertje 39 bestelde in een Chinees restaurant kreeg daarop 39 procent korting. ‘Dat we die eerste generatie zo ver kregen was een mijlpaal’, zegt Kuijper. ‘Het heeft voor verbinding tussen Chinezen onderling gezorgd.’

Vorige week kreeg de jonge allochtone voorhoede nieuwe munitie aangereikt: in een nieuw scp-rapport (Ervaren discriminatie in Nederland) werden 12.552 respondenten gevraagd naar hun ervaring met discriminatie. ‘Binnen migrantengroepen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse Nederlanders en migranten uit Midden- en Oost-Europa) heeft een derde tot de helft in de afgelopen twaalf maanden discriminatie in de openbare ruimte ervaren’, wordt vastgesteld. Hoewel gebaseerd op subjectieve ervaringen, weerklinken in het rapport de eerdere kritische bevindingen van de ecri en Amnesty International.

Ook een ander rapport dat vorige week verscheen is gefundeness Fressen voor de jonge, assertieve allochtonen. In Antihomogeweld in Nederland van de Nationale Politie werd een hardnekkige mythe ontzenuwd. Er werd namelijk altijd aangenomen dat Marokkaanse jongeren een onevenredig groot aandeel hadden in anti-homogeweld. Uit het rapport van de Nationale Politie wordt echter duidelijk dat anti-homogeweld vooral een aangelegenheid is voor blanke autochtone mannen.

Het stigmatiserende beeld van Marokkaanse jongens als een verzameling gewelddadige homohaters behoeft dus correctie. De ontketende Abdelkader Benali zette op Twitter alvast een eerste stap daartoe: ‘Marokkanen dubbel gepakt: ze de homohaat in de schoenen schuiven en wegkijken van je eigen problemen. Nederland, ga je schamen.’