OVER HAILE GEBRESELASSIE doen vele verhalen de ronde.
Haile Gebreselassie loopt Mount Entoto op. Daar, op drieduizend meter hoogte, zit een jongetje op een rots. Haile stopt.
‘Wat doe je?’ vraagt het jongetje aan Haile.
‘Ik ben aan het trainen’, zegt Haile.
‘Waarvoor dan?’
‘Ik wil een gouden medaille winnen op de Olympische Spelen.’
‘Onmogelijk’, zegt het jongetje.
‘Hoezo onmogelijk?’ reageert Haile verbaasd.
‘Omdat Haile Gebreselassie de gouden medaille gaat winnen.’
‘Dat zullen we nog wel eens zien’, antwoordt Haile terwijl hij weer naar beneden rent.
‘Vergeet het maar, man’, roept het jongetje hem achterna. ‘Niemand kan Haile Gebreselassie verslaan.’
De status van de Ethiopische langeafstandsloper Haile Gebreselassie (1973) is in zijn eigen land nauwelijks te overschatten. De man die goud won op de tienduizend meter tijdens twee Olympische Spelen, in Atlanta 1996 en Sydney 2000, is niets minder dan een nationale held.
Maar in de aanloop naar de Olympische Spelen in Peking is vooral de vraag: doet-ie het of doet-ie het niet? Gebreselassie is inmiddels 35, en niet meer de snelste man ter wereld op de tienduizend meter. In eigen land zijn er zeker drie, vier atleten die hem op deze afstand kunnen verslaan. Gebreselassie is daarom overgestapt op de marathon, waarop hij sinds vorig jaar houder van het wereldrecord is, maar juist de marathon laat hij schieten in Peking. Hij heeft astma, en de slechte kwaliteit van de lucht in de Chinese hoofdstad zou een té grote hindernis zijn. En daarom wil de levende legende nog één keer vlammen op zijn oude afstand, de tienduizend meter. Haile Gebreselassie kwalificeerde zich eind mei tijdens de Fanny Blankers Koen Games in Hengelo voor de Olympische Spelen op de ‘tien’. Hij moest daarvoor zijn snelste tijd van de laatste vier jaar eruit persen. Hij werd, breed lachend, tweede. Achter Kenenisa Bekele.
Kenenisa Bekele dreigt de laatste droom van Gebreselassie te verstoren. Hij groeide op in de heuvels rondom de plaats Bekoji, in de centrale hoogvlakte van Ethiopië. Als jongen gaf hij de voorkeur aan wiskunde en natuurkunde boven sport. Hij wilde ingenieur worden. Alles liever dan koeien verzorgen of op het land werken, zoals zijn familie generaties lang had gedaan. Uiteindelijk bleef hem dat inderdaad bespaard. Een leraar zag Kenenisa voetballen en merkte op dat hij behalve over snelheid ook over een onwaarschijnlijk uithoudingsvermogen beschikte. Eenmaal aangesloten bij een van de atletiekverenigingen in Addis Abeba liet hij al snel de gevestigde namen zijn hielen zien. Bekele won in Athene in 2004 zilver op de vijfduizend meter, en goud op de tienduizend meter – waarbij Gebreselassie vijfde werd. Bekele is tevens wereldrecordhouder op beide afstanden. Kenners verwachten in Peking een legendarisch gevecht.
Inmiddels benadert Bekele zijn illustere voorganger Gebreselassie in aanzien en status. Maar waar Gebreselassie bekendstaat als toegankelijk en toeschietelijk, daar is Bekele grillig en ongenaakbaar. Bekele gaat volledig zijn eigen gang. Om niet te hoeven meetrainen met zijn teamgenoten legt hij momenteel een volwaardige atletiekbaan aan in zijn eigen achtertuin. En als het Ethiopische nationale team naar een wedstrijd afreist, dan neemt Bekele steevast een vliegtuig eerder of later, of kiest een andere route. Net zoals Gebreselassie zijn hardloopgeld heeft geïnvesteerd en inmiddels een succesvol zakenman is geworden, zo is ook Bekele inmiddels met de bouw van een commercieel imperium begonnen. Hij is onder meer in zee gegaan met een Nederlandse pannenkoekenfabrikant om in Ethiopië de populaire pannenkoeken (injera), gemaakt van de lokale graansoort teff, machinaal te gaan vervaardigen. Daarbij kan Kenenisa graan van eigen landerijen betrekken, want hij is inmiddels een van de grootste grondbezitters van Ethiopië. Zijn koopdrift is legendarisch. Bekend is het bezoek dat hij in Nederland bracht aan een BMW-dealer, na zijn geslaagde aanval op het wereldrecord op de tienduizend meter. Hij had zijn zinnen gezet op een grote terreinwagen, maar raakte zo onder de indruk van de snelle BMW M6 sportwagen dat hij die ook maar aanschafte.
Op de lange afstanden heeft Ethiopië vooral tegenstand te duchten van buurland Kenia. Beide landen delen de Riftvallei, waar de omstandigheden ideaal zijn voor langeafstandslopen. De regio herbergt een onuitputtelijke voorraad potentiële kampioenen: kleine, pezige mannen en vrouwen met een overdaad aan rode bloedlichaampjes en gemotiveerd tot op het bot. De laatste tien jaar is Ethiopië het buurland voorbij gestreefd. De twee landen hebben de fysieke kenmerken van hun hardlopers gemeen, maar verder kunnen Ethiopië en Kenia niet méér verschillen in de aanpak van de sport. Waar de Kenianen vooral een individuele aanpak kennen, waarbij iedere atleet voor eigen glorie gaat en ook een eigen trainingsaanpak heeft, daar kiest Ethiopië voor de collectiviteit en de groepsdiscipline.
De greep van de Ethiopische bond op de atleten is veel groter dan in Kenia. Om naar het buitenland te mogen afreizen moeten de Ethiopische atleten toestemming krijgen van de bond. De atleten worden geacht lucratieve optredens bij commerciële wedstrijden te laten schieten voor deelname aan de nationale ploeg. Individuele belangen komen op de tweede plaats. Alle Ethiopische atleten die ik vroeg naar hun motivatie begonnen meteen over hun wens om te schitteren voor hun vaderland. In ruil voor dat patriottisme krijgen atleten vaak mooie posities binnen het staatsapparaat, vooral bij de politie en het leger. Zo is marathonloopster Gete Wami bijvoorbeeld benoemd tot luitenant-generaal in het Ethiopische leger, een puur formele functie, maar die wel aangeeft dat de overheid het belangrijkste exportproduct van het land, de hardlopers, graag aan zich bindt.
De Ethiopische aanpak blijkt de laatste jaren het meest succesvol. Zowel bij de laatste drie Olympische Spelen als bij de wereldkampioenschappen heeft Ethiopië meer medailles gewonnen dan het buurland.
De Ethiopische successen zijn voor een groot deel te danken aan één oude, grijze man: de illustere dr. Woldemeskel Kostre, al meer dan 25 jaar de grote man van de Ethiopische atletiek. Hij studeerde in Hongarije, waar hij promoveerde op de studie lichamelijke opvoeding. Bij terugkeer naar Ethiopië nam hij uit het Oostblokland de aanpak mee van discipline en zelfopoffering.
Dr. Kostre ziet er veel ouder uit dan zijn 61 jaar. Dat komt ook doordat hij zwaar leunt op een stok en zich kromgebogen voortbeweegt – in 1999 kreeg de wonderdokter van het Ethiopische hardlopen een ernstig auto-ongeluk. Een operatie in Nederland zorgde ervoor dat hij weer kon lopen, maar het gaat moeizaam. Verder ziet hij er in trainingspak en met een stopwatch om de nek echt uit als een hardloopcoach. ‘De Dokter’, zo wordt Kostre genoemd door zijn pupillen. Of soms ook ‘coach’. Uit beide aanspreektitels klinkt ontzag voor de man die de laatste decennia scheepsladingen vol medailles naar het Oost-Afrikaanse land heeft gebracht. Zelf was ‘coach’ Kostre een veelbelovend 1500 meter-loper, die zich zelfs kwalificeerde voor de Olympische Spelen van Tokio (1964), maar hij gaf indertijd voorrang aan zijn studie.
Liepen de Ethiopiërs vóór die tijd vooral op doorzettingsvermogen en talent, in het tijdperk-Kostre gaat het er meer methodisch aan toe. Kostre: ‘Wat ik heb ingebracht na mijn verblijf in Hongarije en door mijn studie is het indelen van een seizoen. Voorheen trainden de atleten het hele jaar door hetzelfde. Ik heb dat ingedeeld. Tijdens het raceseizoen moet je anders trainen dan in de maanden dat er geen races zijn. Eerst moet je kracht en uithoudingsvermogen opbouwen en later werken aan pure snelheid.’ De tijden van Abebe Bikila zijn voorbij, zegt Kostre, refererend aan de legendarische loper die bij de Olympische Spelen in Rome in 1960 tot ieders verrassing de marathon won; op blote voeten omdat zijn schoenen onvoldoende ingelopen waren, maar wel in een nieuwe wereldrecordtijd.
Ook de selectie van talenten is geprofessionaliseerd. De Ethiopische atletiekfederatie heeft in het hele land trainingscentra opgericht waar jonge lopers zichzelf kunnen laten zien. ‘Zijn ze goed, dan kunnen ze naar Addis komen, en bij een club lopen. De besten daarvan komen uiteindelijk bij mij.’
Kostre is van het autoritaire leiderschap. Dat is al duidelijk aan het ontbijt in het atletenhotel. Een grom van ‘de dokter’ is al genoeg om mensen op te laten veren om thee of een broodje te halen. En wee de atleet die er tijdens de training met de pet naar gooit of het trainingsschema van Kostre aan de laars lapt. ‘Dan treed ik hard op’, zegt Kostre. ‘Zelfs de allergrootste atleten, zoals Kenenisa Bekele, Meseret Defar en Haile Gebreselassie moeten dat niet proberen.’
Wat dat laatste betreft houdt dr. Kostre de schijn een beetje op. In werkelijkheid zijn de toplopers grotendeels aan zijn controle ontsnapt. Voor de individuele wedstrijden waar veel geld te verdienen valt gaan zij hun eigen gang. De belangen zijn dan te groot om te luisteren naar de bejaarde nationale coach. De buitenlandse bureaus die de belangen van de sporters behartigen klagen soms over de ouderwetse opstelling van Kostre. De Nederlandse sportmanager Jos Hermens is niet onder de indruk van de prestaties van Kostre: ‘Als ze jou en mij dertig Ethiopische toppers ter begeleiding geven, waarvan je er na een zware selectie vijf over moet houden, dan kunnen wij ook wereldtoppers kweken.’
Maar dr. Kostre heeft een dikke vinger in de pap bij het samenstellen van de nationale Ethiopische ploeg. Zo heeft hij zich lang verzet tegen het meedoen van Haile Gebreselassie aan de tien kilometer in Peking. ‘Haile is gewoon niet snel genoeg meer’, liet hij in het openbaar weten. Uiteindelijk moest hij bakzeil halen. Het idee dat de nationale held Gebreselassie niet de gelegenheid zou krijgen voor een derde gouden medaille was voor veel Ethiopiërs onverteerbaar.
Een goed optreden op de Spelen kan de naam van een atleet internationaal vestigen, waarna de startgelden navenant toenemen, dus kunnen de toppers dr. Kostre niet al te zeer tegen zich in het harnas jagen. En dus zetten de gearriveerde sporters hun mobieltje uit als ze met Kostre werken. Zakelijke beslommeringen hebben geen plaats in het trainingsschema van de coach. ‘Ook als Bekele of Gebreselassie hier is zeg ik: als je bij mij bent, dan eis ik volledige aandacht. Dat mobieltje gaat uit. “Yes coach”, zeggen ze dan.’
Olympische Spelen Peking: finale tienduizend meter heren, 17 augustus