De reden daarvoor is eenvoudig: via de historische omweg biedt het boek een verrassend kijkje in de eigen tijd. De wereld die Van der Woud in De nieuwe mens schetst is de onze, met als belangrijkste verschil dat wat honderd jaar geleden nieuw was tegenwoordig normaal is.

Van der Woud betoogt dat er ergens rond het jaar 1900 een eind kwam aan het tijdperk van Cultuur met een grote C en dat van de cultuur met een kleine c begon. Laatstgenoemde was open en van iedereen, eerder Amerikaans dan Europees, meer van het beeld dan van de letters, meer van de journalistiek dan van de wetenschap en meer van de straat en de kroeg dan van de bibliotheek en de concertzaal.

Toch is deze open- en alledaagsheid volgens Van der Woud niet het belangrijkste kenmerk van de verandering die destijds plaatsvond en waardoor op den duur de moderne tijd werd gevormd. Dat is het fenomeen dat je nog het best met het begrip verlokking kunt uitdrukken. We leven in een wereld van glitter en glamour, reclame en etalages, een wereld van steeds meer, steeds nieuwere en steeds mooiere uitdagingen. Onze wereld is overstelpt door beelden in alle betekenissen van het woord. Het is precies hetzelfde als de Vlaamse socioloog Marc Elchardus een jaar of tien geleden in zijn boek over de symbolische samenleving beweerde – met het verschil dat hij over het heden sprak terwijl Van der Woud het vooral over het verleden heeft. Maar de conclusie is dezelfde – en de moraal ook. We jagen beelden na en dat maakt ons niet alleen onrustig maar ook ongelukkig. Want beelden zijn als de horizon. Met elke stap naar voren schuiven zij een stukje naar achteren.