Dit gaat echter niet op voor kindervoorstellingen. Daar is het publiek de absolute graadmeter. Of een voorstelling wel of niet geslaagd is, wordt uitsluitend bepaald door de aandacht en reactie van de kinderen. In die zin doorstond het muziektheaterstuk Ik fluit beter dan mijn moeder, dat afgelopen zondag door fluitensemble Tegenwind in Tilburg in première werd gebracht, de toets der kritiek. Een zaal vol kinderen zat vrijwel ademloos drie kwartier te kijken en te luisteren.
Hoe dat kan is mij eerlijk gezegd een raadsel. Ik fluit beter dan mijn moeder heeft geen verhaal en geen plot. En ook nauwelijks mooie muziek. Het stuk opent met een vrolijk en elegant mopje van Mozart, maar dat loopt langzaam helemaal spaak en eindigt met bloedstollende dissonanten die akelig in elkaar wringen. Vaak gaat het er grof aan toe. Hard en vals zou je het leidmotief in de voorstelling kunnen noemen.
De drie fluitistes - Anne LaBerge, Marieke van der Horst en Lia Koolmees - staan in een tamelijk leeg decor. Alledrie hebben ze een stoeltje, een microfoon, een standaard met verschillende fluiten en op de achtergrond een haardvuurtje. Strak geregisseerd en gestileerd in hun bewegingen staan ze op een rijtje, tamelijk statisch. Marieke houdt op haar horloge bij hoe lang ze haar adem in kan houden en blaast haar longinhoud in de microfoon leeg. Lia vertelt dat ze bij het fluiten vaak naar de grond kijkt, terwijl Anne altijd recht voor zich uitkijkt. ‘Ik sta, ik zie, zo zie je maar’, volgt een ritmische, rap-achtige canon. Lia komt op de grond van alles tegen. Eerst een lolly die op advies van Anne in een grote boog wordt weggegooid: ‘Do you think you can do that with a lollipop in your mouth?’ roept ze tegen haar fluitende zuster. Even later ziet Lia een jongen op de grond. Anne hoort slechts de stilte. En daarin de fluitende wind. Een ijl geblaas dat je natuurlijk prachtig kunt laten horen op drie fluiten. Het zijn thema’s die in het vervolg van de voorstelling steeds terugkomen. Steeds in andere combinaties.
Zoals een jongleur met zijn ballen goochelt, zo speelt Heleen Volman die de tekst schreef, met de woorden. Ze introduceert een reeks begrippen: stilte, kou, grond, wind, de jongen, zijn vogel en een moeder (die er niet toe doet). Op een associatieve manier combineert ze die begrippen tot een serie abstracte scènes, grappig, serieus en absurd ineen. Ze worden afgewisseld met fluitgedeelten waarin alle typen fluiten de revue passeren. Een leuk huppelig trio op de piccolo ontaardt in een oorverdovend gepiep. Sorry, klinkt het na afloop laconiek uit Mariekes mond. Op de basfluit speelt het trio ‘op de Afsluitdijk met windkracht 10’, een swingend stuk. Anne LaBerge laat zien hoe je op de fluit tegelijk kunt zingen en fluiten, waardoor een verrassende tweestemmigheid ontstaat.
Waar gaat Ik fluit beter dan mijn moeder over? Op muzikaal niveau gaat het over muziek maken. Over het plezier in fluiten, hoe je fluit een kameraadje is, en wat je wel niet allemaal kunt op de fluit. Op tekstueel niveau geeft het de belevingswereld van een kind weer: klein en grenzeloos tegelijk. Vandaar die goede pers?

  • Fantastic Rhythm is een aan de vergetelheid ontrukt muziektheaterstuk van de Amerikaanse jazzlegende Billy Strayhorn. De Veenstudio van Hollandia presenteert samen met het Dutch Jazz Orchestra, versterkt met de zangeressen Majorie Barnes en Adriana Romijn, een moderne versie. Geregisseerd door Paul Koek en met beeld- en geluidsamples van Florentijn Boddendijk. Woerden (25 en 26 oktober), Sittard (27), Haarlem (28), Zwolle (29), Apeldoorn (30) en Amsterdam (31).