
De foto verscheen direct na de Berlijnse stadsverkiezingen op de Duitse online-media: de lokale AfD, die met 14,2 procent voor het eerst in het parlement was gekozen, had op haar verkiezingsfeest een grote schaal met rauw gehakt en ui op de buffettafel uitgestald. ‘Hackepeter’ noemen ze zo’n gerecht in Berlijn – de partijnaam was er met letters van gehakt bovenop geschreven. Het is een vleesschotel die ‘alles zegt over die partij’, luidde het spottende commentaar van twitterende critici. Het gerecht was uiterst populair in de jaren vijftig, maar nu – in een tijd dat de döner het lievelingsfastfood van de Duitsers is geworden – is het eigenlijk alleen nog op opa’s verjaardag te vinden.
Je kunt makkelijk om de AfD-catering lachen, maar de keuze is wel bewust. De vleesschotel is bedoeld als een eenduidige politieke boodschap, in dezelfde categorie als Geert Wilders die zich op zijn Facebook-pagina voor een oud-Hollandse molen in een ongerept weidelandschap laat afbeelden. Rauw vlees gaat als symbool zelfs nog ietsje verder dan de molens: het is de afwijzing van ál die morele principes die in het tijdperk-Merkel zo breed zijn uitgedragen, tegen het alomtegenwoordige groene gezondheidsdenken, tegen de ‘vrouwelijke’ waarden. Maar natuurlijk is het boven alles een ‘oer-Duits’ gerecht dat moet verwijzen naar een tijd vóór de vluchtelingen, vóór het aanrandingsdrama in Keulen, vóór de aanslagen in Ansbach en Würzburg.
De AfD weet precies waar ze op inspeelt: want terwijl het dagelijkse politieke debat vooral om praktische thema’s cirkelt, speelt eronder een veel langduriger conflict in het hedendaagse Duitsland – rond de vraag naar de nationale identiteit.
Natuurlijk, ook in christen-democratische kringen weet men dat hiermee nu stemmen te winnen zijn. ‘Hoewel het ons beter gaat dan zelden ervoor’, zei Thomas de Maizière, minister van Binnenlandse Zaken (cdu), eind augustus plechtstatig, ‘zijn we te onzeker over ons zelf, over onze identiteit; we weten niet meer precies wat ons tot Duitser maakt.’ Alleen: een antwoord hierop is vanuit deze hoek niet zo snel te verwachten. Merkel hield het in haar laatste toespraak voor het parlement bij een geruststellend doch onduidelijk: ‘Duitsland zal Duitsland blijven, met alles wat ons dierbaar en waardevol is.’ Zelfs bij de altijd zo ferme Beierse partner csu weet men geen eenduidig antwoord te vinden. Zeker, de partij spreekt zich uit tegen een liberaal ‘multiculturalisme’ en voor een dominante ‘Leitkultur’. Maar dan begint het probleem pas. Want wat is dat dan precies, die ‘Duitse Leitkultur’? Wordt die bepaald door de grondwet, de christelijke waarden, de kennis van Bach en Goethe? En wat te doen met die last van de holocaust, het ‘fundament’ van de Duitse identiteit, zoals Joschka Fischer het eens heeft geformuleerd: moeten moslimmigranten die ook voelen?
Op het eerste gezicht lijkt er weinig veranderd in vergelijking met zestien jaar geleden, de laatste keer dat er zo’n vurig nationaal debat over de nationale ‘Leitkultur’ werd gevoerd. Toen was het de rechtervleugel van de cdu die het begrip lanceerde: migranten dienden zich aan een dominante Duitse cultuur aan te passen. Links wees de term toen categorisch af, en de meeste intellectuelen vonden dat er na 1933 sowieso ‘beter niet meer Duits kon bestaan’.
Nu is de nieuw-rechtse AfD de aanjager van dit debat over de nationale identiteit. De AfD is bij lange na niet zo groot als in Nederland de pvv of in Frankrijk het Front National, toch bepaalt ze de toon volledig – en voor subtiliteiten is daarbij geen plaats. De partij gaat nog veel verder dan alleen het begrip ‘Leitkultur’. AfD-partijleider Frauke Petry opperde dat het uiterst beladen begrip ‘völkisch’, dat door de nazi’s veel is gebruikt, wat haar betreft best wel weer eens ‘positief’ mag worden gebruikt. Het komt tenslotte gewoon van ‘volk’, zegt ze.
Ook op de actuele bestsellerlijsten lijkt een rechtse invulling van de zoektocht naar identiteit te overheersen. Hans-Olaf Henkel, voormalig industrieel en voormalig AfD-vice-voorzitter, schreef Deutschland gehört auf den Couch! Warum Angela Merkel die Welt rettet und unser Land ruiniert. Volgens hem lijdt zijn land aan een ‘zwakke eigenwaarde’, te wijten aan het ‘helper-syndroom van de elite, terug te voeren op de in Duitse naam begane misdaden van het naziregime’. Maar iets nader beschouwd blijkt het debat anno 2016 toch anders te verlopen dan in 2000. Zo doen nu verschillende migranten eraan mee, en die nemen niet per se de klassiek-linkse of -rechtse positie in. De relatief jonge journaliste Düzen Tekkal, Duitse van Jesidische afkomst, roept in Deutschland ist bedroht de Duitsers op om sterker de westerse waarden, zoals die van vrije meningsuiting, te verdedigen tegen zowel islamisten als rechtspopulisten. Op hun beurt zouden migranten zich de Duitse geschiedenis, ook de holocaust, eigen moeten maken.
Ook het succesvolste boek rond dit thema past bij de zoektocht naar een meer gedifferentieerde identiteitsopvatting. Die neuen Deutschen heet het, het staat al een paar weken in de top-vijf van meest verkochte boeken, en is geschreven door een usual suspect van de non-fictiebestsellerlijst, de sterpoliticoloog Herfried Münkler, deze keer met zijn vrouw Marina Münkler, literatuurwetenschapper in Dresden.
Münkler, die tot nu toe vooral als een wat bedaagd conservatief gold, heeft hiermee ‘bijna driehonderd pagina’s invulling gegeven aan Merkels Willkommenskultur’, zoals conservatieve kranten als de Frankfurter Allgemeine Zeitung en Die Welt enigszins geschrokken, en de progressieve Der Spiegel juichend opmerkten. Volgens de Münklers is Duitsland het enige land in Europa dat in de vluchtelingencrisis zijn ‘verantwoordelijkheid’ heeft genomen. Niet vanwege een Auschwitz-complex, maar uit barmhartigheid.
De titel lijkt heel keurig, maar de Münklers provoceren er wel een beetje mee. Met ‘nieuwe Duitsers’ worden niet alleen de vluchtelingen bedoeld die ‘Duits’ gemaakt dienen te worden. De ambitie is ook de Duitse ‘Alt-eingessessen’, de autochtone Duitsers, een nieuwe identiteit te bezorgen. De inhoud overtuigt critici en lezers slechts ten dele: het is kwalitatief niet te vergelijken met de grondige aanpak van bijvoorbeeld Herfried Münklers monumentale Die Deutschen und ihre Mythen uit 2009. Volgens Die Zeit is het daarbij veel te ‘neoliberaal’, en volgens de Frankfurter Allgemeine juist een ‘naïeve sociale utopie’. Dat dit boek desondanks een verkoopsucces is, zegt dan ook veel over het actuele debat over multiculturalisme versus Leitkultur.
Dit debat lijkt op het eerste gezicht hetzelfde te verlopen als in Nederland, maar dat is niet het geval. Duitsland heeft in de afgelopen vijftien jaar een bijna tegengestelde ontwikkeling doorgemaakt. In de jaren negentig, toen in Nederland ostentatief een liberaal multiculturalisme werd gevierd, was dat in Duitsland allerminst het geval. Met enkele miljoenen migranten bestond er in de praktijk weliswaar een multiculturele samenleving, maar er was geen politiek beleid. In 2016 is een cdu-kanselier de belichaming van een ‘Willkommenskultur’, twintig jaar geleden ontkende de cdu glashard dat Duitsland een ‘immigratieland’ was.
Van integratiemaatregelen was dan ook geen sprake. Links noemde taalcursussen ‘zwangsgermanisieren’, en rechts meende dat de ‘gastarbeiders’ toch wel weer teruggingen. Turkse migranten werkten vooral in de industrie. De werkloosheid onder hen was minder hoog dan in Frankrijk of Nederland. Maar aan de andere kant: in het openbare leven waren ze nauwelijks zichtbaar – niet als beambten of zelfs maar als trambestuurder.
Dat had met een andere opvatting van het staatsburgerschap te maken. De Duitse identiteit bleef opvallend lang etnisch gedefinieerd. Tot 1999 hield Duitsland als een van de weinige landen in Europa vast aan het ius sanguinis, het bloedrecht: Duits staatsburger kon (bijna) alleen degene worden die Duitse ouders had. Zelfs kleinkinderen van Turkse gastarbeiders die in Duitsland waren geboren, werden niet vanzelf Duitser. Dit vroegere beleid is er mede de oorzaak van dat Duitsland nu nog steeds opvallend weinig moslimmigranten in hoge functies heeft. Een burgemeester als Aboutaleb is er nog ver weg.
De omslag is nog niet zo lang geleden in gang gezet. Terwijl in Nederland steeds sterker werd getwijfeld aan de liberale opvatting van multiculturalisme zocht Duitsland in de 21ste eeuw juist voorzichtig naar manieren om zich te openen. Vanaf 2000 kwam er een nieuwe wet waardoor het staatsburgerschap werd verruimd, en in 2012 werd voor het eerst officieel door de cdu gezegd dat Duitsland een ‘Einwanderungsland’ was.
De ‘Duitse identiteit’ leek een toekomst tegemoet te gaan als ‘bunt’ en ‘weltoffen’. Het symbolisch hoogtepunt vond plaats in 2010, toen schrijver Navid Kermani, Duitser met Iraanse ouders, ter gelegenheid van het 65-jarige bestaan van de Bondsrepubliek het parlement mocht toespreken. Kermani, die nu zelfs als mogelijke presidentskandidaat genoemd wordt, pleit er al jaren voor dat ‘de Duitse identiteit’ uit verscheidene identiteiten kan bestaan.
Inmiddels is het de vraag of deze door de elite uitgedragen ‘Weltoffenheit’ wel zo breed verankerd is – tenslotte is het land er feitelijk nog helemaal niet mee vertrouwd. Het is niet voor niets dat het eerste grote debat over de Leitkultur plaatsvond in 2000, het jaar van de wetswijziging van het staatsburgerschap. Het ging de rechterkant van de politiek te snel. En ook nog in 2010, midden tijdens het nieuwe beleid van de ‘Weltoffenheit’, keerde Merkel zich tegen vrijblijvend ‘multiculturalisme’: ‘Multikulti ist gescheitert.’
Logisch dus dat sinds september 2015 het tweede grote Leitkultur-debat weer op gang is gekomen. Het voorzichtige begin waarmee Duitsland zich voor ‘het vreemde’ heeft opengesteld, is gevolgd door een extreme versnelling door de komst van de vluchtelingen. Dit nieuwe debat over nationale identiteit begon een stuk minder opgewonden dan in 2000, maar uit zorgen over de rechts-extreme aspecten van de AfD is al snel de polarisering weer teruggekomen.
Het begrip ‘Leitkultur’ wordt in de meeste leidende links-liberale media daarom afgewezen. ‘Er is feitelijk geen leidende cultuur’, schrijft Jens Jessen, publicist van Die Zeit, deze week verontwaardigd. ‘Het is net zo goed Duits om met je vingers van een papieren bord te eten als met zilveren bestek van porselein.’ ‘Ik hoef jullie waarden niet’, schrijft een Spiegel-columnist over de AfD en de csu. Ook de omgang met ‘patriottisme’ blijkt weer vol valkuilen; om die reden ontbraken bij het afgelopen EK voetbal in juni de vele openlijke vlaggetjes en andere uitingen van ‘vrolijk’ patriottisme, die in 2006 en 2010 – de periode van de breed uitgedragen ‘Weltoffenheit’ – heel ontspannen mogelijk waren.
En toch blijkt het debat over de identiteit daarmee niet zo eenvoudig afgesloten te kunnen worden. Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van de Duitsers nog steeds achter een ‘Willkommenskultur’ staat, maar dan dient die wel gereguleerd te worden. Ook moeten er principes komen waaraan de nieuwelingen zich kunnen aanpassen. Zelfs uiterst linkse columnisten als Jakob Augstein hebben daarom over de noodzaak van een vorm van ‘Leitkultur’ geschreven.
Die neuen Deutschen van de Münklers is ook zo’n poging het denken over identiteit in Duitsland uit de rechterhoek te halen, weg van de etnische definitie. De auteurs spreken zich duidelijk uit tegen de AfD, de roep om ‘Leitkultur’ vinden de auteurs slechts een ‘fysiologische reactie van afgematte geesten’. Net zo min zien ze toekomst in multiculturalisme zonder bindende principes. Duitsland, schrijven ze, was feitelijk altijd al een immigratieland. Inmiddels heeft een vijfde van alle staatsburgers een ‘Migrationshintergrund’ en stevent de gehele bevolking af op dertig procent. Dat betekent dat er gezocht móet worden naar iets wat voor gemeenschapszin kan zorgen.
Hun voorstel oogt in eerste instantie uiterst pragmatisch. Duitsland heeft een nieuwe positie op het internationale wereldtoneel gekregen, het land is de ‘Macht in der Mitte’, en dient daarom stabiel en economisch welvarend te blijven. Maar precies daarom heeft het migranten nodig: er zijn te weinig werkkrachten voor de economie, de Duitsers zelf planten zich al jaren veel te weinig voort.
Die migranten dienen echter wel geschikt te zijn voor deze taak. Omdat zich onder de miljoen vluchtelingen vooral laagopgeleiden bevinden, is het niet alleen noodzakelijk om die zo snel mogelijk klaar te stomen voor de arbeidsmarkt – het is simpelweg ook goedkoper. Weg willen de Münklers van een door staatssubsidies in stand gehouden ‘parallelle samenleving’ van migranten.
De relatief langzame ontwikkeling van Duitsland als ‘open’ samenleving zou zelfs een voordeel kunnen zijn, schrijven de auteurs. Duitsland had nooit een bewust gekozen ‘model’, zoals Nederland of Frankrijk, en kan zich daarom goed aan de nieuwe tijd aanpassen zonder dat er een hele ‘nieuwe grondarchitectuur’ ontworpen hoeft te worden. Nederland, zo analyseren ze, was weliswaar met zijn ‘multicultureel-liberale’ integratiemodel een voorloper in Europa, maar staat inmiddels model voor het mislukken ervan. Ook de ‘administratief-centralistische’ aanpak van Frankrijk, zonder een gedegen economische basis, is volgens hen geen voorbeeld.
Aan het eind van het boek doen de Münklers daarom iets waar generaties van auteurs – in ieder geval sinds Goethe en Schiller – zich al het hoofd over hebben gebroken. Ze gaan op zoek naar dat wat precies ‘Duits’ is. Te moeilijk hebben ze deze opgave niet gemaakt: iedereen blijkt het te kunnen worden. Daarvoor hebben ze vijf kernpunten uitgekristalliseerd.
De basis van een moderne Duitser is sociaal-economisch. Hij is ten eerste iemand die met zijn eigen geld zijn familie kan onderhouden. Als tweede staat daar tegenover dat de Duitse maatschappij voor ‘het vertrouwen moet zorgen dat men sociaal hogerop kan komen door zijn best te doen’. Daarna volgen twee sociaal-culturele kenmerken, namelijk dat geloof een ‘privé-zaak’ is en dat partnerkeuze niet door de familie maar door het individu moet worden bepaald. Het vijfde aspect is het respecteren van de grondwet; volgens de auteurs het meest bepalende.
In feite leest dit vijf-puntenplan als een verduitste versie van het Amerikaanse staatsburgerschap. Duits-zijn is niet iets ‘waarbij je achterover kunt leunen’, het moet verdiend worden, óók door degenen die er al zijn. Ook is alleen economische pragmatiek niet voldoende, voor de noodzakelijke gemeenschapszin gebruiken de auteurs toch weer het negentiende-eeuwse begrip ‘natie’: ‘de voorstelling van nationale verbondenheid en identiteit’. Historische en culturele tradities hoeven dus niet overboord te worden geworpen, zeggen ze. Alleen zal de autochtone Duitser zich er bewuster van moeten worden dat deze tradities niet onveranderlijk zijn. ‘Identiteiten worden erdoor bepaald dat ze steeds verbreed worden, dat ze transformeren.’
De flexibele Duitser, het is een ideaal dat de afgelopen maanden vaker te horen is geweest. De Münklers stemmen hiermee overeen met andere auteurs die op zoek zijn naar een niet-rechtse opvatting van identiteit, zoals Düzen Tekkal en de socioloog Annette Treibel met Integriert euch! Plädoyer für ein selbstbewusstes Einwanderungsland.
‘Duitse grondigheid is natuurlijk super, maar nu is er Duitse flexibiliteit nodig’, zei Merkel in september 2015. Een jaar later wordt de roep om de ‘flexibele Duitser’ nog steeds geaccepteerd, maar zij is sinds ‘Keulen’ en ‘Würzburg’ wel enigszins aangescherpt. Een goede flexibele Duitser stelt zich open voor het vreemde, maar dient wel duidelijk te zijn over gemeenschappelijke principes.
Of de theorie van de flexibele Duitser in de praktijk werkbaar zal zijn, is natuurlijk de vraag. De Münklers begrijpen dat zelf ook. Hun lijstje met vijf punten is dan ook vooral bedoeld als een ‘bijdrage aan het debat’ voor ‘degenen die zich willen richten op een open en niet meer uitsluitend etnisch gedefinieerd Duitsland’. Gezien de verkoopcijfers zijn dat er behoorlijk wat. Zo simpel als een schotel met ‘Hackepeter’ is het niet geworden, maar ook degenen die ondanks alles vasthouden aan het ideaal van de Duitse Willkommenskultur blijken behoefte te hebben aan een eenvoudige blik op de Duitse identiteit.
Beeld: Berlijn. Döner is tegenwoordig het lievelingsfastfood van de Duitsers. (Thomas Dworzak/HH)