PvdDA-criticaster en publicist Bart Tromp was een van de weinigen die meteen de muil wijdopen durfde te sperren. «Fortuyn laat helemaal niets na», luidde de kop boven een betoog in Het Parool van woensdag 8 mei, koud twee dagen na de liquidatie. «Fortuyn laat geen partij na, noch een program», schreef Tromp. «De optelsom van ontevredenheid en rancune levert geen politieke inhoud op, laat staan een stootrichting. Dat was ook zonder deze verschrikkelijke moord het geval geweest. Niet het Catshuis was zijn vooruitzicht geweest, maar vier jaar luidruchtig gestoor in de Kamer, waarna hem het lot van naar keuze Boer Koekoek of Drees junior had gewacht.»
Dat waren niet alleen dappere, maar naar nu blijkt ook profetische woorden. Bijna drie maanden na de verkiezingen kan gerust geconcludeerd worden dat de LPF inderdaad een onsamenhangend en inderhaast opgetrommeld groepje leken is in wie weliswaar de (overigens sterk eroderende) geest van Pim is gevaren, maar die zich verder louter door onderling wantrouwen en persoonlijke geldingsdrang verbonden zien. Aan de nog gaande zijnde reeks van conflicten, interne twisten en particuliere geldingsdrift kwam vorige week een karakteristiek hoogtepunt, met het op non-actief stellen van LPF-woordvoerster Ines Scheffers. De partij leek haar een ideaal vehikel om een persoonlijke vete met een medicus die haar broer wat slordig onder het mes had genomen, verder uit te vechten. Zij stuurde aan alle redacties een van woede schuimend mailtje rond, dat besloot met een oproep aan LPF-minister Bomhoff de betreffende arts meedogenloos aan te pakken.
Hoe futiel de zaak ook lijkt, de actie van Scheffers is typerend voor de politiek van de LPF en haar achterban. Miskleunende politici, overheidsdienaars en ook artsen; allen moeten onverkort hard worden aangepakt. De verantwoordelijkheid voor de sociale samenhang die Pim Fortuyn voor een belangrijk deel wilde terugbrengen bij de burger, wordt door zijn kiezers steeds vaker uitgelegd als het verheffen van persoonlijke rancune en onvrede tot universeel politiek thema. Niet het stoepje voor de deur wordt schoongeveegd het voorbeeld dat Fortuyn vaak gaf maar met de verworven machtspositie worden direct de vervuilers van het stoepje geëlimineerd. Het voorbeeld van Scheffers leert dat met de LPF het persoonlijke politiek is geworden. Deze keer niet ten behoeve van de gemeenschap, maar om voor particuliere onvrede een uitlaatklep te vinden.
Fortuyn zelf, die Tros-coryfee Ivo Niehe en societymakelaar Harry Mens off the record had laten weten geen enkel vertrouwen te hebben in het partijsmaldeel dat hem in de aanloop naar de verkiezingen aan het omringen was, zag postuum toe hoe eerst een ordinaire bestuurscrisis uitbrak, hoe vervolgens de door hem bij Leefbaar Nederland als ongewenst bestempelde oud-voorlichter Mat Herben op discutabele wijze zijn honneurs ging waarnemen en hoe toen er ministersposten vacant kwamen een massale stroom aanmeldingen volgde van quasi-bonafide onervaren politici meest malcontente ondernemers voor wie sympathie met de LPF synoniem was met afgeven op alles wat links of PvdA is. Dat kon niet goed gaan en dat ging niet goed.
De bordespolaroid was nog niet droog of de eerste antecedentenleugen trad aan het licht. «Je zult geen fotos tegenkomen van Philomena Bijlhout in uniform», zei Philomena Bijlhout vlak voordat de fotos opdoken waarop zij te zien was in militair uniform op een ruimschoots na de decembermoorden van 1982 belegde Surinaamse Volksmilitie-party. De kersverse LPF-staatssecretaris voor Emancipatie- en Gezinszaken kon haar biezen pakken. Haar beoogd opvolgster Fiona de Vilder moet zich nog bewijzen, maar de kranten meldden reeds dat ook in haar directe omgeving een scheve schaats is gereden. Broer De Vilder had twee jaar gebromd voor belastingontduiking. En hoewel de beoogd staatssecretaris zich in het Gooise partycircuit bepaald niet onbetuigd heeft gelaten, kon ze of all people zelfs niet de goedkeuring van Thomas Lepeltak, alias Stan Huygens, wegdragen.
Daags na het bliksemsnelle aftreden van Bijlhout bleek ook het blazoen van haar collega Hilbrand Nawijn, de LPF-minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie, niet brandschoon. Bij het immigratie-adviesbureau dat de oud-IND-baas runde, had hij met open armen een veroordeelde ex-ambtenaar van Justitie binnengehaald. Zijn werkzaamheden voor dit bureau, waar advies over visa en verblijfsvergunningen werd verstrekt, en zijn werkzaamheden als asieladvocaat, verrichtte de nieuwe minister terwijl hij nog een aanvullende wachtgeldregeling van de IND genoot. Tot zijn 65ste kwam hij in aanmerking voor een IND-directiesalaris. Onder druk van premier Balkenende heeft Nawijn inmiddels «een groot offer» gebracht en deze riante afvloeiingsregeling met zijn vorige werkgever laten ontbinden.
Alsof het niet genoeg was, zegde vice-premier Eduard Bomhoff nog voor zijn aantreden op het departement van Volksgezondheid een topambtenaar de wacht aan. Een hoogst ongebruikelijke actie, die de gemoederen van duizenden rijksambtenaren nu al enige weken behoorlijk bezighoudt. Alleen vice-premier Johan Remkes (VVD) durfde de tot de LPF bekeerde Bomhoff tot de orde te roepen; topambtenaren vallen nu eenmaal onder Remkes departement van Binnenlandse Zaken. In Bomhoffs voetspoor joeg minister Heinsbroek van Economische Zaken zijn ambtenarenkorps in de gordijnen: hij verbood medewerkers van het ministerie voor de deur aan de Haagse Bezuidenhoutseweg hun broodje op te peuzelen of, nog erger, een sigaretje te roken.
Onder Paars zou bijna ieder afzonderlijk akkefietje goed zijn geweest voor een spoed debat met de Tweede Kamer waarin het hele kabinet of ten minste een aantal van zijn bewindslieden onder spervuur zou komen te liggen. Nu werden alle misstappen uit de eerste wittebroodsweek van het kabinet-Balkenende in één kamerdebat behandeld. Waarbij het er overigens niet lichtzinnig aan toe ging; het aantal harde aanvaringen met de oppositie in het debat over de regeringsverklaring was niet op een hand te tellen. Premier Balkenende zal zich dat eerste serieuze debat met de Kamer heel anders hebben voorgesteld. Ternauwernood redde hij zich uit de discussie die ontstond over de capriolen van zijn LPF-vice-premier. Er was helemaal geen sprake van ontslag van topambtenaar Van Lieshout, probeerde de premier vergeefs duidelijk te maken.
De sfeer in de politieke arena was gedurende dit debat nochtans te snijden. Tussen kamerleden van «links» en de LPF ontstond in dit eerste treffen met het kabinet al de nodige animositeit. «De fatsoensnormen worden met voeten getreden», aldus een geschrokken PvdA-kamerlid na afloop van dit debat.
Niet alleen de politiek, ook opinieleidend Nederland zou in de gordijnen zijn gevlogen als ook maar een fractie van het bovenstaande zich onder Paars had voorgedaan. De opinieleiders zelf zijn hierover echter ernstig verdeeld, zo leert een rondje bellen met Bart Tromp, Anton Zijderveld, Paul Cliteur en Jan Blokker.
«U weet toch dat het vakantie is?» zegt de Rotterdamse socioloog Anton Zijderveld. Hij heeft besloten zich tot september enigszins op de vlakte te houden. Gedurende het zomer reces geeft hij het kabinet van zijn vriend en partijgenoot Balkenende nog het voordeel van de twijfel. «De kritiek komt pas los in september. Dan kunnen we het kabinet afrekenen op daden.» Ronduit enthousiast over het kabinet is Paul Cliteur, hoogleraar in Leiden en Delft en VVD-denker. Hij vindt dat de affaires van de laatste weken sterk worden uitvergroot. Er is volgens hem wat al te veel commentaar op de verrichtingen in het nog prille verstandshuwelijk tussen zijn partij, het CDA en de LPF. «Er is juist overmatig veel kritiek. Iedereen valt toch over ze heen?»
Terecht, zegt PvdA-ideoloog en columnist Bart Tromp. Want niets minder dan de rechtsstaat is in het geding. Hij verwijst naar minister Bomhoff die zijn ambtenaar de laan uitstuurde en naar de onbesuisde opmerkingen van LPF-vice-fractievoorzitter Ferry Hoogendijk die vond dat de politieke voorkeur van een van de rechters in het proces tegen Volkert van der G. zijn onafhankelijkheid in gevaar bracht. «Ik ben niet het type dat inmiddels klappende laarzen door de straten hoort marcheren», aldus Tromp, «maar als je de memoires leest van Sebastian Haffner, dan zie je hoe verschrikkelijk het is als stukje bij beetje dingen gebeuren die eigenlijk niet zouden moeten gebeuren. Je ziet dat de neiging groot is om al die kleine stapjes te bagatelliseren en te zeggen: hier gaat het niet om. Maar hier gaat het wel om. Fatsoenlijke democraten horen in deze tijden de rug recht te houden. Wat gebeurt is dat een aantal fundamenten van de rechtsstaat, de democratie en het fatsoen systematisch worden aangevallen.»
Tromp is bezorgd over de terughoudendheid van de commentaren in de «te vriendelijke» pers. «Je kunt je niet voorstellen dat een andere fractieleider dan Herben met dit soort leugens en gedraai overeind was gebleven», zegt hij. Vreemder nog vindt hij het dat de twee regeringspartners van de LPF zich niet roeren. «CDA en VVD zijn gerenommeerde en fatsoenlijke partijen. Zij zouden de capriolen van zon Bomhoff hard hebben moeten veroordelen voordat het salonfähig wordt.» Maar in de Kamer ontkende Balkenende dus domweg dat er sprake was van ontslag van Van Lieshout. Tromp: «Dat had ik niet verwacht van een kabinet dat de mond vol heeft van normen en waarden en fatsoen. Als dit soort zaken niet wordt afgestraft, dan wordt het in feite geaccepteerd en krijgen we een verlaging van het niveau van de politiek en het politieke debat.»
Zo gewoon als Balkenende en Zalm het doen voorkomen is dit kabinet daarenboven niet. Tromp: «Het is een heel ongewoon kabinet. Er is niets wat we ooit eerder hebben gezien.» En dan gaat het hem vooral om de LPF. «Een partij die uit het niets ontstaat, die volstrekt bestaat uit mensen die uit de lucht zijn geparachuteerd, en die onmiddellijk regeringsverantwoordelijkheid krijgt. En dat twee gerenommeerde partijen dat zonder enig probleem mogelijk maken, of zonder zelfs maar afstand te nemen van de wijze waarop die partij opereert. Dat is zonder precedent.»
«Grote woorden, grote woorden», verzucht Anton Zijderveld. Hij maakt zich nochtans weinig zorgen. Het populisme, bij alle partijen, vindt hij een groter gevaar voor de democratie. «Het is veel te veel eer voor die beweging om nu te zeggen dat door hen de rechtsstaat afbrokkelt. Het zijn allemaal idiote dingen die er gebeuren, maar onze democratie is zo kwetsbaar nog niet. Het kabinet is aan de LPF-kant natuurlijk verschrikkelijk, zon Bomhoff is een lachertje. Maar laten we het niet te interessant maken. De LPF zal vervluchtigen, zal opgaan in het systeem.»
Het eigenzinnige optreden van vice-premier Bomhoff bevreemdde Paul Cliteur geenszins. «Die Van Lieshout was de machtigste man op dat ministerie. En niemand die daar over viel! Het is decadent geweest van de traditionele politiek dat dat doodleuk werd geslikt.» De opschoonactie van Bomhoff is in Cliteurs ogen «een herstel van de juiste staatsrechtelijke verhoudingen». Over de LPF is Cliteur in het algemeen enthousiast gestemd. «Ze moeten natuurlijk nog groeien, je kunt je bijvoorbeeld afvragen of er binnen die partij voldoende fractiediscipline bestaat, maar er zit duidelijk een lijn in. Ze zijn tegen bureaucratie en willen het primaat van de politiek herstellen. Daar slagen ze wonderwel in.»
Zijderveld en Cliteur nemen het hun res pec tievelijke partijen niet kwalijk dat ze met de LPF in zee zijn gegaan. Zijderveld: «Het CDA kon niet anders. Je kunt die anderhalf miljoen stemmen niet negeren.» Cliteur: «Er moet niet al te kritisch naar de LPF gekeken worden. Die mensen zijn pas net aangetreden. Je moet ze een beetje de tijd geven om de politieke mores te leren. Ze komen vanuit het niets op een groot aantal zetels.»
De LPF is niet onfatsoenlijker dan enige andere politieke partij, zegt Cliteur. Hij vindt het bovendien «hoogst begrijpelijk» dat de LPF links en Paars voor de moord op Fortuyn verantwoordelijk houdt. «De LPF is niet verantwoordelijk voor de huidige sfeer van bedreigingen. Het zijn eerder de traditionele partijen die daar de verantwoordelijkheid voor dragen.» Het ter discussie stellen van de positie van rechter Nol Vermolen die het vonnis over Volkert van der G. moet gaan voltrekken, noemt Cliteur een «goede zaak».
Of het de angst voor bedreigingen is, de voor veel journalisten onvoorziene «revolutie» van begin mei, of de vakantietijd de harde kritiek op het nieuwe kabinet, en in het bijzonder het LPF-smaldeel, blijft in de dagbladen vooralsnog hoofdzakelijk beperkt tot de hoekjes van columnisten. De dagbladen en televisierubrieken houden het bij smullen van de welhaast dagelijkse waanzinnige wederwaardigheden die uit LPF-kringen binnensijpelen. Dat er gezaagd wordt aan de stoelpoten van Mat Herben als die met vakantie is. En dat minister Heinsbroek met alle conventies breekt wanneer hij een pleidooi houdt voor lastenverlichting nog voordat hij zijn kabinetscollegas heeft ingelicht.
Als er een dag geen berichten zijn, dan wordt angstvallig gezocht naar iets nieuws. Bij de LPF valt altijd wel wat te halen. Lachen.
Maar zo lachen is het niet. Besturen is een vak, waarvoor niet iedereen in de wieg is gelegd. Tromp: «Wat Paars II onder andere heeft opgebroken was het idee van Frits Bolkestein dat ministers geen inhoudelijke kennis van zaken hoeven te hebben en dat iedereen die een beetje kan besturen op elk departement kan zitten. Maar niet iedereen kán besturen. Sommige mensen hebben een groot vermogen zich snel en goed in te werken. Maar dat is heel uitzonderlijk.»
De hoofdartikelen en commentaren in de dagbladen blijven al met al buitengewoon terughoudend over de partij die in korte tijd het politieke fatsoen een nieuwe dimensie gaf. Er zijn zelfs kranten die hard op zoek zijn naar nieuwe «rechtse» columnisten. Hoofdredacteur Piet Hagen van het vakblad De Journalist riep op tot een hervorming van de journalistiek, zoals die ook na de verzuiling heeft plaatsgegrepen. Linkse redacteuren moeten weer affiniteit krijgen met hun lezers, schreef Hagen. «Soms zal het dan nodig zijn bij nieuwe vacatures wat actiever te zoeken naar redacteuren en medewerkers die de doelgroep van nabij kennen.» Tromp: «Alsof we een extreem links bewind achter de rug hebben en niet Wim Kok minister-president is geweest, in een liberaal-socialistisch kabinet dat voornamelijk rechts was, maar een soort kloon van Joop den Uyl.»
In zijn huis in Frankrijk zit Jan Blokker, columnist van de Volkskrant. Hij «ontvluchtte» het land vroegtijdig, schreef hij in een column, het LPF-landsbestuur beu. Met Tromp maakt hij zich ongerust om het klimaat. «De manier waarop die LPF na de verkiezingen is opgetreden: wij zijn de baas en wij gaan een aantal dingen regelen. Persvrijheid was geen vanzelfsprekend goed meer, een rechter moet je wraken en als je broer in het ziekenhuis verkeerd is behandeld, schakel je de minister in. Dat is NSB-gedrag, niets anders. Dat mag ik vast niet zeggen, omdat iedereen dan zegt: altijd weer dat vergelijken met de oorlog. Helaas, ik heb geen andere vergelijking.»
Het onbesuisde politieke debuut van de LPF heeft een aantal media volgens Blokker in verwarring gebracht. «De NRC-redactie heeft bijvoorbeeld het gevoel dat ze zich gedeisd moeten houden omdat ze nog onder de rechter zijn. Als gevolg daarvan zag ik een mildheid ontstaan. De hoofdredactionele attitude, ook bij andere landelijke kranten, is vooralsnog: een beetje uitkijken.»
De antimediahouding die zich thans voordoet bij «de dames en heren van de straat die onder het hoedje LPF opereren» valt volgens Blokker samen met een al veel langer onder burgers levende antimediahouding. «Er is al langer een lezersopstand tegen kranten gaande. Daar komt dat proletengeschreeuw tegen de pers vanuit die LPF nog eens overheen. Iedereen heeft zoiets van: die pers, godverdomme, ze doen de hele tijd maar. Die intrigant van een Rottenberg schreef afgelopen weekeinde in Het Parool ook: wat verbeelden jullie journalisten je wel, nu weer die LPF afkatten en ondertussen het grote onbehagen dat onder het volk leefde gemist. De kranten zijn nu eenmaal ongecontroleerde controleurs.»
Van een al dan niet slappe houding van collega-opiniemakers is Blokker niet op de hoogte. «Maar ikzelf heb geen seconde voor of na welke heilige datum dan ook het gevoel gehad dat ik anders of voorzichtiger moest zijn.»