De man is ook goed al is hij meer een jongen. De vrijgezelle jongeman Kees Kleisdorp is een dromerige buitenstaander die door de talentvolle Ramsey Nasr bijna te subtiel en lief wordt gespeeld. Kees woont alleen. Zijn immer zwijgende moeder zit in een psychiatrische inrichting. Toch maakt hij, zeker ook door het flegmatieke spel van Nasr, geen eenzame of zielige indruk. Zelfs als hij in zijn eentje zijn verjaardag viert, compleet met slingers en confetti, lijkt hij aan zichzelf genoeg te hebben. Op zijn voyeuristische avondwandelingen ziet hij zo veel zurige gezinnen dat dit moeilijk zijn ideaal kan zijn. Kees is een eenzame die zich niet eenzaam voelt. Hij werkt niet, maar hij voelt zich ook niet werkloos. Aan het bezoeken van zijn geestelijk onbereikbare moeder en het wandelen met zijn verzonnen hond lijkt Kees genoeg te hebben. Op een kwade dag krijgt Kees bezoek van een ambtenaar van het arbeidsbureau. Met die ambtenaar stapt ook een wel erg zwakke bijrolacteur de film binnen die bovendien nog een hele reeks zwakke broeders en zusters in zijn gevolg blijkt te hebben. Kees moet gaan werken achter het loket van een bank. Hij moet van zijn stille eiland af en de dag doorbrengen in een mal uniform achter een bespottelijke balie met karikaturale collega’s. De zachtmoedige en wereldvreemde jongen moet zich ineens verweren tegen platvloerse kantoorlol. Aanvankelijk lijkt Kees geen partij voor de doorgewinterde lijntrekkers, maar al snel verweert hij zich kranig. De dorre en pesterige collega’s omringen zich met valse plaatjes van een warm sociaal leven buiten kantoortijd. Kees heeft zulke foto’s niet, maar - en dan komt de eigenlijk te weinig uitgewerkte mooie vondst van de film - hij gaat op inbrekerspad om ze te verzamelen. Met zijn levendige verbeelding is Kees de stofjassen op zijn werk eigenlijk vrij snel de baas. De kijker heeft op dit moment de keuze om zich net als Kees door de slappe kantoorkolder heen te bijten. Dat valt niet mee. Voor en achter de balie verschijnen clichématige typetjes die weinig geïnspireerd worden geacteerd. Als Kees zich ontpopt tot getapte collega lijkt de film reddeloos verloren. Als het voltallige personeel van het bankfiliaal zich tijdens een uitje in een western-casino in cowboypakken heeft gestoken, lijkt het tijd om de hond uit te gaan laten. Deze vast komisch, misschien zelfs hilarisch bedoelde kant van de film werkt niet. Niet bij mij in ieder geval. Hij werkt vooral niet omdat het contrast tussen de mooi weifelend en tegenstrijdig gespeelde Kees van Nasr en de soapachtige eendimensionaliteit van de bijrollen te groot is. Kees lijkt soms verdwaald in de verkeerde film. Er zijn enkele scènes waarin het spel van Nasr wel op zijn plaats valt in het verhaal en bovendien aansluiting vindt bij vaardig tegenspel. Ze spelen zich af in de psychiatrische inrichting, waarin niet alleen de stomheid en gekte van zijn moeder van een ander kaliber zijn dan de platte dwaasheid elders in de film, maar waarin vooral Monic - Poolse bruid - Hendrickx als zuster de juiste toon weet te treffen. Je zou ook kunnen zeggen dat de aanwezigheid van Hendrickx de film definitief uit balans brengt. Zonder haar zou Nasr alleen met-zonder-hond wandelen in een wezenloze wereld die zich alleen achter glas en gemeenplaatsen afspeelt. Met haar wordt al te duidelijk dat de aandoenlijke vreemdheid van Kees omgeven had kunnen zijn door vele vormen van intrigerende aandoenlijkheid. Misschien kunnen ze elkaar nog eens krijgen in een andere Apon. - Wie goede herinneringen heeft aan de fraaie, trage en melancholische films Trys Dienos, The Corridor en Few of Us van de Litouwer Sharunas Bartas, doet er goed aan zich van een bezoek aan zijn nieuwste The House te onthouden. Het grote talent van Bartas is ook een Parijse producent opgevallen en die gaf hem kennelijk een te royaal budget. Bartas wist ooit met karige middelen ijselijke schoonheid te maken, maar nu wist hij blijkbaar van gekkigheid niet hoe het allemaal op moest komen.