
‘Spel is ouder dan cultuur’, begint Johan Huizinga zijn Homo ludens. Dieren spelen ook, ze laten elkaar schrikken, stoeien, doen alsof ze vechten. Voor nep, zeggen mijn zoontje en zijn vrienden altijd. Voor nep zijn ze ninja’s, draken, pokemons – en dan was jij toch mijn trainer? En dan probeerde ik toch te ontsnappen? Het hoeven geen levende wezens te zijn, voor nep kunnen ze ook treinwagons zijn. Samen met een vriendje was mijn zoontje eens een pauze lang een plakbandje. En al denken sommigen dat alleen de mens het vermogen heeft om iets of iemand anders te worden dan zichzelf, zij hebben duidelijk het TikTok-filmpje niet gezien waarin een jong nijlpaard net zo probeert te springen als zijn geit-vriend.
Het spel onttrekt zich aan de gewone wereld, schrijft Huizinga. Mens en dier ondergaan een metamorfose. Ze nemen het vreemde in zich op en worden zo zelf ook een beetje vreemd. In het spel is het ik open, grenzeloos en doelloos. En dat is zowel bevrijdend, als eng – mijn zoontje heeft nog steeds nachtmerries van de film Spirited Away waarin de ouders plotseling in varkens veranderd zijn.
Huizinga meende dat alle menselijke beschaving, van rechtspraak tot religie tot oorlog, ‘opkomt en zich ontplooit in spel, als spel’. Maar dit spelelement van de cultuur neemt af, zo constateerde hij al in 1938. Als voorbeeld noemt hij onder meer kunst: ‘Mechanisering, reclame, effectbejag hebben meer vat op haar, omdat zij meer direct voor de markt werkt. In dit alles is het spelelement ver te zoeken.’ Het is alsof je Herbert Marcuse leest! Of Byung-Chul Han, want in zijn recente boek The Disappearance of Rituals beschrijft ook hij hoe ‘the holy seriousness of play’ verdreven wordt uit een wereld die enkel nog draait om productie en consumptie.
Zouden mensen het spel missen? Is het niet bewust dan toch onbewust, want als iets deze tijd domineert is het wel het verlangen naar, of de angst voor, een metamorfose.
De zelfhulpindustrie verkoopt je een betere versie van jezelf. Jordan Peterson roept jonge mannen op om meer als een kreeft te zijn. Andrew Tate belooft ze een injectie pure mannelijkheid. Dit is het tijdperk van de bullshitter, de trickster, de oplichter die zegt je sterker, slimmer, succesvoller te maken, als je maar zijn webinar, crypto-cursus en vitaminepillen aanschaft. Waar spelen ze anders op in dan het verlangen iemand anders te zijn?
Alleen is dit natuurlijk geen spel. In de mythologie, zo las ik eens, is de trickster altijd iemand zonder wereldlijke macht of kracht. Om succesvol te zijn moet hij daarom het systeem als het ware hacken met zijn vernuft of rappe tong. Players als Tate doen alsof ze die hack gevonden hebben, ze beloven de machtelozen kracht, vertellen ze wat ze willen horen (tegenwoordig voelt bijna iedereen zich machteloos), maar zijn op die manier dienstbaar en dus allesbehalve vrij. Ze blijven altijd binnen de grenzen van de gewone wereld. De trickster speelt niet, daarvoor heeft hij te veel een maatschappelijk doel.
Maar ondertussen is er een plek in de cultuur waar de metamorfose ‘in spel, als spel’ nog wél bestaat. Vooropgesteld: dat iets spel is, betekent niet dat het geen ernstige zaak is, of zelfs een kwestie van leven en dood, stelt zowel Huizinga als Han. Spelen is sterven, meestal figuurlijk, maar soms ook letterlijk. Ik doel op de queer-gemeenschap. Op de mannen die zich als vrouw kleden, en andersom. Degenen die de transitie werkelijk maken, of gedeeltelijk. Degenen die zich non-binair noemen omdat ze zich niet thuis voelen in opgelegde grenzen en hokjes.
‘Voor nep’ is het verwijt dat ze steeds harder en vaker krijgen van zelfverklaarde strijders tegen woke (opvallend vaak dezelfde mensen die fanatiek filmpjes kijken van Tate of Peterson). Maar ondertussen fantaseren deze zelfverklaarde ‘critici’ de meest ranzige verkrachtings- en pedofiliescenario’s bij elkaar, vervuilen de wereld daarmee, omdat ze zich kennelijk onmogelijk kunnen voorstellen dat je iets níet zou doen voor maatschappelijk of fysiek gewin. Iets waarmee je geen macht of invloed vergaart, maar alleen vrijheid wint.
Het is zoals de Amerikaanse dichter en influencer Alok Vaid-Menon zo vaak zegt (pronouns: they/them, meestal met baard en in een jurk, en een van de meest welbespraakte en poëtische stemmen die momenteel klinkt). Op de vraag waarom trans en non-binaire mensen toch zo bedreigend zijn voor de status quo, antwoordt hun: ‘Wij vertegenwoordigen een keuze, de mogelijkheid om een leven te creëren, een manier van leven, een manier van liefhebben, een manier van kijken, die anders is dan wat ons is verteld.’
Al de haters, de angstigen en de machtelozen, hun is geleerd dat je je aan moet passen aan de gewone wereld, die wereld van productie en consumptie, van tricksters, waarin een survival of the fittest regeert: de meest aangepaste wint. Ze zijn het spelen verleerd.
‘Je verwart je pantser met een identiteit & je pijn met een persoonlijkheid’, schrijft Menon in antwoord op een van de vele haatberichten die hun krijgt, als zou hun een monster zijn, een freak, een varken: ‘Dit gaat niet over mijn vrijheid, maar over jouw onderdrukking. Je veracht me omdat ik leef wat jij vreest.’
Spel is ouder dan cultuur, schreef Huizinga al. Spel is de scheppende kracht: daar begint alles.