Ik was in Edinburgh. Ter gelegenheid van de negentigste verjaardag van de Queen was daar een tentoonstelling van Hollandse meesters uit haar belangrijke verzameling. Voor mij waren er drie hoogtepunten. Van Pieter de Hooch Card Players in a Sunlit Room en A Courtyard in Delft at Evening: a Woman Spinning, ik weet niet hoe ze in het Nederlands heten, en van Vermeer het schilderij dat De muziekles wordt genoemd. Hier heette het Lady at the Virginals with a Gentleman.
Je ziet een vrouw op de rug die op een virginaal speelt en een man half van opzij met een arm op de rand van het virginaal, zijn andere hand rust op een wandelstok. Ze staan vlak bij de achterwand, ze nemen maar een betrekkelijk klein deel van het beeld in. Je ogen worden van ze afgeleid. Naar de tegelvloer, naar het zware tapijt dat op de tafel ligt, naar het stuk dat je van de lege stoel ziet, prachtig blauw bekleed. Naar de blauwe gloed op de achterwand, naar het lichtblauw en het heel erg donkere blauw in de marmeren tegels. Naar de ramen waar het licht door naar binnen valt op de witte wijnkan op de zilveren schaal op het zware tapijt op de tafel. Achter de man hangt een schilderij aan de muur, maar het grootste deel daarvan is buiten beeld. Boven de klaveciniste hangt een spiegel die haar gezicht, een deel van de marmeren vloer en een stuk schildersezel weerspiegelt. Dat moet de ezel zijn van de schilder, die er natuurlijk ook is maar die je niet ziet.
Er ligt een viola da gamba op de grond. O ja, er wordt muziek gemaakt. Of is er net muziek gemaakt? Of wordt er zo direct muziek gemaakt? Maar ik hoef geen verhaal. Ik kijk verbaasd naar het vele blauw, zo mooi in het kleed op de tafel en in de bekleding van de stoel, maar ook in de schaduw op de muur, in de tegels, in de ramen, in het hele schilderij. Overal blauw, gemaakt van het kostbare lapis lazuli, Vermeer was er niet zuinig mee.
Je ogen krijgen geen rust. En dat terwijl het schilderij zelf niets dan rust uitstraalt. De viola da gamba is niet omgevallen maar rustig neergelegd. De personages staan stil en alles staat prachtig op zijn plaats. Rudi Fuchs heeft erop gewezen dat Vermeer zijn onderwerpen niet behandelt als een verteller van verhalen of een regisseur van toneelstukjes, maar als een stilleven-schilder.
Er is een periode geweest dat dit meesterwerk niet op waarde werd geschat. Vermeer was een gezochte schilder in zijn tijd, maar na zijn dood raakten andere Hollandse meesters veel meer in trek. In 1844 vond Anna Jameson de opzet van dit schilderij, op dat moment toegeschreven aan Eglon van der Neer, onhandig en smakeloos. De personages zouden te ver op de achtergrond staan, het leek wel of het de schilder om de tafel met het tapijt ging. Ik geloof dat dat net is wat ons in onze tijd aantrekt. Wij hebben van Mondriaan en Rietveld geleerd hoe we kunnen kijken naar een compositie waarin geen onderdeel belangrijker is dan de andere onderdelen.
Op het openstaande deksel van het virginaal staat een tekst: MUSICA LETITIAE COMES MEDICINA DOLORUM. De muziek: metgezel van de vreugde, medicijn voor de smart. Vermeer laat prachtig in het midden of het in dit schilderij om vreugde of om smart gaat. Naar mijn idee laat hij zelfs helemaal in het midden waar het in dit schilderij om gaat. Ja, om het licht en om de muziek. En om de stilte die bij de muziek hoort en de schaduwen die bij het licht horen. ‘Stilte’ zou misschien een betere titel zijn voor dit evenwichtige, rustige schilderij, want van een muziekles is toch nauwelijks sprake.
Het doek hing twintig jaar geleden op de grote en onvergetelijke Vermeer-tentoonstelling in het Mauritshuis. En nu komt het er weer te hangen. Want deze hele tentoonstelling van Hollandse meesters, nog tot 24 juli in Edinburgh, komt naar het Mauritshuis. De tentoonstelling heet dan Hollanders in huis: Vermeer en tijdgenoten uit de Britse Royal Collection: van 29 september tot 8 januari.