Er zijn twee ontwikkelingen zichtbaar in het voetbal die men gerust tendensen zoude kunnen noemen. Enerzijds wordt het spel ontmenselijkt in die zin dat de scheidsrechter zo weinig mogelijk menselijke tekortkomingen moet hebben. Hij moet de regels handhaven op betrouwbare wijze. De invloed op de strijd van het toeval door scheidsrechterlijke dwalingen – de vergissing, het vergeten, het niet zien – dient geminimaliseerd te worden, in de ogen van de voetbalbond. Daartoe zet men steeds vaker de techniek in. Zo gaan er geruchten dat de beste scheidsrechter van de afgelopen jaren, de Italiaan Pierluigi Collina, een cyborg was, half mens, half robot, die in verbinding stond met een skybox waar een collectief van topscheidsrechters, gewapend met monitoren en zendertjes, per joystick de man op het veld bestuurden. Je zag het aan Collina’s ogen.
De tweede tendens is, zoals zo vaak, in tegenovergestelde richting. Het voetbal wordt menselijker. Het spel mag dan steeds meer geformaliseerd en gecontroleerd worden, de deelnemers aan het spel worden dat niet. Voetballers zijn weer mensen aan het worden.
Dat zien we bijvoorbeeld aan het Duitse elftal. Dat is onder leiding van Jürgen Klinsmann herboren. Niet alleen is een nieuwe generatie opgestaan, een hele nieuwe wereld is ontsloten. Klinsmann heeft dat in een paar jaar voor elkaar gekregen met behulp van de methode-Klinsmann.
Duitsland voetbalde altijd saai, stug en onaantrekkelijk. Het elftal van nu is het tegenovergestelde: het speelt aanvallend, sprankelend en attractief. Spelers zijn fit en blij.
Coach Klinsmann richt zich in de eerste plaats op de psyche van zijn spelers. Hij laat ze boogschieten, voor de concentratie. Ze volgen een streng dieet, gaan naar de psycholoog. Behalve de normale staf van fysieke hulpverleners – fysiotherapeuten, fitness-trainers en artsen, is er ook een Italiaanse kok, zijn er conditie- en bewegingsspecialisten, voedingsdeskundigen, mental coaches, marketingdeskundigen – en er is een filosoof.
De methode-Klinsmann is gebaseerd op individualiteit met behoud van collectiviteit. Klinsmann benadrukt de goede kanten van spelers en denkt positief. Hij hield een trainingskamp zonder bal, waar zijn mannen sterker, slanker, leniger en sneller uit kwamen.
Het zit allemaal in het hoofd. En het krijgt gestalte in de benen. De Duitsers zijn een team, maar niet zo’n verkrampt team dat opgeschroefd als een speelgoedmuis met strakke kaken zegt dat ze «voor elkaar door het vuur gaan», dat de «sfeer zo goed» is en dat de coach «echt een vriendenclub heeft weten te creëren». De Duitsers zijn een team van individuen, die elkaar respecteren en nodig hebben.
Je ziet het aan het juichen: de Duitsers juichen anders dan de andere landen. Nauwkeurige bestudering van de beelden wijst uit dat het juichen bij Duitsland, anders dan bij bijvoorbeeld Brazilië, is gebaseerd op gemeenschappelijkheid en gedeelde vreugde, en niet op individualiteit. Op sameness en niet op difference. Alleen Lukas Podolski had het nog niet helemaal goed begrepen toen hij twee keer scoorde tegen Zweden. Hij sloeg zichzelf op de borst, op de eigen individuele borst, alsof hij het allemaal in z’n eentje had gedaan.
Na die wedstrijd werd hij op het matje geroepen door Klinsmann, in het bijzin van de psycholoog, de voedingsgoeroe en de filosoof.
«Lukas, wil je ergens over praten? Het gaat niet om dat juichen an sich, Lukas, maar om waar het voor staat. Je weet dat we in de workshop sportsemiotiek uitgebreid hebben gesproken over de frictie tussen signifiant en signifié – en helaas heb je niet laten zien dat je dat onthouden hebt. Maar je bent een goeie jongen. Wil je nog ergens anders over praten? Zit je iets dwars? En eet je wel goed?»
Het is nieuw. Als trainer had Louis van Gaal het altijd over «de 10» en «de 4» – de posities van zijn spelers. Hij speelde de wedstrijd op een bord met magneten: de spelers, die als in een schaakwedstrijd stellingen betrokken en tactische bevelen opvolgden. Ze waren een nummer, een vervangbaar stuk in het godgelijke tactische spel van de coach. Die tijd is voorbij. Spelers zijn weer mensen aan het worden. Individuen, met een naam. Het duurt niet lang meer of op het shirt staat geen rugnummer meer, maar alleen de naam van de speler. En misschien zijn sterke kanten (Laufpensum, Charakterfestigkeit).
Exit Van Gaal en het postmoderne schaakvoetbal. Enter de generatie van Klinsmann en Van Basten – post-postmoderne coaches.