Voor ons allen in de kunst was de dood van Joseph Beuys, 65 jaar pas, een onuitsprekelijk verlies. Het was op 23 januari 1986. Om een of andere reden was ik toen in Wenen. BEUYS IN HIMMEL, stond daar de volgende dag breed over de hele voorpagina van dagblad de Kurier. Onze verering voor de grote kunstenaar werd daar exact en onomwonden uitgedrukt, in ieder geval de mijne. Ik denk aan hem met de affectie waarmee ik aan mijn vader denk. Vanaf 1980, of misschien al een jaar eerder, was ik doende met de voorbereiding van de Documenta voor 1982. Het stond buiten kijf dat ook Beuys, als in voorgaande edities, daar in grote vorm zou moeten optreden. Dat was zijn rol en ook zijn recht geworden want, geleidelijk aan was hij in de kunstwereld Der Chef geworden – dat wil zeggen de figuur van ernstige gezaghebbende bezinning.

De eerste tijd reed ik nog tussen Eindhoven en Kassel heen en weer. Een keer kwam het zo uit dat ik een afspraak had met Beuys in zijn Düsseldorfse atelier over zijn Documenta-­project, het planten in de stad van zevenduizend eiken. Düsseldorf lag ongeveer halverwege en zo ben ik vaker bij hem langs geweest om iets te bespreken waarover ik liep te piekeren. Bijvoorbeeld: hoe jong konden kunstenaars zijn bij zo’n belangrijke grote tentoonstelling? Of was het eerder een plek voor wie al het begin van status had en een herkenbare signatuur? Daar dachten we aan omdat we de expositie glashelder wilden maken en niet te vol. Tegelijkertijd wilden wij natuurlijk geen enkel opkomend talent missen. Daarover heb ik op een avond met Beuys zitten praten, terwijl hij metworst sneed en sneden donker brood. Och, zei hij toen, wat maakt het eigenlijk uit: alles wat gemaakt wordt, door jong of oud, is uiteindelijk ook humus, dus warmte en energie, dus van waarde. Gewoon je intuïtie volgen.

Dit was een simpele en laconieke observatie, maar op een of andere manier ook ontwapenend. Je druk maken, begreep ik, over hoeveel jong tegenover hoeveel oud was net zo onzinnig als klagen over het weer want, hoorde ik Beuys later eens zeggen tegen iemand in Kassel die het te veel vond regenen: hou toch op, al het weer is goed. De boer in Afrika droomt van regen. Beuys is in de kunst die centrale rol kunnen gaan innemen omdat zijn doen en denken volstrekt onorthodox waren. In die jaren, en ook nu nog, was dat ongewoon. Inzake kunst werd je eigenlijk geacht standpunten in te nemen. Voor of tegen abstract, voor Europa of voor Amerika. Het ging in de moderne kunst, heeft Luciano Fabro opgemerkt, vaak over wat allemaal niet mocht – in het lopende gesteggel over goede en foute vormgeving. Beuys wist daar buiten te blijven, kijk maar naar zijn werk Voglio vedere le mie montagne.

Het is de herinnering, misschien, aan een kamer met een bed en een grote kast en nog wat spullen zoals een zeer laag hangende lamp waarvan het schijnsel wordt geabsorbeerd door een rond stuk vilt. Dit environment is in 1971 speciaal gemaakt voor een kleine zaal in het Van Abbemuseum met ook een raam. Ik vond het werk altijd het mooist als het buiten donker begon te worden en, in die schemer, het licht tussen lamp en vilt ging gloeien als de kolen in een ouderwetse kachel. Rond de warme haard was waar men samen zat en elkaar verhalen vertelde. Ook dit is een vertelling die bestaat uit objecten afkomstig uit de biografie van de kunstenaar. Die voorwerpen (zetstukken) zijn geplaatst op platen koper die door smallere stroken koper weer met elkaar zijn verbonden. Koper is een metaal dat energiestromen geleidt zoals onder de lamp het vilt warmte vasthoudt. In het verhaal is het koper zoiets als de bloedsomloop ervan – in een atmosferische syntaxis, ook vreemd sprookjesachtig, die is gearrangeerd met gebruikmaking van alle wendbare middelen van de moderne kunst: abstract in architectuur en figuratief in vertelling. Vrijzinnig en onorthodox dus: die verlammende tegenstelling wordt genegeerd – Beuys was een eminent praktische kunstenaar. Toen de Alpen-schilder Giovanni Segantini in 1899 op sterven lag, vroeg hij zijn bed nabij het raam te schuiven zodat hij zijn bergen kon zien. Die woorden zijn de titel van dit werk. Net als Segantini geloofde Beuys in de levenskracht van de natuur. Maar het ensemble is geen illustratie van die titel. Alles blijft open – en blijft, net als een abstract schilderij, hangen in een web van suggesties. Kijken, vond Beuys, is behalve nauwkeurige waarneming ook vrije intuïtie. Ikzelf herinner me hoe ik, als kind ontwakend in mijn kinderbedje, de meubels in de kamer eromheen in het zwakke licht van de lantarens buiten als donkere silhouetten zag – en soms droomde dat het bergen waren.