De vorige week overleden Michael Herr maakte naam als de oorlogscorrespondent van het tijdschrift Esquire in Vietnam, waar hij tussen 1967 en 1969 verbleef. Herr negeerde er de officiële briefings van de Amerikaanse legerleiding en nam in plaats daarvan deel aan junglepatrouilles met de grondtroepen en helikopteraanvallen van de luchtcavalerie. Het was het tijdperk dat Esquire zijn focus op mannenmode begon uit te breiden met reportages van figuren als Norman Mailer en Tom Wolfe, die met hun literaire technieken de journalistiek vernieuwden. Ook Herr zou een boegbeeld van dit New Journalism worden, hoewel dat in zijn geval niet direct met zijn bijdragen aan Esquire te maken had.
Zoveel produceerde hij namelijk niet voor het blad. In zijn appartement in Saigon ging meer tijd op aan het roken van wiet en maken van notities dan aan het schrijven van artikelen. Die notities zouden uiteindelijk de basis vormen voor zijn boek Dispatches, dat de romanschrijver Matt Gallagher onlangs in Paris Review omschreef als een ‘meesterwerk van creatieve non-fictie’, een ‘acid-rock liefdesbrief bestaande uit herinneringen, reportages en anekdotes’.
Het boek kwam pas in 1977 uit, toen Herr al weer acht jaar terug was in de Verenigde Staten. Een periode vol terugkerende depressies en een tijdelijke scheiding van zijn vrouw en twee kinderen was aan de publicatie voorafgegaan. Herr had vrienden verloren in Vietnam, onder wie Sean Flynn, de zoon van de beroemde acteur Errol Flynn. Eenmaal terug in de VS verloor hij nog meer vrienden uit zijn Vietnam-tijd, getraumatiseerd door hun oorlogservaringen die hen tot zelfmoord en andere vormen van zelfdestructie dreven.
Dispatches was vrijwel direct een sensatie – een betrokken, oprechte interpretatie van de hel die de Vietnam-oorlog was. Herrs sympathie lag overduidelijk bij de vaak piepjonge Amerikaanse soldaten, zijn scepsis richtte hij op de politieke en militaire krachten die hen daar dwongen te zijn. Het werd al gauw erkend als het ultieme Vietnam-boek, John le Carré vond het zelfs ‘het beste boek dat ik ooit heb gelezen over mensen en oorlog in onze tijd’.
Dispatches bevatte ontegenzeggelijk fictieve elementen, maar dan wel het soort fictie dat waarachtiger is dan droge feiten. Herr beschreef niet zozeer de belangrijke gebeurtenissen in de oorlog – sommige passages hebben waarschijnlijk zelfs nooit plaatsgevonden – als wel de stemming: hoe zekerheden als dood en verlies verzacht werden door drugs, en dat alles onder een oorverdovende soundtrack van rock-’n-roll. ‘Er was zo’n dichte concentratie van Amerikaanse energie daar’, schreef Herr, ‘dat als die energie in iets anders dan lawaai, verspilling en pijn was gekanaliseerd ze Indochina duizend jaar lang had kunnen verlichten.’
Hoewel er beschrijvingen van gevechten in het boek voorkomen, was Herrs perspectief dat van de schrijver, niet dat van de soldaat. Dat wil niet zeggen dat hij objectief was. Daarvoor waren de ervaringen die hij opdeed, bijvoorbeeld op patrouille met de jonge infanteristen, vaak tieners, te intens. ‘Het was alsof Dante in de hel was afgedaald met een cassettebandje van Jimi Hendrix en een handvol pillen’, schreef The New York Review of Books.
Michael David Herr, van joodse komaf, werd op 13 april 1940 geboren in Lexington, in de zuidelijke staat Kentucky, maar groeide op in Syracuse, in het noorden van de staat New York. Zijn vader had er een juwelierszaak en na zijn middelbare-schooltijd ging Herr er aan de lokale universiteit studeren. Hij schreef er voor een door Joyce Carol Oates bestierd literair tijdschrift, maar studeren kon hem voor het overige niet boeien. Hij wilde reizen. Herr gaf zijn studie op en stak de Atlantische Oceaan over, met ambities die, zo gaf hij later toe, moeilijk los te zien waren van zijn bewondering voor Hemingway. Zijn reizen bekostigde hij door voor Amerikaanse kranten en tijdschriften te schrijven. De contacten die hij aldus opdeed, leidden tot zijn vriendschap met Esquire-hoofdredacteur Harold Hayes – en uiteindelijk tot de opdracht om een maandelijkse brief vanuit Vietnam te schrijven.
Hoewel Dispatches zijn ambitie bevredigde om als groot schrijver te worden erkend, kwam Herr er al gauw achter dat hij met de bijbehorende beroemdheid niets had. Hij had vooral een hekel aan publicaties die hem vroegen over Vietnam te schrijven. ‘Hebben jullie mijn fucking boek dan niet gelezen?’ verzuchtte hij op enig moment in een interview over de aanhoudende verzoeken. ‘Ik ben niet meer geïnteresseerd in Vietnam. Ik heb het achter me gelaten.’ De aandacht voor zijn persoon vond hij ook oneerbiedig ten opzichte van de mannen over wie hij had geschreven – en die het niet meer konden navertellen.
Toch putte Herr ook voor zijn twee daaropvolgende werken uit zijn ervaringen in Vietnam: hij schreef mee aan de screenplays van Apocalypse Now (Francis Ford Coppola, 1979) en Full Metal Jacket (Stanley Kubrick, 1987). Maar hij schreef ook andere dingen, zoals een screenplay en een roman over Walter Winchell, een mediapersoonlijkheid die grossierde in roddels en schandalen. Ook schreef hij een pseudo-biografie van Stanley Kubrick. Het werd allemaal goed ontvangen, maar nooit zou Herr meer de erkenning krijgen die hij met Dispatches verdiende.
In de laatste jaren van zijn leven was Herr een serieus aanhanger van het boeddhisme geworden. Een groot deel van zijn dagen ging op aan mediteren, waarover hij in een zeldzaam interview met de Britse krant The Telegraph zei: ‘Je neemt verantwoordelijkheid over je eigen geest, en dat is hoe ik mijn geest gereinigd heb.’ Schrijven deed hij toen al lang niet meer.
Beeld: Parijs, november 1984 (Pierre Olivier Deschamps / Agence Vu / HH)