
‘Vroeger gingen diplomaten naar Londen, Parijs of Rome. Dat was het klassieke diplomatenwerk. Tegenwoordig sturen we ook vertegenwoordigers naar landen als Jemen of Zuid-Soedan. Dat vergt een heel ander type diplomatie. De gemiddelde diplomaat was bijvoorbeeld niet gewend militaire beveiligers om zich heen te hebben.
Ik ben naar Jemen, Egypte, Irak, Afghanistan, Oeganda, Libië en de Palestijnse gebieden geweest. In Irak was ik de eerste politiek adviseur van het eerste Nederlandse bataljon dat daar aankwam. Dat was echt pionieren. Daar stond ik dan met acht mariniers in een dorp – ik was de enige zonder wapen. Het machtsvacuüm in Zuid-Irak vonden we levensgevaarlijk, dus begon ik met het opzetten van gemeenteraden.
Van de Amerikanen, bevelhebbers in het gebied, mochten er geen directe verkiezingen komen, omdat het onduidelijk was hoe zoiets zou uitpakken. Dus probeerde ik het via een selectieproces, waar een groep mensen uit kwam die mocht stemmen. We hingen posters op: wie zouden goede mensen zijn om jullie stad te runnen? Overdag schreef niemand daar wat op, maar ’s nachts wel. Na ruim twintig jaar dictatuur was men erg bang om zich uit te spreken. Uiteindelijk heeft een groep mannen, dat helaas nog wel, in een kapotgeschoten schooltje gestemd voor de gemeenteraad. Na afloop rende zo’n man de straat op: “Mohammed, je hebt gewonnen!” “Voor wat dan?” “Voor de gemeenteraad!” “Cool!” Het plezier en de vrijheid spatten ervan af.
In Afghanistan hebben we een vrouwenpeloton opgezet. Uruzgan is zeer traditioneel, je kunt er als westerse man absoluut niet zomaar praten met een Afghaanse vrouw. Bovendien wonen veel families in omheinde boerderijen met gedeeltes waar mannen niet welkom zijn. Veel vrouwen blijven achter die muren. We beseften dat je het conflict niet kunt beïnvloeden als je de helft van de bevolking links laat liggen. Met vrouwelijke soldaten werd die hele groep bereikbaar. Een andere vernieuwing in Afghanistan was de eerste patrouille van mariniers op de fiets. Als je met een militair voertuig door de straat rijdt, kan niemand je aanspreken. Maar de mensen hadden een uitlaatklep nodig. Ze moesten kunnen zeggen wat ze op het hart hadden, en dat was veel na dertig jaar burgeroorlog. Ze klaagden ook wel over ons, hoor. Dat was niet erg, ze kunnen beter klagen dan schieten. Het was een communicatiemiddel. We merkten dat de spanning afnam.
Nu werk ik als klimaatgezant voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. We zien klimaatverandering als misschien wel het grootste gevaar voor de mensheid. Als we er niets aan doen, dan gaat dat tot grote ontwrichting van mensen, middelen en economieën leiden. De eerste tekenen daarvan zijn er al, bijvoorbeeld ecologische migratie: mensen vluchten voor overstromingen, voor droogte. Sommige ontwikkelingslanden zeggen dat het onze schuld is dat zij nu last hebben van de klimaatverandering. Ik probeer daar een ander verhaal aan toe te voegen. Natuurlijk financieren wij klimaatadaptatie omdat we de meest kwetsbaren in de wereld willen steunen. Maar het is ook in ons belang. Westerse bedrijven zitten in die landen en ondervinden schade door overstromingen. Die verwerken ze in de prijs van hun producten. Ik probeer een soort win-win te creëren, dan sta je gelijkwaardiger in het gesprek.
Je kunt niet aan ontwikkeling doen zonder veiligheid: het heeft geen enkele zin om een waterpomp te bouwen als die vervolgens kapot wordt geschoten. Maar het werkt ook andersom. Je kunt geen veiligheid bereiken als je niets aan ontwikkeling doet. Als mensen geen uitzicht hebben op een inkomen en op waardigheid, dan zal er nooit veiligheid komen. Militairen hebben een sterke aanpakmentaliteit, ze kunnen goed plannen en zijn gehoorzaam. Voor de zachte kant van conflicten heb je diplomaten en ontwikkelingswerkers nodig. Het is belangrijk om vertrouwen op te bouwen, en het helpt natuurlijk als je de taal spreekt. Maar het belangrijkst is warmte. Als je veel met mensen praat, oprecht bent en begrip toont, kom je een heel eind.’
Ons kerstnummer met als thema ‘De vijand’ isdirect te lezen op groene.nl (€). Lees ook de inleiding van hoofdredacteur Xandra Schutte (gratis). Nog geen abonnee en dus geen toegang tot de artikelen en de digitale editie? U leest De Groene digitaal al vanaf 4,95 voor één week.