Eleanor Catton zet iets spannends neer zonder dat het cheap aandoet © Sarah Lee / Guardian / Eyevine / ANP

Misschien is dit dan wat een klimaatroman moet zijn. Een kleine groep milieuactivisten die haar idealen in de praktijk probeert te brengen door een zelfvoorzienende gemeenschap te vormen, laat zich een rad voor ogen draaien door iemand die zich voordoet als een mecenas maar in werkelijkheid de ergst mogelijke milieufascist is die er rondloopt. De ene wantrouwende activist verlaat de groep en zet alles op alles om de fascist te ontmaskeren.

Geëngageerde literatuur hoeft niet saai te zijn, heeft de Nieuw-Zeelandse schrijfster Eleanor Catton misschien gedacht. Ze weefde een plot met geheime afgravingen, frauduleuze bankoverschrijvingen, een slachtoffer dat voorgoed in het ravijn verdwijnt en achtervolgingen met drones. Op zo’n twee derde van de roman is de spanning bijna niet meer te houden. Gaat de boef wel ten onder of is dit toch een literaire roman met ongewisse uitkomst?

Eerder, in 2013, ontving Catton de Booker Prize voor het lijvige Al wat schittert (The Luminaries), een breed uitwaaierend liefdesepos dat zich afspeelde voor de kust van Nieuw-Zeeland eind negentiende eeuw, en dat opnieuw de gothic novel leek uit te vinden. Catton was de jongste Booker Prize-winnares ooit, 28, met de dikst bekroonde roman ooit, meer dan achthonderd pagina’s.

Opmerkelijk, deze schrijfster, die als 23-jarige in 2008 debuteerde met een roman die nu onterecht overschaduwd lijkt door haar prijswinnende werk. Met The Rehearsal, in de vertaling van Rob van Essen verschenen als De repetitie, schreef ze een bruisende en gewaagde roman over een stiekeme verhouding tussen een muziekleraar en een vijftienjarige leerlinge. Achteraf gezien nam ze met haar observaties van meisjes en hun vernietigende kracht een voorsprong op discussies die ontstonden in de slipstream van de #MeToo-beweging over daders en slachtoffers. In de eigenaardige mengeling van afstandelijkheid en intensiteit riep deze roman, eerder een groteske dan een realistische vertelling, het beste werk van Elfriede Jelinek in herinnering.

De mecenas is de ergste milieufascist die er rondloopt

Waarschijnlijk moet je het een schrijver gewoon gunnen te evolueren. Met deze derde roman laat Catton zien dat ze technisch in zoverre gegroeid is dat ze het klaarspeelt om iets heel spannends neer te zetten zonder dat het cheap aandoet. Alleen al het feit dat het activistische collectief zichzelf met de naam heeft getooid van het woud dat Macbeth parten speelt, zegt iets over haar hoge inzet. En ook speelt onder alle actie door iets wat alleen een fijnzinnig schrijver tot leven kan roepen zonder het met zoveel woorden te benoemen: een vriendschap tussen twee jonge vrouwen die balanceert tussen jaloezie en obsessie, en die erop wacht om door een man onherstelbaar te worden geschaad.

De band tussen Mira en Shelley vormt een subplot dat vanaf de eerste pagina’s intrigerend genoeg is om het grotere geheel te stutten. Mira is de iets oudere leidster van het collectief, en ze is in feite ook de baas geworden van Shelley’s gevoelsleven. In het begin van de roman is Shelley op een punt gekomen dat ze de groep wil verlaten, weg uit ‘de verstikkende morele supervisie, de zogenaamde eensgezindheid, de voortdurend verplichte soberheid, de financiële onzekerheid’. Maar vooral weg van Mira, bij wie vergeleken ze altijd de mindere zal zijn, denkt ze. Minder dapper, minder rebels.

Het is een vreemde roman, Het woud van Birnam, maar misschien vooral vreemd voor iemand die op zoek is naar de schrijfster van De repetitie. De subtiele scherpte waarmee Catton wederzijdse afhankelijkheid ontleedt in een groep wereldverbeteraars, raakt een beetje ondergesneeuwd door de voortstuwende plot. Er wordt ook steeds heel veel uitgelegd, alsof de lezer het anders weleens niet tot zich zou kunnen laten doordringen hoe slecht de zogenaamde mecenas is. ‘Het natuurbeschermingsproject was alleen iets om goede sier mee te maken, iets wat positief afstraalde op zijn bedrijf, een kans om met de modernste snufjes te spelen.’ O ja.

In Tony, de eenzame afvallige strijder, vastbesloten de slechterik aan het kruis te nagelen en daarmee zelf een beroemd journalist te worden, zet Catton de wanhopige klimaatactivist neer, woedend over de vernietigende invloed van het moderne kapitalisme op het milieu. Voor hen die het nog niet hadden begrepen uit de krant, laat ze hem nog eens fulmineren over ‘de weergaloze schaamteloosheid waarmee de generatie van zijn ouders zijn natuurlijke erfenis – zijn toekomst – had verkocht of verkwanseld, waardoor hij was veroordeeld tot een eeuwigdurende adolescentie die nog werd versterkt door de infantiliserende schaduwwereld van het internet, die steeds verder doordrong in het echte leven en dat dreigde over te nemen.’

Het woud van Birnam zet aan het denken over hoeveel ‘echt leven’ literatuur kan verdragen, en is wat dat betreft misschien een daad van subversiviteit op zich. Kan een schrijver zich nog veroorloven zich buiten de actualiteit op te houden? Van Cattons vorige roman is een televisieserie gemaakt, op basis van een script dat de schrijfster zelf schreef. Het klinkt nu als een verdachtmaking, maar Het woud van Birnam leest als een Netflix-serie. Een heel goeie, dat wel.