Men heeft Trainspotting als een onterechte hype afgedaan, Irvine Welsh een omhoog geval len junkie genoemd, zijn talent kleinerend gelijkgeschakeld met dat van een puberale vuil spuiter. Voorlopig valt wellicht geen verbetering te verwachten, want Welsh schrijft goddank nog altijd geen literatuur met een sierlijk gekalligra feerde hoofdletter L. Toch bevestigen Welsh’ recentste romans zijn bijzondere talent voor geïntoxiceerd engagement: Filth (vertaald als Smeris), het in lichaamsvochten gemarineer de verhaal van de neergang van politieman Bruce Robertson, en Glue (Jonathan Cape, zopas vertaald als Lijm bij De Arbeiders pers), het ruim dertig jaar omspannende wedervaren van vier vrienden uit de achterbuurten van Edinburgh.

De opzet van Glue zou Louis Paul Boon best bevallen. Terwijl rokkenjager Terry, bokser Billy, dj Carl en pechvogel Gally van punk naar techno groeien, van speed naar ecstasy glijden en van verwonderde kinderen cynische dertigers worden, leveren ze een gevecht met hun genen, hun verwachtingen en zichzelf. In het oog van de orkaan van avonturen huist een vage maar krachtige solidariteit, gestoeld op gedeelde ervaringen en geheimen en gehoorzamend aan de wetten van de straat.

Irvine Welsh: «Glue verhaalt de neergang van een set oude waarden, die de arbeiders door het christendom en door het industriële socialisme ingelepeld hadden gekregen. Het boek gaat over de dood van het socialisme in een postmo derne, kapitalistische consumptie maat schappij. ’t Is immers overduidelijk dat die oude waarden set vandaag niet meer relevant is. Zoals eigenlijk niks nog relevant is. Misschien is dat ook niet nodig, ik vind het zo slecht nog niet dat alles op losse schroeven staat.»

Wat de vier vrienden uit ‹Glue› uiteindelijk samenhoudt, is vuiligheid en rottenis, zoals het uit een woordenboek gelichte motto illustreert: «lijm = geleiachtige massa, in beginsel door het uitkoken van dierlijke afvalstoffen, dienende tot plak-, bind- of kleefmiddel».

Irvine Welsh: «Zo is het maar net, toch? Binnenkort ga ik met drie vrienden naar New York — heel verschillende jongens, één van hen is bijvoorbeeld nog nooit in Amerika ge weest. Als we elkaar de voorbije jaren zagen, hadden we het telkens hoofdzakelijk over neuken, drugs, voetbal en de pech en de ziektes van ge meen schappelijke kennissen. Het is uiteindelijk toch de stront die een vriendenclub samenhoudt.»

‹Glue› is een erg ambitieuze, breed uitwaaierende roman.

«Mijn boeken ontstáán gewoon, ze zijn niet het gevolg van een al dan niet ambitieus schema. Mijn vorige romans spelen zich in een relatief korte tijdspanne af — Trainspotting beslaat een jaar, dat was tot nog toe mijn record. De korte tijdspanne ligt me wel, omdat het me toestaat de dingen tot extremen te drijven — iedereen kan immers een volstrekt maf halfjaar beleven. Filth is wel eens overdreven genoemd, een compleet onrealistische afdaling in de goorheid, maar dat boek beslaat gewoon de paar maanden waarin iemand ten prooi valt aan een zenuwinzinking en compleet door het lint gaat.

In Glue volg ik de personages gedurende langere tijd, dan krijg je vanzelf iets gematig ders. Ik had niet verwacht dat het zo zou uitdij en, het was begonnen als een verhaal: eerst heb ik het hoofdstuk dat zich afspeelt op het Bier fes tival in München geschreven — als ik die kant op was blijven gaan, was het vast wéér overdre ven geweest. Maar de personages bevielen me zo dat ik benieuwd werd hoe het ze tien jaar later zou vergaan en hoe ze het op hun vijftiende stelden, en zo ontstond een verhaal over vriend schap en veranderende mensen en waarden. Nu het boek af is, ben ik er blij mee, maar toen het zich maar bleef uitbreiden, vond ik het vooral een vreselijke pain in the ass.»

Enkele critici hebben opgemerkt dat je met ‹Glue› eindelijk volwassen geworden bent.

(lachend): «Wacht tot je mijn volgende boek te lezen krijgen. Het heet Porno, verschijnt nog dit jaar, en toont de personages uit Trainspotting tien jaar later. Ze laten zich in met de huis-, tuin- en keukenporno die tegenwoordig zo populair is. Ach, mocht ik amper een boek verkopen, dan zou ik me waarschijnlijk wel druk maken over kritieken. Nu concentreer ik me liever op mijn verkoopcijfers, ik ben zelfs gestopt met kritieken te lezen.»

Begrijp je mensen die kwaad worden om jouw boeken?

Irvine Welsh: «Ik begrijp dat kunst je raakt; een film of een boek kan mij ook vervelen, op winden of boos maken. Als ik zelf een hoofdstuk uit mijn boeken herlees of een opvoering van een toneelstuk van mezelf zie, denk ik ook wel eens: Jezus! Welke zieke geest heeft dit verzonnen? Blijkbaar hebben veel mensen een soortgelijke reactie: ze denken dat ik een gekke, totaal verziekte weirdo ben. Toen de verfilming van Trainspotting in Amerika in roulatie kwam, zei Bush sr. dat die film, samen met Pulp Fiction geloof ik, de Amerikaanse jeugd zou corrumperen en ruïneren. Als dat zo was, zou ik daarvoor gelauwerd moeten worden, toch?

Het zou geen kwaad kunnen dat al die mensen zich eens aan een reality check wagen: een boek is niet meer dan het is. Ik ben een redelijk normaal mens, ik breng mezelf in een bepaalde stemming om mijn werk zo goed mogelijk te doen. Meer is het niet. Ik weet zeker dat Ozzy Osbourne zich thuis ook niet bezighoudt met gevogelte de strot over te bijten.»

Vind je het prettig vierhonderd bladzijden racistische, seksistische en homofobe praat te spuien, zoals in ‹Filth›?

«Het is altijd fijn grenzen te overschrijden. Maar ik vergeet tijdens het schrijven nooit dat ik ook een zekere verantwoordelijkheid heb: ik laat de impact van dat soort gedachten op het personage en zijn omgeving niet onvermeld. Een schrijver kan gewoon meer met personages die onder extreme druk handelen, zo was het voor Trainspotting interessant dat de heroïne de personages tot extremen drijft. Het ideaal is dat iedereen zich ongemakkelijk voelt bij een boek, dan begint angst ook een rol te spelen.

Ik weet dat de kijk op het leven in mijn boeken vrij somber is, ik weet ook niet waar dat vandaan komt. Ik vrees dat veel voortkomt uit een gebeurtenis op mijn zestiende. We waren met z’n vieren in de stad — goede vrienden die uit zuipen gingen. Eén van ons is nooit meer thuisgekomen. Op die leeftijd heeft de dood van een vriend een enorme impact, we waanden ons immers onsterfelijk. Sindsdien probeer ik — ook als ik schrijf — heel hard het waarom te begrijpen. Al schrijvende probeer ik de zin van het bestaan op de staart te trappen.»

Irvine Welsh is een verrassend geëngageerd schrijver. Zijn even geestige als rauwe sociaal realisme-met-surrealistische trekjes vormt een striemende aanklacht tegen de wurggreep waarin industrie en politiek de maatschappij gevangen houden. Zijn boeken gaan op superieure wijze voorbij aan steriel protest, omdat Welsh sloganeske eenduidigheid schuwt en diep durft te gaan: tot aan de knieën in de stront, tot aan de ellebogen in het bloed, tot aan de nek in medelijden. Ook in Glue blijft Irvine Welsh het hedendaagse kapitalisme en liberalisme geselen.

Welsh: «Da’s het eeuwige dilemma voor iemand uit de arbeidersklasse die plotseling geld begint te verdienen: stop je je geld in de revolutie of klim je gewoon naar boven op de maatschappelijke ladder? Niet makkelijk. Ik blijf het kapitalistische systeem klote vinden en laat geen kans voorbijgaan om er mijn ongenoegen over te uiten, maar ik ga niet de idiote martelaar uithangen en weigeren rijk te worden. Uiteindelijk kies ik toch voor een halfslachtig if you can’t beat them, join them: ik investeer in vastgoed, ik koop en verkoop flats.»

Maakt dat de antiglobalistische statements in ‹Glue› niet een tikje contradictoir? Je schrijft onder meer: «Het gaat allemaal om meer producten te verkopen, en de mensen die het zich niet kunnen permitteren te consumeren onder controle te houden.»

«Yeah! Maar dat is net het hele eieren eten: de contradicties maken het leven interessant, toch?»

Nog zo’n statement: «Hooligans worden buitenpro portioneel gestigmatiseerd om de aandacht af te leiden van het échte vandalisme van de regering. Vandalisme in de gezond heidszorg, in het onderwijs…»

«Zo is het toch? Het is een beetje raar dat er zoveel te doen is over hooligans in het voetbal, want die zijn nu eenmaal sinds tijden de essentie van het voetbal: het hooliganisme was er eerst, het voetbal is simpelweg een aantasting van het hooliganisme. Volgens mij is het voetbal uitgevonden om het hooliganisme te controleren.»

Het rauwe Trainspotting is negen jaar na verschijnen een cultklassieker die de onder het wakend oog van winkeldetectives samengestelde hitparade van de meest gestolen boeken in Engeland aanvoert. Het taalgebruik — Welsh ontwikkelde een heel eigen idioom, dat hij baseerde op een soort Schots dat enkel in achterbuurten te horen is — en de indringende schets van heroïnegebruik veroorzaakten bijzonder veel opschudding.

Je hebt in de boeken na ‹Trainspotting› zoveel over ecstasy geschreven dat je «the poet laureate of the chemical generation» bent genoemd. Ben je niet bezorgd over de langetermijneffecten van E?

Irvine Welsh: «Daar is nog altijd niks over be kend, het blijft bij vage voorspellingen en geruchten. Intussen is wél wetenschappelijk bewezen dat je van alcohol en tabak doodgaat, maar toch blijft iedereen roken en drinken. Waar gaat al die kouwe drukte over E dan over? Zijn mensen soms bang dat ze twee kéér zullen sterven? Voor mij is het simpel: iedereen mag vrij kiezen wat hij eet, drinkt, slikt of spuit. Ik hou me dus niet in, maar ik wil ook geen vijfhonderd worden en me de hele tijd vervelen.»

Ben je een hedonist of een escapist?

«Allebei. Misschien heeft de cultuur waarin ik ben opgegroeid mijn talent voor geestverruimende en andere verslavingen gestimuleerd: letterlijk iedereen dronk in mijn omgeving, het weekend was één groot drinkgelag. Ik heb dus eigenlijk niet veel méér gedaan dan die traditie voortzetten, alleen is het menu tegenwoordig een stuk gevarieerder dan vroeger. Op mijn zesde snoof ik lijm, op mijn twaalfde brouwde ik met een vriendje mijn eigen bier en nadien volgden speed, heroïne, crack en elke drug die je je maar kunt voorstellen. Alleen prozac heb ik nooit geprobeerd — iets wat voorgeschreven wordt, kan niet goed zijn, is mijn motto altijd geweest. Een behoorlijke regel, toch?»

Op ‹Trainspotting› en ‹Glue› na hebben al je boeken een surreëel en experimenteel kantje. Is dat je door drugs ingegeven?

«Ook, maar het heeft toch vooral te maken met mijn verlangen boeken te schrijven die me een even grote kick bezorgen als een nacht in de rave-pub. Toen ik aan Trainspotting begon, wilde ik dat het een pageturner zou worden. Ik probeerde het ritme van een 4/4-beat house te vangen. Mijn geluk is dat mensen die in een snelle cultuur leven, die stijl kunnen appreciëren. Mijn boeken passen bij de rusteloosheid van tegenwoordig.»