Hij is wat moeilijk ter been, maar loopt nog altijd kaarsrecht. Markus Wolf, de «man zonder gezicht», is tachtig jaar. We ontmoeten hem in het Berlijnse Rathauscafé, een paar stappen van het appartement waar Wolf aan de oever van de Spree zijn levensavond slijt. Tot in 1985, vier jaar voor de val van de Muur, stond generaal Markus Wolf aan het hoofd van de buitenlandse inlichtingendienst van de DDR. Moskou was niet alleen daarom bekend terrein.

Op zijn elfde, in 1934, was hij samen met zijn moeder en zijn broer Konrad het nazi-rijk ontvlucht en naar Moskou uitgeweken. Zijn vader, de jood Friedrich Wolf, was behalve arts ook overtuigd communist en toneelschrijver. Na de nederlaag van de nazi’s in mei 1945 keerde hij terug naar het bezette Berlijn en maakte hij onder de schuilnaam Michael Storm reportages voor de Russische zender Radio Berlijn. Kort nadat hij in Neurenberg over het oorlogstribunaal had gerapporteerd, kreeg Wolf eind 1949 opnieuw een marsbevel naar Moskou om er eerste adviseur van de pas opgerichte Oost-Duitse ambassade te worden. Geen enkele gebeurtenis is Markus Wolf zozeer bijgebleven als zijn ontmoeting met Josif Stalin (1878-1953) in de grote balzaal van hotel Metropol in februari 1950. Wolf is een van de laatste overlevenden die zo dichtbij oog in oog met de vozjd, de leider, heeft gestaan.

«In de winter van 1950 kwam Mao Zedong op officieel staatsbezoek in Moskou. Omdat de ambassadeur zelf ziek was, speelde ik chargé d’affaires. De begroeting van de delegatie vond plaats op het Kazanstation in het noordoosten van de stad. We vormden het corps diplomatique op het perron om de hoge gasten te begroeten. Mao Zedong werd niet door Stalin opgewacht. Het was Nikolaj Sjvernik, de voorzitter van het presidium van de Opperste Sovjet, die de honneurs waarnam. We schudden handjes en we waren allemaal erg onder de indruk van Mao en van premier Zhou Enlai, die de Chinese leider begeleidde.

Vervolgens was er een receptie die door Sjvernik ter ere van Mao in het Kremlin werd aangeboden. Dat was de enige keer in mijn leven dat ik een smoking droeg. De receptie was erg feestelijk, maar toch viel het me op dat Stalin ook deze keer afwezig was. We stelden dat vast zonder er veel bedenkingen aan vast te knopen. Stalin was voor ons sowieso onbereikbaar. Pas veel later werd me duidelijk hoe ongehoord onbeschoft Stalins afwezigheid was. Want niet Sjvernik was de juiste partner voor Mao, maar Stalin zelf natuurlijk.»

Stalin maakte het later goed door toch met Mao te verschijnen in het openbaar?

Markus Wolf: «Zo ongeveer. Enkele dagen later gaf de Chinese ambassadeur ter ere van Mao Zedong een receptie in het prachtige Moskouse hotel Metropol. Daar was ook de provisorische residentie van de diplomatieke missie van de DDR gevestigd. We stonden in de grote zaal van het restaurant. In het midden was een kleine fontein. Ik stond met mijn Tsjechische en Poolse collega’s te praten, met mijn rug naar de deur gekeerd. Plots ging een huivering door de zaal, de gesprekken stokten, allen keken in de richting van de deur. Ik draaide me ook om en stond oog in oog met Stalin die net binnenkwam met zijn minister van Buitenlandse Zaken Vjatsjeslav Molotov en de rest van de sovjetleiders in zijn kielzog. Het ging er allemaal erg plechtig aan toe. De hele cohorte begaf zich naar een klein zijzaaltje. Daar was een tafel waar de sovjetgroep onder Stalin en de Chinezen onder Mao plaatsnamen. Voor het corps diplomatique waren er tafeltjes in de grote ruimte.

Al waren we diplomaten, toch waren Mao en Stalin voor ons wezens uit een andere wereld. Misschien was ik een beetje teleurgesteld. Het viel me op dat de verschijning van Stalin niet correspondeerde met het beeld dat ik van hem had uit documentaire films of van foto’s. De poses van Stalin waren altijd van onderaf genomen. Ze toonden hoe hij op het Leninmausoleum aan het Rode Plein de parades keurde. Het frappeerde me hoe klein Stalin in werkelijkheid was, zeker als je zijn postuur vergeleek met dat van Mao. Stalin had een tonsuur. Hij had een kaal hoofd, iets wat je ook nooit in de films zag. De acteurs die in films Stalin uitbeeldden, waren altijd groot en hadden een volle haarbos.

Ik heb getracht te onthouden wat er tijdens de heildronken in hotel Metropol werd gezegd. Ik heb ze achteraf in mijn schrijfblok opgeschreven. Van de vijf heildronken die van sovjetzijde kwamen, werden er drie door Stalin uitgesproken. Van Chinese zijde heeft alleen Zhou Enlai geantwoord. Mao heeft de hele tijd gezwegen en zei ook aan tafel niets. Later begreep ik dat dit signalen waren die erop wezen dat er toen al problemen waren tussen die twee. Maar destijds was het voor mij ondenkbaar dat er tussen China en de Sovjet-Unie of tussen Mao en Stalin wrijvingen of meningsverschillen konden bestaan. China werd voor het oog van de communistische wereld geprezen. Het Chinese Volksbevrijdingsleger had nog maar pas, in oktober 1949, gezegevierd. Later bleek hoe vreemd het allemaal was. Het was erg uitzonderlijk om Stalin in een hotel als de Metropol te zien opduiken. Behalve in de oorlog ontving Stalin alleen in het Kremlin, waar alle grote ceremonies plaatsvonden. Eén heildronk van Stalin herinner ik me precies. Dreigend hief hij het glas op de volkeren van Joegoslavië en hij zei dat ze ooit weer hun plaats in de socialistische naties zouden innemen. Je moet weten dat de Joegoslavische leider Josip Tito kort daarvoor met Moskou gebroken had. Tito wou zich niet schikken naar de directieven van Stalin.»

Werd Mao door Stalin als een rivaal ervaren?

Markus Wolf: «Vermoedelijk wel. De Sovjet-Unie en de geheime sovjetdienst beschikten over uitstekende agenten, ook in China. Ze waren voortreffelijk geïnformeerd over de interne problemen in de Chinese communistische partij. Ik vermoed dat spionnen en agenten die voor Moskou werkten aan Stalin informatie bezorgde over het karakter van Mao. Veel van zijn denkbeelden strookten niet met die van Stalin.»

Hebt u Stalin bij andere gelegenheden ontmoet?

«In Moskou zag ik Stalin ook vanuit de diplomatenloge tijdens de bijeenkomsten van de Opperste Sovjet. Stalin arriveerde als laatste. Toen meende ik nog dat hij een bescheiden mens was die een hekel had aan de mystificaties rond zijn persoon. Ik was naïef en dacht dat de persoonlijkheidscultus niet in de lijn van zijn karakter kon liggen. In die opvatting werd ik gesterkt door andere signalen. Ik kan me niet herinneren dat Stalin tijdens die zittingen ook maar één decoratie droeg.»

Hoe was de sfeer in Moskou toen u daar in 1949 als jonge diplomaat arriveerde?

«Ik was er niet lang. Ik verbleef in Moskou van 3 november 1949 tot augustus 1951. Het verslagen Duitsland was heel belangrijk voor de sovjets. Ze hadden een reusachtige vertegenwoordiging in Berlijn, waar ook de politieke hoofdvertegenwoordiging van het Rode Leger gevestigd was. In Moskou moesten we zorgen voor de vele DDR-delegaties die de sovjethoofdstad bezochten. Walter Ulbricht, Wilhelm Pieck en vele Duitse leiders die in de DDR een belangrijke politieke rol speelden, werden in Moskou door ons opgevangen. We moesten overal met hen meegaan, aan sightseeing doen, hen gezelschap houden in het theater. Ik heb zeker dertig keer Het Zwanenmeer in het Bolsjoj gezien.»

Zag u hoe hard de stalinistische repressie na de oorlog weer toesloeg?

«Destijds zag ik veel dingen niet zo kritisch. Ik was driedubbel afgeschermd: als diplomaat, als buitenlander én als Duitser. Voor de gewone Russen zou het gevaarlijk geweest zijn contact met ons te zoeken. Ik was als kind in Moskou opgegroeid. Ik kende dus al een aantal harde kanten van het regime. Maar ik was het zeker niet ongunstig gezind. Mijn ouders waren overtuigde communisten. Ik had zoveel enthousiaste verhalen over Stalin gehoord dat ik me hem voorstelde als een wijze tovenaar uit een sprookjesverhaal. Jarenlang heb ik gedacht dat de ‹fantastische Sovjet-Unie› de officiële naam was van het land waarin ik was terechtgekomen. In de Sovjet-Unie hadden we geen reden om meteen argwanend te zijn. De toneelstukken van mijn vader werden er in wel dertig theaters over heel de Sovjet-Unie opgevoerd. Professor Mamlock was wellicht de eerste literaire getuigenis van de jodenvervolging in Duitsland die op het toneel werd opgevoerd. Aan het literaire succes van mijn vader was het te danken dat we in Moskou tamelijk comfortabel konden leven. Omdat mijn vader een revolutionair schrijver was had hij een tweekamerwoning met bad en keuken toegewezen gekregen in de Nizjni-Kislovskistraat. Dat was een van de kronkelige oude steegjes achter de Arbat, de hoofdstraat die de pleisterplaats van de Moskouse schrijvers en schilders was. Alle sovjetnormen in acht genomen, was dat in die dagen een onvoorstelbare luxe. Alleen het eten was vreselijk eentonig. We kregen alle dagen boekweitgort en gruttenpap voorgeschoteld. Maar we waren blij dat we niet meer in Duitsland waren, waar mijn vader, mijn moeder, mijn broer en ikzelf allemaal op Hitlers zwarte lijst van gezochte personen stonden. Misschien zijn al mijn politieke denkbeelden wel gevormd door die ene gebeurtenis: ik — een kind nog — was door de leiders van Duitsland, mijn eigen land, als een crimineel bestempeld. We waren wel gevoelig voor de stiltes en de ontwijkende verklaringen van onze ouders en de andere volwassenen. We begrepen dat in Moskou ook onder de Duitse emigranten mensen verdwenen, al werd daar nooit openlijk over gepraat. Veel later hoorde ik dat zelfs mijn vader voor zijn leven had gevreesd in 1937, het jaar dat Stalins zuiveringsmachine op volle toeren draaide. Maar wat er ook gebeurde, het belangrijkste was de strijd tegen het fascisme. De rest was ondergeschikt.»

Dat werd anders in augustus 1939, het jaar van het pact tussen Stalin enHitler?

Markus Wolf: «Onder de Duitse emigranten in Moskou werd daarover heftig gediscussieerd. Vooral oudere Duitse communisten wisten niet hoe ze het hadden. Ik was toen lid van de jeugdbeweging Komsomol. Ik heb de propaganda- en agitatieargumenten die het pact verdedigden, overgenomen en verspreid. Toen echter een maand later een echt vriendschapsverdrag tussen Hitler en Stalin werd afgesloten en Molotov in zijn redevoeringen positief begon te spreken over de Hitler-politiek, kon ik het ook niet meer volgen en begrijpen. Toch waren er nog altijd tekenen dat dit pact onder de dwang van de politiek van de Fransen en de Britten was afgesloten en dat er voor de Sovjet-Unie geen andere uitweg was geweest. Ook mijn vader verdedigde dat standpunt.»

De sovjetleiding begon toen ook gevluchte Duitse communisten en joden aan de nazi’s uit te leveren? De communiste Margarete Buber-Neumann vertelt in haar memoires hoe ze van een sovjetkamp rechtstreeks in een nazikamp terechtkwam. Was u daarvan op de hoogte?

«Nee. We wisten wel dat er Duitse emigranten in Moskou werden aangehouden, maar dat brachten we onder bij de vele andere erge dingen die gebeurden toen de oorlog op het punt stond uit te breken. Later vernamen we meer over het lot van de Duitse communisten die naar de Sovjet-Unie waren gevlucht. Sommigen werden partizanen, anderen kregen spionage- en propagandataken toegewezen en nog anderen kwamen om in de kampen. Na de oorlog hadden we het veel te druk om dat recente verleden behoorlijk te verwerken.»

Op 5 maart 1953 overleed Stalin.

«Ik stond toen al enkele maanden aan het hoofd van de buitenlandse inlichtingendienst van de DDR. Ik was op mijn kantoor in Oost-Berlijn. Ik riep het personeel samen en ik hield een korte toespraak. Ik was kort van stof. Mijn toespraak was niet erg pathetisch, hoezeer ik Stalin ook had vereerd. Het was allemaal nogal dubbelzinnig. De dood van de leider had me in verwarring gebracht en me tegelijk opgelucht. Ik was meteen daarna toevallig in Moskou op dienstreis toen Stalin in de Zuilenzaal van het Vakbondsgebouw opgebaard lag. De aandrang van de mensen die het lijk wilden groeten was enorm. Tijdens de rouwceremonie vielen er doden. Ik was op de kleine Moskouse boulevardring in de enorme rij gaan staan om aan te schuiven en het lijk van Stalin te groeten. Die rij was vier kilometer lang. Maar de foto van Stalin bleef in mijn kantoor hangen. Toen sovjetleider Nikita Chroesjtsjov in februari 1956 tijdens het twintigste partijcongres zijn zogenaamde geheime rede hield en de misdaden van Stalin onthulde, nam ik het Stalin-portret van de muur en schopte het in een hoek. Ik dacht: nu wordt het allemaal anders. Maar de twijfels kregen weer de overhand toen ik merkte hoe in de DDR op Chroesjtsjovs onthullingen werd gereageerd. Ulbricht las op een gesloten partijzitting een verkorte tekst van de redevoering van Chroesjtsjov voor, maar die werd niet gepubliceerd. Het ministerie van Staatveiligheid van Erich Mielke zocht de confrontatiekoers. Mielke zei dat hij zich nooit bezwaard had gevoeld door Stalins beleid en dat zonder Stalin de oorlog tegen Hitler niet gewonnen zou zijn. Na de onlusten in Polen en het neerslaan van de Hongaarse opstand van oktober/november 1956 leken de ergste dagen van het stalinisme teruggekeerd te zijn. Ik bleef er niet meer bij stilstaan. De Koude Oorlog was volop aan de gang en zou in 1962 door de rakettencrisis op Cuba een hoogtepunt bereiken.»

Wat zat u als chef van de inlichtingendienst dan het meest dwars?

«De arrogantie van de macht. Ik was altijd een groot bewonderaar van de communistische spion Richard Sorge die in de jaren dertig in Japan opereerde en Stalin waardevolle informatie bezorgde over de nakende inval van de Wehrmacht in de Sovjet-Unie. Het is onvergeeflijk hoe Stalin de informatie van Sorge terzijde schoof. Ook dat behoort tot het hoofdstuk van de duistere Stalin-tijd.»

Van Piet de Moor verscheen onlangs De gelaarsde God: Stalin en de aura van de macht (uitgeverij Van Gennep)