Haar puntsgewijze essay over de goede smaak voor de slechte smaak gaat over een sensibiliteit die misschien nu, na zoveel jaar homo-emancipatie en Paul de Leeuw een cliché mag zijn, toen was het volstrekt nieuw. Zoals ze in haar lange essay On Photography uit 1977 volkomen nieuwe inzichten verwoordde over een discipline die toen nog nauwelijks als kunstvorm werd gezien.

Haar voorliefde voor ontregelende kunst en ongrijpbare eigentijdse verschijnselen analyseerde ze in heldere, cerebrale essays. Ze combineerde hippe onderwerpen met een gebeeldhouwde, koele stijl; intimiderende intelligentie met een ravissant uiterlijk, waardoor ze al snel bijnamen kreeg als ‘the Natalie Wood of the U.S. avant-garde’. Ze kende alles en iedereen in New York met literair en artistiek aanzien. Had een zoon die in de jaren zestig de puberleeftijd bereikte. Halverwege de jaren zeventig, toen ze begin veertig was, kreeg ze borstkanker, waarvoor ze in 1975 een zeer zware chemotherapie onderging, waarbij de artsen twijfelden of het wel goed zou uitpakken. Ze zou er in 1978 Illness as Metaphor over schrijven, weer zo’n essay waarin ze als eerste de vinger legt op een pijnlijk fenomeen: de enge metaforen waarin over kanker werd gepraat (bijvoorbeeld kankercellen als ‘aliens’ die de patiënt bezetten), met fatalisme en schaamte als gevolg.

Die feiten zijn voor een groot deel overbekend. Elke tijdgenoot heeft kunnen volgen hoe Sontag intellectueel furore maakte. Met die borstkanker ligt het ingewikkelder: die was wel bekend, maar publiekelijk sprak of schreef Sontag er niet over; in haar essay ging het over de taal over de gevreesde ziekte, of K., of welk eufemisme ook gebruikt werd, niet over haar eigen ziektegeschiedenis. Sontag wilde gewaardeerd worden om haar denkwerk, niet om haar biografie. Vandaar dat ze een strikte scheiding aanbracht tussen haar romans en essays en haar leven.

Maar het zijn grote feiten om te noemen, mijlpalen in een biografie: plotselinge, komeetachtige literaire roem, een opgroeiende zoon, een levensbedreigende ziekte. Het opvallende is dat in Zoals de geest gebonden is aan het vlees, de dagboeken en aantekeningen die de periode van 1964 tot en met 1980 bestrijken nauwelijks een rol spelen. In zijn voorwoord schrijft haar zoon David Rieff, die het boek bezorgde, dat het een onjuist beeld geeft van het leven van zijn moeder, ‘in die zin dat ze ernaar neigde vaker in haar dagboeken te schrijven wanneer ze ongelukkig was, het vaakst wanneer ze diepongelukkig was, en het minst vaak wanneer ze zich prima voelde’.

Nu geldt dat natuurlijk voor de meeste dagboekschrijvers, dat dagboek en leven niet zomaar samenvallen. Maar bij Susan Sontag is het heel extreem. Haar dagboeken dienen niet om haar dagelijks leven te notuleren; naar gebeurtenissen is het vergeefs zoeken, met als enige uitzondering aantekeningen tijdens een reis naar Hanoi gedurende de Vietnamoorlog. Successen worden niet gememoreerd, maar ook over haar ziekte geen woord. Het is alsof die strikte scheiding tussen werk en leven ook hier opgaat. Zoals ze in 1973 noteert: ‘In “het leven” wil ik niet worden gereduceerd tot mijn werk. In “mijn werk” wil ik niet worden gereduceerd tot mijn leven. Mijn werk is te streng. Mijn leven is een heftige anekdote.’

De dagboeken geven de binnenkant weer. Aan de ene kant een binnenkant die weinig verrast: de leergierige Sontag, de eeuwige student, altijd hongerig naar nieuwe boeken, nieuwe films, meestal in imponerend erudiete lijstjes vervat, of opdrachten aan zichzelf (‘Buy Wittgenstein’s notebooks!’). Die binnenkant behelst ook de nieuwe inzichten, ideeën voor romans en essays. Maar er is ook een andere binnenkant, die van de verliefdheid, het verlangen en de pijn. In Zoals de geest gebonden is aan het vlees gaat het om verschillende ongelukkig verlopende relaties met vrouwen – Sontag was biseksueel, haar relaties met mannen waren minder turbulent. De ‘heftige anekdote’ die haar leven naar eigen zeggen is, blijkt uit de volgende aantekeningen na de scheiding van een geliefde: ‘Ik drijf in een oceaan van pijn. Ik drijf niet – maar zwem, onhandig – stijlloos. Maar zink niet. Alsof je wordt overreden door een vrachtwagen. Je ligt op straat. En niemand helpt.’

Sontag zou Sontag niet zijn als ze de rauwe pijn niet ook met haar verstand te lijf zou gaan. In haar beroemde essay Against Interpretation verzette ze zich weliswaar tegen het graven naar betekenis – ‘Interpretatie is de wraak van de criticus op de kunst’ – maar als het om haar leven en liefdes gaat kan ze het spitten niet laten. Eindeloos analyseert ze in Zoals de geest gebonden is haar jeugd, en dan met name de ambivalente verhouding tot haar behaagzieke en grillige moeder, die het liefst zelf de dochter was. Eindeloos ook blijft ze stilstaan bij de nukken en raadselachtige karakters van haar geliefden. Het is ontroerend om te zien hoe al dat denken nog het meest weg heeft van roeren in haar verdriet.

In zijn voorwoord onthult David Rieff dat Sontag in de jaren negentig met het idee speelde om een autobiografie te schrijven. Tot zijn verbazing, omdat ze de grens tussen haar privé-leven en haar publieke bestaan zo streng bewaakte. Haar postume dagboeken zijn, stelt hij, als die autobiografische roman te zien. Herboren, dat een paar jaar geleden verscheen en verslag doet van haar puberteit en jonge volwassenheid, zou dan de Bildungsroman zijn, ‘haar Buddenbrooks’. Dit nieuwe deel gaat over haar volwassen leven, vol succes, schrijft Rieff neutraal. Een genre noemt hij niet, laat staan een titel. Terwijl Zoals de geest gebonden is toch bovenal een liefdesroman is van het tobbende soort. Haar Un amour de Swann, al zijn het dan verscheidene ‘amours’.


SUSAN SONTAG

Zoals de geest gebonden is aan het vlees: Dagboeken en aantekeningen 1964-1980

Bezorgd door David Rieff, vertaald door Joris Vermeulen, De Bezige Bij, 543 blz., € 34,90