Margaret Mazzantini – ‘Voor mij stond schrijven gelijk aan je eigen leven en dat van je naasten kapotmaken’ © Pascal Le Segretain/Getty Images

Een gouden tapijt van acaciablaadjes bedekt de smalle stoepen van dit hoekje paradijs in Rome. I Parioli is een merknaam, de buurt voor de rijken en beroemden. Het tapijt kleeft onder je voeten. ‘Past u op, in die sandalen, voor de bijtjes op het trottoir. Ze komen op de honing af’, zegt een vader die van afstand zijn zwarte suv openbliept om zijn zoontje in klassiek wollen Engels sporttenue zo snel mogelijk de koelte van de al loeiende airco binnen te loodsen. Het is op de vroege zondagochtend nu al 32 graden op straat, ook in deze schaduwrijke buurt met de dik ommuurde, koele liberty huizen en het vele groen.

Er staat geen naam bij ‘interno 10’, ‘appartement 10’. Geen ‘Sergio Castellitto/Margaret Mazzantini’ op het bordje bij de bel. Sergio Castellitto (64) is een van de beroemdste acteurs van Italië, en hij is het al heel lang. Al bijna veertig jaar vervult hij de hoofdrol in de bioscoop en ook op de Italiaanse televisie, waar hij alleen de weinige krenten uit de pap kiest, zoals de psychotherapeut in de Italiaanse versie van In Treatment, dit jaar voor het derde seizoen. Er is geen Italiaan die Sergio Castellitto niet op straat zou herkennen.

De ander die niet op het naambordje bij ‘interno 10’ staat loopt persoonlijk niet het gevaar fans aan te treffen bij het hekje dat van binnenuit met een zoemer voor me wordt geopend. ‘Ciao!’ zegt Margaret Mazzantini (56) en ze geeft een ferme, bijna mannelijke handdruk. Het roestrode haar is in het voorbijgaan met een elastiekje boven op haar hoofd samengebonden tot een staart. Ze heeft een gladde, heel blanke Ierse huid van een meisje van vijftien. Geen make-up. Lange balletdansersbenen die uit een kort strandjurkje steken. Alles is van marmer aan Margaret Mazzantini, moeder van vier kinderen, echtgenote van Sergio Castellitto, en schrijfster van een aantal boeken waarmee ze internationaal is doorgebroken.

Vanaf 2001, met Non ti muovere (Ga niet weg, in Nederlandse vertaling uitgekomen in 2005), is zij in Italië een bestsellerschrijfster in de categorie met vijf nullen. Met Non ti muovere won ze in 2002 ook de belangrijkste literaire prijs van Italië, de Premio Strega. Haar boeken zijn vertaald in 35 talen. Splendore, haar laatste roman, kwam in Italië uit in 2013 en in Nederland in 2016, letterlijk vertaald als Schittering. In de zestien jaar die ertussen liggen heeft ze nog twee kinderen gebaard – Anna van inmiddels zestien en Cesare van elf –, vier andere romans geschreven en vijf filmscenario’s naar aanleiding van haar boeken. Voor haar man Sergio, die van haar verhalen over de raadselachtige innerlijke lavastroom die mensen met ‘normale’ levens meesleurt naar onbekende emotionele verten en diepten film op film maakt. Aanvankelijk als regisseur/hoofdrolspeler, later verhuizend naar de bijrol, en tot slot helemaal achter de camera verdwijnend als alleen de regisseur. Castellitto’s leeftijd, 64, begint zo langzamerhand te ver buiten de leeftijdsgroep van Mazzantini’s personages te vallen, die altijd midden in het leven staan, vaak beginnend vanaf de puberteit of rond de twintig.

Verrassend aan Margaret Mazzantini is dat ze helemaal niet is als de ingetogen, bijna adellijk ogende Iers-Italiaanse van de foto’s. Op die foto’s heeft ze hooguit een klein, stil glimlachje, een beetje raadselachtig en melancholiek. Vaak zelfs geen enkel lachje, want dat durft ze ook: gewoon bloedserieus in de camera kijken. Onbewust stel je je daar dan een bedachtzame, zachte stem bij voor, en wie weet ook nog iets van een Iers accent. Het zou zo goed passen in het beeld van de dochter van een Ierse schilderes, Anne Donnelly (85), en een Italiaanse vader, wijlen de schrijver Carlo Mazzantini. Maar Margaret Mazzantini is een vulkaan en ze spreekt op mitrailleursnelheid in het native Italiaans met een zakelijke, lage stem. Voorzover sprake is van een accent is het plat Romeins, waar ze soms even voor de grap mee speelt. Ze kan moeiteloos van hoog naar laag en andersom, net als in haar boeken.

Als we zitten, springt ze direct weer op, eerst om een espresso voor me te maken, dan om iets bij te stellen aan de airconditioning, die vol in haar hals blaast. Ze maakt de indruk van iemand die gewend is alles zelf te doen en weinig te zitten.

In haar twee beste romans, Ga niet weg en Schittering, explodeert de liefde tussen twee personages die totaal onverenigbaar lijken. Het ene personage uit de comfortabele gegoede kringen van Rome, het andere uit een aanzienlijk lagere klasse, de zoon van de conciërge in Schittering, of zelfs uit een soort bidonville, zoals de vrouw met de serieus bestaande naam Italia (Italië) in Ga niet weg. Het gevoel van armoede wordt realistisch beschreven door Mazzantini. De onstuitbare passie die losbarst tussen het ‘hoge’ en het ‘lage’ personage is zeer fysiek, en wordt ook zeer plastisch beschreven. Je ruikt de stank van de plekken, je voelt het zweet op de huiden, het geplak en geknoei in een tentje in de brandende zon, langs oevers en in bosjes, in auto’s, in smoezelige peeskamertjes.

‘Het was een enorme lijdensweg, het boek van mijn vader. Je kent het verhaal van mijn vader?’

Willens en wetens lijkt de ‘hogere’ ik-figuur de exotische stank van de armoede op te zoeken, om na gedane zaken veilig terug te keren naar zijn gehuwde bestaan in luxueuze stadse appartementen en strandhuizen, en zijn prestigieuze werk als chirurg in een ziekenhuis of professor aan een universiteit. De uitstapjes naar de armoede zijn van korte duur, de een blijft achter in de stank, de ander laaft zich aan een soort leven zoals het zich hier in de Parioli zo’n beetje afspeelt. De discrepantie tussen de twee levens is zo enorm dat de passie bijna onwaarschijnlijk wordt, maar dat is nu net het grote talent van de schrijfster Mazzantini: je gelooft het op de een of andere manier toch helemaal.

Als ik begin aan een omslachtige vraag over dichter, schrijver en regisseur Pier Paolo Pasolini en zijn hang naar ‘het proletariaat’, waar hij zo graag bij wilde horen, zijn diepe gekwetstheid omdat hij werd beschuldigd van ‘armoede-toerisme’ in zijn werk, knikt ze al snel. Ze heeft de vraag begrepen. ‘Eerst alleen even dit over Pasolini. Hij haatte de middenklasse, de burgerij waar hij ook toe behoorde, en die deel uitmaakte van een klassensysteem dat inmiddels helemaal niet meer bestaat. En hij adoreerde het proletariaat, dat op die manier ook niet meer bestaat. Pasolini was daar behoorlijk hysterisch in, hij zag in het proletariaat een overdreven puurheid en poëzie, maar was tegelijkertijd meedogenloos. Hij vond het zelfs af te raden om de “puren” van het proletariaat de kans te bieden om verder te leren, want middelmatigen laten studeren leidde maar tot niets. Alleen voor de verlichten van geest zoals hij, de artiesten, de intellectuelen, had studeren zin. Allemaal categorieën en gedachten die vandaag achterhaald zijn.’

Ze kijkt even naar buiten, naar het elegante, net besproeide binnenplaatsje van haar huis in het hart van de Parioli. ‘Maar u vraagt het natuurlijk hierom. U bedoelt: u zit hier in deze topwijk van Rome, met uw topman, en uw beider topcarrière, hoezo al die empathie voor mensen die met uw leven helemaal niets te maken lijken te hebben? Toch?’

Ja.

‘Het verhaal van ieder van ons ken je alleen zelf’, zegt ze dan. ‘Sergio komt uit een echte proletariërsfamilie, die na de Tweede Wereldoorlog verjaagd is uit het Abbruzzengebergte omdat er gewoon niets meer te eten was. Ze kwamen terecht in de meest armoedige volkshuisvesting aan de rand van Rome en hebben met zes kinderen keihard moeten sappelen om het te kunnen redden. Sergio was de laatste, het nakomertje, en heeft mede dankzij de enorme inspanningen van zijn vader, broers en slovende moeder de stap kunnen maken. Hij mocht iets anders proberen dan alleen maar overleven, zoals de rest. Sergio heeft zich echt met zijn werk verheven tot een ander leven dan waar hij vandaan kwam. En ik… ik kom ook uit een behoorlijk moeizame familiegeschiedenis. Ik weet het, op papier ziet het er redelijk uit, “vader schrijver, moeder schilderes uit de Ierse upperclass”. Maar de realiteit was een andere. Mijn vader heeft dertig jaar hetzelfde boek geschreven.’

Ik schiet in de lach. Ze kijkt eerst even verbaasd en lacht dan ineens mee. Alsof ze de humor er voor het eerst van inziet.

‘Nee, veertig jaar’, zegt ze dan, en de lach verdwijnt. ‘Als ik de tien jaar meetel waarin ik met zijn boek onder de arm heb geleurd. Ik heb het schrijven leren kennen als een plaag, een ziekte. Een zwaar psycho-probleem. Het was een enorme lijdensweg, het boek van mijn vader, voor hem en voor ons. Hij heeft er zijn eigen leven en dat van ons, mijn moeder, mijn drie zussen en mij, mee vergald. Hij was ervan overtuigd dat hij iets terug moest geven door middel van het schrijven, en dat hij dan ook iets zou krijgen. Je kent het verhaal van mijn vader?’

‘Als je de stank niet wilt ruiken, kun je ook niet het sublieme parfum ruiken’

Het verhaal van de vader van Margaret Mazzantini is makkelijk te vinden op internet. Hij was een ‘soldaat van Salò’, wat in het opportunistische Italië van na de Tweede Wereldoorlog gelijk stond aan de grootste losers en domkoppen uit de geschiedenis. Want Carlo Mazzantini had op zijn zeventiende begrepen dat je de Duce, Benito Mussolini, altijd trouw moest blijven, zelfs toen hij door Hitler onder curatele was gesteld in het plaatsje Salò aan het Gardameer. In september 1943 werd Mussolini door Hitlers troepen ‘bevrijd’ uit de handen van de Italiaanse interim-regering die hem had gearresteerd en in Salò geparkeerd. Vanuit deze gouden kooi mocht de geknakte Duce van Hitler de ‘Italiaanse Sociale Republiek’ gaan leiden, een naam die niemand in Italië wat zegt. In de volksmond heet het ‘de republiek van Salò’, een fascistische marionettenstaat, maar er is toch nog veel leed mee aangericht. Behalve bij uiteraard de joodse slachtoffers, waar het Salò-regime veel feller op gebrand was dan tijdens Mussolini’s fascistische bewind voordien, ook bij het soort jongen als Carlo Mazzantini. Of zoals Nobelprijswinnaar voor literatuur Dario Fo, of de grote acteur Giorgio Albertazzi, beiden vorig jaar overleden. Allen waren ze soldaten van Salò, allen vrijwillig, niet iedereen wilde er later nog aan herinnerd worden. Dario Fo was er uiteindelijk toe gedwongen, maar zich spontaan herinneren deed hij het zeker niet. De vader van Margaret Mazzantini wel.

Margaret met vader Carlo Mazzantini en moeder Anne Donnelly © archivio Giovannetti / effigie / HH

‘Deelnemen aan de verkeerde kant en uit de oorlog komen als verliezer, als dúbbele verliezer, want je hebt het niet op tijd begrepen, maakt een maatschappelijke outcast van je’, zegt ze. ‘Mijn vader kwam uit een monarchisch-fascistisch getinte familie die hij op zijn zeventiende ontvluchtte om deel te nemen aan de republiek van Salò. Een jochie van zeventien, denk even aan een joch van zeventien van vandaag. Opgegroeid in een wereld en een cultuur waarin alles die kant op leek te gaan. En voor de rest van zijn leven voorgoed een verrader, want dat is Italië: een dag na het einde van de Tweede Wereldoorlog had iedereen in het verzet gezeten en was er geen fascist meer te vinden. Het Italiaanse volk leeft in een enorme verdrukking, een soort blackout, aangaande wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. En mijn vader, die na de oorlog een overtuigd man van links is geworden, een anarchist, een intellectueel van grote cultuur, heeft zijn hele leven in dienst gesteld van het rechtzetten wat deze jongens was gebeurd. Het is me uiteindelijk gelukt om zijn boek te laten publiceren, wat hondsmoeilijk was, want in dit deel van de Italiaanse geschiedenis had geen uitgever zin. Te meer niet daar mijn vaders verhaal neerkomt op: uiteindelijk waren we niet zo heel anders dan de “juisten”, de winnaars.’

Ze kijkt met een frons voor zich uit. Het zit diep. A cercar la bella morte (Op zoek naar de mooie dood), het boek van haar vader, kwam uiteindelijk uit in 1986 bij Mondadori, toen nog een gerenommeerde uitgeverij, inmiddels door de meeste auteurs van naam gesnobbeerd, want sinds begin jaren negentig in handen van Silvio Berlusconi. Bijna alle romans van Margaret Mazzantini zijn ook bij Mondadori verschenen. Op zoek naar de mooie dood van Carlo Mazzantini werd alom lovend ontvangen in 1986.

‘Ik was een intelligent, gevoelig kind, en ik hield heel veel van mijn ouders, allebei. Ik zoog alles op, ook de lijdensweg van mijn vader, en vond dat ik het moest meedragen. Toen ik begon als jonge theateractrice sleepte ik het manuscript van mijn vader overal met me mee. Tegen iedereen die ik tegenkwam zei ik: “Lees het boek van mijn vader. Lees het boek van mijn vader.” En op een dag trof ik eindelijk de juiste, de belangrijke literatuurcriticus Guido Davico Bonino. Hij las het boek, hij sprak erover met verschillende uitgevers. We hadden geluk dat jaar. Bij Mondadori zat toen Giordano Bruno Guerri, die openstond voor dit zeer, zeer netelige thema. Hij besloot om het uit te geven. Godzijdank.’

Zelf wachtte ze nog een paar jaar met schrijven, maar het talent liet zich niet wegstoppen. In 1994 verscheen haar debuut Il catino di zinco (Het zinken teiltje), over het leven van haar Italiaanse grootmoeder Antenora, de moeder van haar vader. Ze won er direct twee belangrijke literaire prijzen mee. ‘Mijn vader was er niet blij mee, helemáál niet blij zelfs. Het teiltje is heel autobiografisch, hè. Ik had schrijven eigenlijk verbannen uit mijn hoofd, al heb ik altijd wel voor mezelf geschreven, als kind al. Maar ik wílde niet, vanwege mijn vader, vanwege hoe ik hem had zien lijden. Voor mij stond schrijven gelijk aan je eigen leven en dat van je naasten kapotmaken. Ik wilde leven in de wereld, ik wilde met anderen omgaan, en daarom dacht ik dat ik beter naar het theater kon. Bovendien ben ik een doener, een keiharde fysieke werker, stil zitten en schrijven past niet bij mijn aard, ik ben helemaal geen intellectueel. Als ik thuiskwam uit school ging ik meteen door naar de moestuin. Wij hadden een moestuin, niet zoals linkse hipperds van nu een beetje drie tomaatjes en een half eigen kropje sla op de daktuin verbouwen, maar uit pure noodzaak. Het was een enorme moestuin van twee hectare, en er was enorm veel werk in te doen, iedere dag, alle seizoenen van het jaar. We verbouwden alles zelf, tomaten, olijven, groentes, peulvruchten, aardappelen, broccoli, en we hielden ook beesten, kippen, geiten, ganzen.’

Ook dit is weer een heel ander beeld dan wat je je voorstelt bij hoe het in de beknopte biografie op haar Wikipedia-pagina staat omschreven: ‘Margaret Mazzantini wordt in Dublin geboren waar ze de eerste drie jaar van haar leven doorbrengt voordat de familie verhuist naar Tivoli, vlak bij Rome, waar ze opgroeit pal naast de Villa van Hadrianus.’ Ze moet lachen als ik het haar voorlees.

‘Dat is de grote krachttoer van schrijven. Je wordt bezocht door een grote hoeveelheid geesten en jíj moet kiezen wie mag leven’

‘Ja hoor, dat klopt, ons huis en de moestuin lagen naast de Villa van Hadrianus in Tivoli. Of liggen, beter gezegd. Mijn geweldige, lieve moeder woont er nog steeds, en ze mag nu eindelijk alleen schilderen in haar atelier. Het klinkt heel pittoresk, ik weet het. Wonen naast het wereldberoemde ruïnepark van een Romeinse keizer! Maar voor ons was het een broodarm, provinciaal bestaan. De bus naar Rome, ik zat eeuwig in de bus naar Rome, anderhalf uur heen en anderhalf uur terug, ’s ochtends de eerste en ’s nachts de laatste. Ik ging op en neer naar de theateracademie om actrice te worden, de andere meisjes in de bus waren kapsters, winkelmeisjes, en gingen naar het centrum van Rome om daar te werken. Ik was goed bevriend met die meisjes en ik heb er veel kapot zien gaan.

De late jaren zeventig, begin tachtig, waren ook de jaren van de heroïne. Ik ken de stank van armoede echt heel, heel goed, geloof me. Mijn literatuur stinkt omdat het leven stinkt. En als je de stank niet wilt ruiken, kun je ook niet het sublieme parfum ruiken. Het stilstaande water van de geruststellende middelmatigheid en de welvaart interesseren me niets als uitgangspunt om over te schrijven. Ik leef alleen van inspiratie, en als ik die niet voel, hoef ik ook niet te schrijven. Het gaat mij om de vergetenen, zoals Italia in Ga niet weg. Ik ben verliefd geworden op háár, maar om haar te beschrijven had ik de blik van een personage uit de gegoede kringen nodig. Iemand die er eigenlijk ook maar bijbungelt, en dat dankzij zijn ontmoeting met Italia beseft. Dat is de ik-figuur Timoteo, de chirurg.’

In de zeer goed gelukte verfilming uit 2004 van Ga niet weg speelt de Spaanse actrice Penelope Cruz wonderbaarlijk knap het bidonville-personage Italia. Zwikkend op scheve hakken, permanent kauwgom kauwend en met diepe zwarte kringen onder haar ogen lukt het haar zelfs om bijna lelijk te zijn, zoals in het boek. Sergio Castellitto zelf is behalve de regisseur van de film ook de chirurg, een knappe rol, zoals al zijn rollen. Een sleutelscène in Mazzantini’s boek is het moment waarop Italia tomaten gaat plukken in haar moestuintje dat ze te midden van de cementen gruwel van de uitdijende stadsperiferie heeft aangelegd, en voor hem een fantastische verse spaghetti al pomodoro bereidt. Dat is het moment waarop de chirurg haar voor het eerst ziet als mens, en niet alleen als pornografisch stuk vlees dat hij even wil afraggen in haar armoedige hutje. Waar de scène vandaan komt is na Mazzantini’s relaas over haar jeugd in de moestuin ineens duidelijk. Maar hij zit niet in de film.

Sergio Castellitto en Margaret Mazzantini in Rome © Venturelli / Getty Images

Hoe staat ze eigenlijk tegenover het feit dat haar man iedere roman die van haar verschijnt onmiddellijk als een vers brood uit de oven rukt en verfilmt? Het zijn er al zes inmiddels. Zij schrijft altijd het scenario, in het geval van de laatste film, Fortunata van dit jaar, zelfs alléén het scenario, want er bestaat geen roman Fortunata van Margaret Mazzantini.

Ze zucht. ‘Hoe kun je een solidariteit zoals die tussen mij en Sergio uitleggen? Die films… dat is echt mij in dienst van Sergio stellen, eerlijk is eerlijk. Want wat mij betreft zou ik alleen boeken willen schrijven. Schrijven is voor mij zoiets groots, allesomvattends, een wereld die in je omhoog komt, als een vulkaan. Een drug eigenlijk. Ik kan helemaal niets anders doen als het begint, en ik weet niet hoe het begint. Alles moet uit de weg als het moment daar is, ik kan zelfs geen boodschappenlijstje meer maken.’ (Achterin in Schittering staat: ‘Een dankjulliewel voor mijn kinderen, ik heb jullie tijd ontnomen, ik heb gehaast voor jullie gekookt.’)

‘ik schrijf niet voor de leuk, ik schrijf omdat het ineens moet, uit een soort rebellie tegen de pijn van de wereld die ik heel sterk om me heen voel. Het moment waarop ik voldoende innerlijk materiaal heb verzameld, voldoende beelden van pijn en ongemak in mijn hoofd heb, laat zich niet voorspellen. Maar ineens is het daar, en dan moet ik alles loslaten, alles in me laten gebeuren, alle fantasie zonder teugels laten gaan, maar tegelijkertijd moet je de fantasie op de een of andere manier kanaliseren, dat is de grote krachttoer van schrijven. Je wordt bezocht door een grote hoeveelheid geesten en jíj moet kiezen wie op dat moment mag leven. Ik weet niet waar mijn personages vandaan komen. Uit een diep ondergronds gebied dat ik nooit zou hebben omgewoeld als ik niet de elektrische shock had gevoeld van de literatuur. Daar gaat het mij om. Schrijven is een kluizenaarsberoep, je sluit je op in een kamer met een kop koffie en je sluit de hele wereld buiten. Om iets terúg te geven aan de wereld, als het goed is. Een prachtig proces. Voor film schrijven is alleen maar stress. Wat mij betreft, met mijn karakter, met al die kinderen die we hebben, had ik de moeite echt niet gedaan. Bij film staat de geldmeter voortdurend te tikken, terwijl literatuur niets kost.’

Maar het zal toch wel zo zijn dat ze met filmscenario’s schrijven veel meer verdient? Want alles bij de film is toch maal tien? En met al die kinderen en dit huis hier in de Parioli…

Ze lacht meewarig nog voor de suggestie ten einde is. ‘Manco pe’niente’, zegt ze in het vol plat-Romeins. Het betekent: ‘Voor geen meter.’ In het algemeen beschaafd Italiaans zou je zeggen ‘No, non è così.’ ‘Ik verkoop heel goed als auteur, vergeet dat niet’, zegt ze dan weer keurig. ‘Ik verdien veel beter met mijn boeken, er is geen enkel vergelijk. En ik beleef er oneindig veel meer plezier aan. Film is ontzettend zwaar, en loopt heel slecht op dit moment in Italië. Maar ik ken natuurlijk de filmwereld goed, omdat Sergio erin werkt. En we hebben elkaar ook op de planken ontmoet, in De drie zusters van Tsjechov. Ik was Irina en Sergio was Tuzenbach. Er is tussen ons een solidariteit die niet valt uit te leggen.’

Tijdens een filmfestival in Maratea, in de diepzuidelijke hak van de laars, zei Sergio Castellitto deze zomer dat de liefde tussen hem en zijn vrouw meer een kwestie van het lot dan van de liefde was. Als ik het haar voorleg, zegt ze nonchalant: ‘O ja, die definitie heb ik hem gegeven. Want we krijgen altijd die vraag, hè: “Wat is het geheim van de liefde tussen u twee?” Ook daar in Maratea weer. Volgens mij is het simpel. Liefde is de opoffering van je eigen persoonlijkheid. En dat kunnen we heel goed, Sergio en ik. We zijn allebei nederig. Als we met z’n tweeën aan tafel zitten, wat haast nooit gebeurt met die kazerne bij ons thuis, maar goed, en er ligt nog het laatste lekkere hapje in het midden, dan blijft het er liggen, wij kunnen het gewoon niet nemen. We blijven maar zeggen “neem jij het nou”, “nee, neem jij het nou”. En altijd als er iets nodig was, hebben we ons allebei volledig in dienst gesteld van de ander. Daarom denk ik dat onze ontmoeting een lotsbestemming was. Maar het is ontzettend veel werk, dat wist ik al voor ik eraan begon. Een grote, levenslange passie is veel werk. En al die kinderen die we hebben gemaakt, ik weet het ook niet. Goede kinderen hoor, maar als ik weer geboren zou worden zou ik misschien geen kinderen maken. Ik zou misschien in Afrika gaan werken, om iets te doen voor de wereld. Omdat ik die kracht heb, ik kan werken als een paard, ik heb beide, snap je: een grote fysieke en een grote geestelijke kracht. En dat hebben er maar weinigen.’

Het is een onverwachte wending, waar even niets op te zeggen valt. Ze voelt het zelf ook aan en zucht: ‘Ik zit momenteel in een fase van existentiële reflectie. Na Schittering is er een aantal dingen gebeurd, zowel op menselijk als op professioneel gebied. Op werkgebied heb ik ontzettend veel – te veel – tijd gestopt in Fortunata, de film die ik echt voor Sergio heb geschreven. En op menselijk gebied ben ik de afgelopen drie jaar helemaal opgeslokt door de dochter van mijn beste vriendin, die op haar zestiende aan kanker is overleden. Ze was enig kind, een enorm bemind kind, en mijn vriendin was de liefste moeder van de wereld. Dat is lood-, loodzwaar geweest, om dat aan te moeten zien. Ze is in januari overleden, en dan is iedereen binnen de kortste keren vertrokken hè, uit zo’n rampgebied. We zijn nog maar met heel weinigen over, rond mijn vriendin. En als je ziel té veel op de proef is gesteld, kun je niet schrijven. Ik kan nu echt niet schrijven.’