Deze zin heb ik vaker opgeschreven: «Dit had ik als kind willen zien.» In de tijd ben ik nu bijna een halve eeuw ouder dan de kinderen voor wie de voorstelling Oroek of Zout in je snuit is gemaakt. In het jeugdtheaterjargon heet die leeftijdsgroep: 8+. Met de bijsmaak: lastige kinderen, moeilijk benaderbaar. Op mijn kweekschool hadden ze de bijnaam «wentelteefjes». Nu zouden we zeggen «ongeleide projectielen». Als kind was het mijn mooiste tijd.

Oroek is in de voorstelling die zijn naam draagt zeven jaar, bijna acht dus, als zijn moeder doodziek wordt. Hij kan niets doen. Zijn vader staat ook met lege handen. Maar ja, díe kent het geheim, zo’n sprookjesachtige griezelafspraak over iets wat zeven jaar mag duren en daarna in een nachtmerrie verandert. Het joch Oroek, dat de wereld nog moet ontdekken, hoort in de nacht een zware stem die zijn naam roept, hij holt naar de zee en ontdekt in een spleet van een ijskoude rots een oude zeehondenhuid. Dat vel ruikt naar zijn zieke moeder. Als hij haar ermee bedekt, verandert Oroeks moeder in wat ze ooit was: een zeehond. Ze blaast een zoutig briesje in de neusgaten van haar kind. En opeens kan hij met zijn moeder onder water zwemmen. En hij krijgt een warme familie. Die heel goed is in feestvieren. Op hawaïmuziek.

Oroek of Zout in je snuit is een krankzinnig sprookje, uit de cultuur van de Inuit, een oud Noord-Canadees volk dat op vissen, zeehonden, walvissen en ijsberen joeg. En ja, in dat sprookje wordt een vrouwtjeszeehond voor zeven jaar de begeerlijke vrouw van een in zichzelf gekeerde Inuit (nooit «eskimo» zeggen), ze baart een lekker joch, Oroek, en ze keert na zeven jaar terug naar haar oorspronkelijke bestaan. Ik heb nu al te veel verklapt. Oroek wordt in deze vertelling heen en weer geslingerd in een wereld waarin niets ís wat het líjkt te zijn. Zo leert Oroek zichzelf kennen, op een leeftijd waarop dat ook ernstig aan de hand is. Werkelijkheden staan op hun kop, buitelen over elkaar heen.

Oroek of Zout in je snuit wordt gespeeld op een kaal toneel. Links wat verhoogde plankieren, rechts een minipodium voor drie muziekmakers. Op de achterwand worden baaien, zeeën en golven geprojecteerd, en ook landschappen die veranderen van winter naar voorjaar naar winter. De muziekmakers – samen heten ze Ocobar (soort anagram van hun voornamen, Cok van Vuuren, Bart en Rob Wijtman) – toveren met noten, instrumenten en geluiden. Herman van Baar en Annemarie Maas spelen en zingen energiek, gretig deze vertelling. Op mooie (song)teksten van Sophie Kassies. In een regie van Flora Verbrugge. En nu ik toch bezig ben: de filmbeelden zijn van Marcel Visbeen en Mick van Rossum. De kostuums van Carin Eilers. En de vingervlugge technici (die wonderen verrichten) zijn Peter-Richard Beeksma en Marcel Haverkamp. Ik noem alle namen omdat deze voorstelling de uitstraling heeft van iets wat enorm sámen is gemaakt. Geen ego’s die elkaar in de weg hebben gezeten. Het plezier van álle elementen in de vertelling, álle energie van de makers spat van het podium. Dit verhaal willen ze nu aan ons kwijt. En wat graag ook!

Het is een bizar verhaal. Zeker als tegen het eind op het filmdoek het koppie van een zeehond in de golven opduikt en Oroek – rug zaal, met een nieuwe liefde naast zich – naar zijn moeder zwaait. Hij wuift naar zijn geschiedenis. Je slikt als kijker iets weg en – om Brecht te citeren – je begrijpt het, en tegelijkertijd begrijp je er he-le-maal niets van. Dit had ik als jochie van acht jaar graag willen zien!

Oroek of Zout in je snuit door Jeugdtheater Sonnevanck

Tournee tot en met 26 maart, www.sonnevanck.nl