Dit is dan ook geen boek voor de swing, maar voor de eeuwigheid. Alles wijst erop, de omvang, de blik van de auteur op het omslag, de motto’s, de eerste zinnen en niet te vergeten de titel: Nooteboom wil met dit boek gewicht in de schaal leggen. En dat doet hij ook. Het is een grootse onderneming, Allerzielen, een boek vol ideeën, wereldgeschiedenis en levensgevoel.
De nadrukkelijkheid waarmee het een en ander wordt uitgedragen keert zich echter tegen de onderneming. Jammer, want er schuilt ook veel moois in dit boek. Genoeg om, hoewel hij zichzelf wel erg graag hoort praten, tegen deze man-op-leeftijd aan te willen schurken. Voor de open haard, want het is koud buiten, en donker.
ARTHUR DAANE, het hoofdpersonage in Allerzielen, is cameraman van beroep. We volgen hem, met camera op de schouder, door een besneeuwd Berlijn. Hij is zoekend en alleen. Vrouw en kind kwamen tien jaar geleden om bij een vliegtuigongeluk. Zijn doden laten hem niet met rust. Hij wordt geobsedeerd door de gedachte dat uiteindelijk alles verdwijnt en is daarom bezig alles te bewaren, vast te leggen. Zijn vrienden houden hem enigszins bij de wereld. Als hun stemmen zwijgen, is er nog het commentaar ‘van boven’; geregeld wordt het verhaal onderbroken door een koor van dode zielen.
Geen passender decor voor een door de vergankelijkheid geobsedeerde dan een stad als Berlijn, waar het verleden op straat ligt en de toekomst in de bouwput. Arthur Daane blijft in Berlijn de buitenstaander, de buitenlander, al was het maar omdat hij meestal op reis is. Als cameraman begeeft hij zich over de hele wereld, vaak om oorlogen te filmen, maar ook om meer verstilde beelden vast te leggen. Over dat laatste heeft hij een theorie. Hij wil ‘geruis’ filmen, oftewel ‘alles wat er is en waar nooit iemand op let’, want voor je het weet is het allemaal weggezonken in de vergetelheid. Daane filmt schaduwen van gebeurtenissen, anonieme voetstappen die voortsnellen over de trappen van de metro, de voorboden van de verdwijning. Zoals hij aan een vriendin uitlegt: ‘Ik wil de dingen bewaren die niemand ziet, (…) ik wil het allergewoonste behoeden voor het verdwijnen.’
Had Nooteboom zich maar net als zijn personage Arthur Daane toegelegd op het bewaren van dat wat niemand ziet. Nu heeft hij ook nog de wereldgeschiedenis willen bestrijken en grote gebeurtenissen (oorlogen, veldslagen, omwentelingen) in grote woorden willen vangen. De Berlijnse vrienden met wie Arthur Daane in hun stamkroeg grote worsten verorbert, zijn archetypen van de Beeldend Kunstenaar, de Geleerde en de Galeriehoudster tevens Astrologe. Niks is echt, alles is bedacht. Een aanstellerig woord als ‘nimbus’ komt wel een keer of vier voor. Van de diepere betekenis van de schilderijen van Caspar David Friedrich vraagt Daane zich af of die er nu ‘met zulke hamers ingemokerd moest worden’. Het zijn echter precies die hamers die Nooteboom voortdurend ter hand neemt.
VANWAAR DAN toch mijn ontvankelijkheid voor de hoogdravende woorden, mijn sympathie voor de onderneming? Omdat onder de humbuglaag een meeslepende geschiedenis schittert. Omdat, net als in andere boeken van Cees Nooteboom, er passages in staan die je niet meer vergeet. Passages die mij bijvoorbeeld deden denken aan zijn novelle Het volgende verhaal (1991). Dit werk leidde in Nederland een onopgemerkt bestaan als boekenweekgeschenk, totdat het in Duitsland bleek te zijn binnengehaald als een absoluut meesterwerk en het ook hier met hernieuwde aandacht werd gelezen. Het volgende verhaal heeft dezelfde melancholieke inzet als Allerzielen en getuigt van hetzelfde onvermogen om de banale feiten des levens tegemoet te treden. Iedere zweem van larmoyantie wordt hier echter toegedekt door de krachtige stilering van het verhaal. In zijn nieuwe boek breekt onmatigheid de auteur op.
WAT MIJ BETREFT was Allerzielen begonnen met de zin die nu op bladzijde 295 staat: ‘Nadat ze twee keer tevergeefs haar kattekras langs de deur van Arthur Daane getrokken had en daarachter alleen maar een stilte gehoord had die volstrekte afwezigheid betekende, had Elik Oranje overwogen om Arno Tieck te bellen, en besloten dat niet te doen. Dat kon altijd nog.’ De voorzichtige affaire tussen Arthur Daane en Elik Oranje vormt de draad in Allerzielen die je niet meer loslaat. Hij ziet haar voor het eerst in een café en is direct getroffen door haar ‘Berberkop’ en het litteken op haar rechterjukbeen. Later ziet hij haar op straat en achtervolgt haar tot in de bibliotheek waar ze blijkt te werken aan een proefschrift over een obscure Spaanse koningin uit de Middeleeuwen. Niets aan wat zich ontwikkelt tussen Daane en Oranje is bekend, en tegelijkertijd is alles geloofwaardig. De scènes waarin ze lichamelijk contact hebben (‘seks’ is een woord van een andere planeet in dit verband) behoren tot de mooiste vrijscènes in de Nederlandse literatuur, om ook maar eens een uitspraak voor de eeuwigheid te doen. De ontreddering die het een en ander teweegbrengt bij Arthur Daane is ongekend ontroerend. ‘Hij zag het kwetsbare, witte lichaam. Hoe zou je dat ooit voor verdwijnen kunnen behoeden?’
EEN PRACHTIGE verhaallijn, jammer genoeg gehuld in een nimbus van mist. De gesprekken tussen de vrienden, het commentaar van een Nederlandse vriendin aan de telefoon, de bespiegelingen van Daane over zijn filmprojecten, het zit allemaal vol herhalingen. ‘Ruis’, om in Daane’s terminologie te blijven. De verhouding tussen gedachten en handelingen is en blijft zoek. Het koor van dode zielen ziet de tekortkomingen het scherpst. Arthur Daane wordt gekarakteriseerd als: ‘Hij die te veel weet en het zo slecht kan zeggen.’ En over het verhaal: ‘Er gebeurt te veel en te weinig.’ Met al zijn gehamer bereikt Nooteboom het tegenovergestelde effect. Mikken op de eeuwigheid lukt waarschijnlijk beter met minder log gereedschap. Met een fineliner bijvoorbeeld.