Mr Johnson is vijf jaar dakloos en al vaker door Sharif behandeld 

9.30 uur. Het is eind oktober, zondagochtend. Buiten op straat is het nog stil, binnen bereiden tandarts Sharif Tairie (26) en zijn team de dag voor. Hij legt de instrumentensets, mondspiegeltjes en tangen op een rij en schuift schone papieren hoofdsteunzakjes om de stoelen. Het is de eerste dag dat ze in deze ruimte in de Pijp in Amsterdam gaan werken. Afgelopen week heeft hij de spullen vanaf de oude praktijk verhuisd. Hij kijkt om zich heen. Door de matglazen ramen schijnt de herfstzon de praktijk binnen. Dit wordt voorlopig elke zondag hun nieuwe stek. Hij is er blij mee. De apparatuur is goed, de indeling van de praktijk prettig.

Sinds Sharif half mei is begonnen met zijn stichting Dentist for Humanity, waarmee hij gratis mondzorg voor kwetsbare en kansarme mensen aanbiedt, loopt het storm. Het is een vergeten groep mensen, ontdekte hij. Als je in Nederland geen geld hebt, kun je niet naar de tandarts. Het zit niet in het basispakket van zorgverzekeraars. Zijn potentiële klantenkring in Amsterdam bestaat uit zo’n tienduizend mensen, zo berekende hij laatst. En er is niemand in Nederland die doet wat hij doet.

9.45 uur. Sharif bekijkt de gebitsprotheses die zijn tandtechnicus net heeft langsgebracht secuur, draait de protheses stuk voor stuk rond. Hij weet precies welke voor wie is, mompelt de namen terwijl hij de glimmende gebitten door zijn handen laat glijden. Dan legt hij ze voorzichtig terug. Eén zet hij apart. Dit ondergebit zit vastgeklemd in een stalen constructie van zo’n dertig centimeter hoog. Het is voor zijn laatste patiënt vandaag. De afgelopen keer heeft Sharif alle tanden en kiezen van het bovengebit getrokken, vandaag gaat de onderkant eruit en de prothese erop.

Eigenlijk wilde Sharif Tairie arts worden. Maar zijn oudste broer – Sharif is de derde van vier zonen –, die tandheelkunde studeerde, nam hem mee naar de faculteit. Hij raakte direct gefascineerd. Hij ontdekte de mond als onderschatte geneeskunst. Vanaf hier gaat alles het lichaam in, als je niet goed kauwt krijg je last van je maag, je darmen. Mondzorg is fundamenteel voor je fysieke, mentale en sociale welzijn. Hij begon in 2010 en een jaar geleden studeerde hij af aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (acta). Alle broers volgden uiteindelijk de oudste: drie zijn er al tandarts en de jongste studeert nu ook tandheelkunde.

9.55 uur. Sharif loopt nog even naar het keukentje voor een kop koffie. Zijn team voor vandaag bestaat uit Omar Malik (23), vijfdejaars student tandheelkunde bij acta, en Renée Groen (20), tweedejaars studente mondheelkunde bij acta. Beiden doen dit omdat ze het leuk vinden, er veel van leren. Omar, vanuit zijn Pakistaanse afkomst, omdat ‘het voor ons belangrijk is iets terug te doen vanuit ons geloof’, en Renée omdat ze ‘zoveel dankbaarheid terugkrijgt’. In helderwitte kleren staan ze klaar bij de balie.

10.05 uur. ‘Vandaag gaan we alleen maar kijken’, zegt Sharif geruststellend tegen Christina (35) terwijl ze de praktijk in lopen. Sharif heeft haar nog niet eerder gezien. Ze ziet er verzorgd uit, draagt een witte lange trui, spijkerbroek, even dacht hij dat het een vergissing was. Totdat bleek dat ze via de Regenbooggroep kwam, een van de vrijwilligersorganisaties voor kansarme mensen, met wie hij samenwerkt en die hem sponsoren. Ze worstelt met schulden, vertelt ze, ‘door mijn ex-partner’, en heeft twee kleine kinderen die ze moet onderhouden.

Sharif laat de stoel achterover zakken. Christina’s lange blonde haren vallen over de hoofdsteun heen. Hij buigt zich voorover: ‘Hier is een stukje afgebroken, de vulling hier zit los, aan die kant moet er iets met je kies…’

Christina ligt gespannen in de stoel. ‘Ze raakt snel in paniek’, zegt haar zus die ernaast staat. Ze heeft al jaren kiespijn, leeft van paracetamol tot paracetamol, kan nauwelijks eten of drinken. De laatste keer dat ze naar de tandarts ging, is heel lang geleden. Ze schaamt zich elke dag voor haar gebit, houdt altijd als ze praat een hand voor haar mond. Ze schaamt zich er ook voor dat ze geen tandarts kan betalen. Ze werkt in een bakkerij, maar alles wat ze verdient gaat direct naar de afbetaling van haar schuld. Tandartsbezoek staat voor bewindvoerders onder aan het lijstje.

Sharif klopt met een spateltje. ‘Standaard achterstallig onderhoud’, zegt hij. Hij is er ondertussen aan gewend. De eerste keer dat zijn praktijk op zondag open ging, een half jaar geleden, wist hij niet wat hem overkwam. Mensen die twintig jaar niet naar een tandarts waren geweest, met een complexiteit van problemen zoals hij nog nooit had gezien, op die dag had hij ontelbaar veel kiezen getrokken en gaatjes gevuld. Waar ben ik aan begonnen? dacht hij.

Hij pakt de boor, het hoge geluid snerpt door de verder stille ruimte. Als hij klaar is, glimlacht Christina. Over twee weken heeft ze een nieuwe afspraak. Ze had niet verwacht dat ze terug zou mogen komen, dat iemand dit doet voor de samenleving. ‘Ik ben zo blij’, zegt ze nog een keer terwijl ze haar jas aandoet.

10.45 uur. Sharif gaat achter de balie zitten en doet wat administratie. De afspraak van elf uur heeft afgebeld. Hij neemt bewust veel tijd per patiënt, zodat hij direct dingen kan aanpakken en hij mensen kan geruststellen. Als ze hier binnenlopen, hebben ze al een belangrijke eerste stap gezet, want angst voor de tandarts hebben ze allemaal.

Hij was anderhalf jaar toen hij in Nederland aankwam. Zijn ouders komen beiden uit de gegoede middenklasse van Afghanistan. Zijn moeder groeide op in een dorp onder de rook van Kabul. Haar vader vond het belangrijk dat ze naar school ging, zelfs dat ze ging studeren. Ze was de eerste vrouw uit haar dorp, daar is ze nog steeds trots op. Ook Sharifs vader komt uit een familie waar leren werd gestimuleerd, zijn vader bracht hem elke dag naar de beste school kilometers verderop. Nadat ze getrouwd waren gingen zijn ouders samen naar de universiteit in Donetsk, het huidige Oekraïne. Het waren de jaren tachtig en de Sovjet-Unie had Afghanistan bezet. Zijn moeder studeerde microbiologie, zijn vader economie. Terug in Afghanistan werkte zij onder meer als laborante, hij als bankier. Totdat in 1992 de moedjahedien in de regering kwam. Voor zijn ouders werd het te gevaarlijk om te blijven omdat ze hadden gestudeerd in Rusland en als communisten werden beschouwd.

Sharif laat de getrokken tand van Eduard aan diens stiefzoontje zien
Moeder wilde dat de jongens op de markt de marktlieden hielpen, om contact te hebben met Nederlanders

Zijn moeder vluchtte alleen met drie kinderen naar Nederland, Sharif was de jongste. Na een lange vlucht, ze was dertig jaar, werd ze in een bos net over de Duitse grens door smokkelaars uit een busje gezet. Het was 16 oktober, elf uur ’s avonds, donker en koud. ‘Dit is Holland’, zeiden de smokkelaars en reden weg. Ze zag alleen maar bomen, in de verte brandde een lampje. Ze liep erheen met twee kinderen op haar arm, een aan haar ene hand, een tas in haar andere. Na zes maanden asielomzwervingen kreeg ze een huis in Amsterdam-Noord.

Vanaf dat moment waakte ze als een leeuwin over haar welpen. Ze zat de eerste weken elke nacht bij de voordeur op wacht als de kinderen sliepen, ze had geen idee hoe gevaarlijk het hier was. Pas twee jaar later kon ook Sharifs vader komen. Moeder was degene die Sharif en zijn drie broers – zijn ouders kregen in Nederland nog een vierde zoon – opvoedde. Moeder was streng. ‘Hoe laat ben je thuis, met wie ga je weg?’ De jongens moesten hun best doen, mensen respecteren. Zo regelde ze dat alle vier de jongens op de zaterdagmarkt de marktlieden hielpen, om contact te hebben met Nederlanders. Sharif weet het nog goed. Met mooi weer was het niet zo erg, maar ook in de winter moesten ze sjouwen met afval, de markt op- en afruimen, helpen bij de Volendammers van de viskraam, de bloemenvrouw, de broodman, de kledingverkopers, de groenteman.

Mensen waren toen anders, denkt hij nu. Ze waren vriendelijker, opener. Hij vindt Nederland veranderd. ‘Daar zijn die allochtonen weer’, hoort hij vaak als ze ergens komen. Ook de negatieve berichtgeving in het nieuws over buitenlanders, moslims, Marokkanen, als puber had hij er veel last van. Hij bidt vijf keer per dag, spreekt Arabisch, hij voelde zich aangesproken. Hij hoorde hier niet, dacht hij, maar terug naar Afghanistan was ook geen optie. ‘Wie ben ik? Wat is mijn identiteit?’ Hij zocht naar antwoorden in zijn geloof en besloot zich daarna zo te gedragen dat mensen niets slechts over hem konden zeggen.

11.45 uur. Voorzichtig past Sharif de nieuwe deelprothese in de mond van James – ‘iedereen noemt me Jim’. De kiezen op het plaatje vallen tussen de paar die hij nog heeft. Sharif haalt hem er weer uit en buigt zachtjes een ijzerdraadje bij. ‘Ik ben een van de liefste mensen’, mompelt Jim vanaf de stoel. ‘En een heel goede muzikant.’ Sharif knikt en zoekt ondertussen in een lade naar een tangetje. Jim speelt saxofoon, jazz, ‘alle muziek’, en treedt nog steeds op, ook al is hij al 67 jaar. In Suriname speelde hij als kind in de militaire kapel. Hij komt uit het kokosdistrict. ‘Daar hebben we twee verkeersborden’, vertelt hij terwijl hij rechtop gaat zitten. ‘Eén waarschuwt voor overstekende varkens, het andere voor vallende kokosnoten.’ Sharif grinnikt.

Jim is dakloos, geld voor de tandarts had hij nooit. Wat Sharif voor hem doet, vindt hij abnormaal. Zoveel. Hij is al drie keer eerder geweest. ‘Ik ben honderd procent gezond’, roept Jim nog terwijl hij weer achterover zakt in de stoel. ‘Alleen was ik zo stom om flesjes met mijn tanden open te maken.’ Sharif probeert de prothese nog een keer. Of het nog ergens pijn doet.

Sharif leerde spellen toen hij drie was, hoofdrekenen toen hij vijf was en kon de tafel van vijftien toen hij naar de eerste klas van de lagere school ging. Hij was snel verveeld, wist alles al. Maar als hij iets leuk vond, stortte hij zich erop. Hij werkte naast zijn voltijdstudie twee dagen in een tandartspraktijk, deed twee onderzoeken en zat in de studentenraad. Nu leert hij zichzelf programmeren in de avonduren.

Hij weet hoe het is om hulp nodig te hebben, ook zij waren arm, en ook zij werden geholpen. Neem zijn Nederlandse oma Paula. Ze was de achterbuurvrouw en kwam dagelijks bij hen over de vloer. Ze was niet rijk maar hielp zijn moeder en leerde de kinderen Nederland kennen, nam hen overal mee naartoe. Nu kan hij zelf iets aanbieden. Hij is nooit tandarts geworden om het geld. Hij is niet materialistisch, wat hij belangrijk vindt is voldoening in zijn werk. Hij helpt graag. Zo onderhoudt hij een gezin in Afghanistan. Ook bij inzamelingsacties maakt hij altijd een flink bedrag over. Zijn diepe drijfveer is zijn geloof. ‘In de islam zijn twee banken, een voor hier en een voor het hiernamaals’, zegt hij. ‘Hoe meer goed je doet hier, hoe hoger je komt in het hiernamaals.’

Jim voelt met zijn tong aan het plaatje op zijn gehemelte. Een gek gevoel. ‘Het leven is mooi, maar je moet ervoor gaan’, mompelt hij terwijl hij wegloopt.

12.15 uur. Sharif lacht als Mr Johnson binnenkomt. Mr Johnson is lang en breed als een basketballer en heeft een oog dat scheef staat. Hij komt uit de Verenigde Staten, belandde hier voor een vrouw – ‘een complex verhaal’ – en is nu vijf jaar dakloos. Hij is al een paar keer eerder bij Sharif geweest, de behandeling heeft zijn leven veranderd. Hij miste jaren een voortand en dat gaf hem altijd het excuus om iets niet te doen, hij liep voor alles weg.

Sharif wijst hem vast naar de stoel en helpt zelf eerst nog Murad, die in de andere stoel ligt voor een nieuwe prothese. Hij heeft een midden gevonden tussen kletsen, patiënten geruststellen en toch heel geconcentreerd doorwerken.

Alun bekijkt zijn nieuwe gebit: ‘It feels really weird’

Mr Johnson gaat in de stoel liggen. Sharif heeft hem eerder een nieuwe tand gegeven. ‘Nu moet ik naar voren stappen’, zegt Mr Johnson. Hij verzorgt de bloemen op de bruggen van de grachten, dat is een eerste stap. En hij wil mensen gaan adviseren over ‘the journey of life’. ‘Sharif deed zijn deel, nu moet ik mijn deel doen’, zegt hij op serieuze toon.

12.30 uur. Sharif pakt een vijl uit de lade en komt naast Mr Johnson zitten. Hij haalt een paar millimeter van de voortand af. Met Murad is hij al weer klaar, zijn prothese past perfect. Hij kijkt naar de twee tanden en geeft Mr Johnson een handspiegel. Die kijkt en lacht, kijkt nog een keer, lacht dan nog harder. ‘That’s me’, zegt hij nog eens breed lachend tegen zichzelf. ‘My name is Ron.’ Ron, van Ronald. ‘I came from behind that wall.’

13.00 uur. Sharif haalt het nieuwe kunstgebit dat vanochtend is gebracht uit het plastic. Alun (47) kijkt gespannen toe. Vandaag is een grote dag. Zijn gebit was een puinhoop, hij durfde nooit te lachen, werk zat er al helemaal niet in. Hij heeft zoveel pijn gehad. ‘Je kunt niet jezelf zijn’, zegt hij lispelend en tandeloos. Hij komt oorspronkelijk uit Wales, is al jaren dakloos.

Sharif probeert of het bovengebit nu beter in zijn mond past. Alun hoorde van een vriend die bedelt op het Amstelstation over Sharif. Hij was heel nerveus toen hij de eerste keer ging. Zijn kiezen waren zo slecht dat hij er al jaren niet meer mee kon eten. ‘We besloten ze er allemaal uit te halen. Ik schaamde me zo. Het was afschuwelijk.’ Hij heeft zes behandelingen gehad tot nu toe. Sinds Sharif alles heeft getrokken is het bot gezakt waardoor de prothese niet meer past. Normaal zou hij het terugsturen, maar dat is duur, hij lost het op door wat weg te vijlen en de tussenruimten weer op te vullen.

Het is net als in de file, denkt hij altijd. Hij probeert meteen actie te ondernemen, dan hoeven ze niet terug te komen

Voor Alun is dit nu al life changing, zegt hij. Hij heeft geen pijn meer. Hij hoopt dat dit gebit hem de zekerheid geeft om werk te zoeken. Dit geeft hem een frisse start. ‘It really is’, zegt hij nog eens. ‘Ze zijn engelen, these guys.’

Sharif laat Alun zien hoe hij Fixodent in het gebit doet om het vast te zetten. Dan zet hij de onderkant erin, daarna de bovenkant. Opeens heeft Alun letterlijk een mond vol tanden. ‘It feels really weird’, zegt hij verbouwereerd. Hij voelt aan zijn mond. Het zal voor hem heel erg wennen zijn, maar dat hebben ze allemaal doorgesproken de eerste keer. Zijn spieren zullen weer moeten werken, zijn lippen, tong, wangen.

Sharif pakt het spiegeltje. Alun kijkt. Grijnst voorzichtig. Het is alsof hij schrikt. Niet meer een man met ingevallen wangen en een klein mondje staart hem aan, maar een man met twee rijen tanden, zijn hele uiterlijk is veranderd. Hij had gedacht zichzelf weer te zien, maar het is anders. Plots staat hij op en snelt de praktijk uit.

Sharif rent hem nog achterna, Alun heeft zijn prothesebakje laten staan, maar hij is al weg. Over twee weken heeft hij weer een afspraak, ze zetten het bakje vast voor hem klaar. Sharif weet dat Alun een slechte tijd tegemoet gaat. Hoe moet hij eten, wanneer raakt het los, hoe hou je je tong? Het is een moeilijk proces. Hij maakt de stoel schoon en zwabbert de vloer. Overal ligt fijn vijlsel. Vanaf de andere stoel klinkt al bijna een uur het gezoem van het ultrasoon reinigingsapparaat van Renée die tandsteen bij een patiënt verwijdert.

14.00 uur. Sharif heeft alles net op tijd schoon voor de volgende patiënt. Ricardo is een brede, lange, wat stugge man van 62 jaar, met een trui waar groot ‘Chicago’ op staat. Hij is sinds 1989 in Nederland, sinds ‘een gevecht met Antillianen’ in de Bijlmer zit er een kogel in zijn bovenbeen. Toen hij in het ziekenhuis lag, verliep zijn verblijfsvergunning en sindsdien leeft hij hier zonder papieren. Vijftien keer heeft hij in de illegalendetentie gezeten. ‘Suriname wil me niet terug, en ik Suriname ook niet!’ lacht hij schamper. Hij is drie keer eerder bij Sharif geweest. Toen heeft Sharif al een aantal kiezen weggehaald. Op het moment dat hij in de stoel zakt, zegt hij niets meer. Sharif trekt vier kiezen, hecht daarna de wond. Over twee weken moet Ricardo terugkomen.

14.30 uur. Sharif wast zijn handen. Nog drie mensen heeft hij vanmiddag. Op de vensterbank staat het ondergebit in de metalen klem klaar voor de laatste.

Dan gaat de bel al weer. ‘Ik ben echt lang niet naar de tandarts geweest’, zegt Eduard, een magere, timide man van in de dertig, zacht tegen Sharif terwijl ze naar de stoel lopen. Eduard is een nieuwe klant. Zijn vriendin Mandy (35) is hier eerder geweest en heeft hem overgehaald ook een afspraak te maken. Ze zit glimlachend met haar achtjarige zoontje naast hem aan de stoel. Ze is vier keer bij Sharif geweest; verstandskies eruit, gaatjes gevuld. Ze voelt zich zoveel beter. En ze is zo blij dat ze van de pijn af is. Zij was bang, maar hij heeft alles rustig uitgelegd. Ze kent nog genoeg vrienden met schulden die met rotte tanden lopen. Zij hebben zelf ook schulden, en geen woning, al jaren woont ze of bij haar moeder, of in de gezinsopvang, met haar vier kinderen.

‘Ik was in Suriname al bang om naar de tandarts te gaan’, gaat Eduard, die nerveus op de stoel ligt, verder. Sharif buigt zich over hem heen met een spatel en mondspiegeltje in beide handen. ‘Eén gaatje’, constateert hij. ‘Je hebt goede tanden.’

Eduard knikt gelaten. Sharif vult het gaatje, trekt ook nog een tand die dubbel zit en daarna stuurt hij hem door naar de mondhygiëniste waar hij minstens een uur zal worden behandeld. Sharif doet zoveel mogelijk als de patiënten eenmaal hier zijn. Het is net als in de file, denkt hij altijd. Hij probeert meteen actie te ondernemen, dan hoeven ze niet terug te komen. Anders stagneert de agenda. Hij kijkt op zijn horloge.

14.55 uur. Intussen zit Mustafa, een tanige man, nog maar 31 jaar, met een smal, strak gezicht, al een tijdje in een hoekje van de wachtkamer. Onverstoorbaar kijkt hij voor zich uit. Ook hij is thuisloos. Hij was zes jaar niet naar een tandarts geweest. Hij had altijd pijn, een keer zo erg dat hij een weekend lang met zijn hoofd tegen de grond bonsde in de hoop zichzelf knock-out te slaan. Op een gegeven moment hoorde hij een knal, toen was de pijn weg. De zenuw was dood, denkt hij. Daarna is de kies gaan afbreken. Andere ondertanden raakten geïnfecteerd, toen kreeg hij ook nog een knie tegen zijn tanden aan en hing een deel los in zijn mond.

‘Heb je nog last?’ vraagt Sharif die hem net is komen halen. ‘Ja, wel steken, ik moet wennen’, antwoordt Mustafa terwijl hij op de stoel gaat liggen. Sharif buigt zich over hem heen. ‘Doet het pijn als ik hier druk?’ Mustafa schudt zijn hoofd.

Sharif kijkt in zijn mond. ‘Die maken, die maken, die maken…’, mompelt hij. ‘Dat kan wel zonder verdoving.’ Mustafa is voor Sharif een speciale cliënt die al een stuk of acht keer is geweest. Sinds hij jaren geleden met een mes is gestoken kan hij niets meer verdragen dat in zijn lichaam wordt geprikt, ook geen spuit voor een verdoving. Toen Sharif afgelopen keer een kies moest trekken, heeft hij hem misleid door heel hard in zijn wang te knijpen. Eigenlijk moet Mustafa een kunstgebit, dat had Sharif ook tegen hem gezegd toen hij in de zomer voor het eerst kwam. Maar Mustafa vond zichzelf te jong. Toen zijn ze overeengekomen dat Sharif ging kijken wat hij tijdelijk kon behouden. Het is ook beter om eerst met Mustafa een goede ervaring te creëren.

Hij boort voorzichtig in de eerste kies, dan de volgende en de derde ook, zet er stalen ringetjes omheen en maakt de eerste vulling klaar. Een assistent heeft hij niet. Omar moet bij de receptie blijven, Renée heeft het op de stoel naast hem nog steeds druk met het verwijderen van tandplak bij Eduard. Het constante gezoem van haar apparaat vult nog steeds de ruimte en mengt zich nu met het snerpende geluid van Sharifs tandboor. Mustafa ligt stil op de stoel. Hij hoopt dat hij zelfverzekerder wordt. Dat hij weer durft te lachen en te praten. Hij voelt zich al zoveel beter dan vroeger.

15.55 uur. Sharif zit achter zijn laptop en schrijft over elke patiënt een verslag van wat hij vandaag heeft gedaan. Hij geeft zijn cliënten hun menswaardigheid terug, dat is waar hij het voor doet. Hij heeft mensen hier gehad met gele tanden, zwarte stompjes. In een half uur heeft hij die tanden weer mooi heel en wit gemaakt. Voor de patiënt verandert zoiets zijn of haar leven. Sharif heeft nog veel meer plannen. Hij wil in andere landen ook filialen van Dentist for Humanity oprichten, volgend jaar gaat hij naar Marokko om daar te beginnen.

16.15 uur. Hij kijkt op de klok: de laatste patiënt komt niet opdagen, denkt hij. Het gebit dat klaar stond, doet Sharif terug in de doos. Ze gaan zo alles opruimen. Hij tikt door, zijn slanke vingers bewegen snel over het toetsenbord. ‘Mik op de sterren, als je dat niet bereikt, beland je op de maan’, zegt zijn moeder altijd. Voorlopig gaat hij voor de sterren.