Sopraan Claron McFadden © Marie-Louise Hodge

De Amerikaans-Nederlandse sopraan Claron McFadden heeft vanaf de ochtend gerepeteerd in een tamelijk koude studio in Amsterdam-West als ze in de late namiddag arriveert. Het is eind november, de koude is via de vloer en haar voeten door haar hele lichaam getrokken. Daarom laat ze haar sjaal nog even om, en haar muts op.

We gaan terug naar haar eerste jaren in Nederland. In 1982 kwam ze als klassiek zangeres in Amsterdam terecht, met een Rotarybeurs. Het jaar daarop deed ze auditie in Het Concertgebouw voor het Nederlands Kamerkoor. De anekdote die ze nu vertelt raakt haar nog steeds. Dat merkt zij terwijl ze erover praat, en eigenlijk is ze verbaasd dat het haar na al die jaren nog zo hoog zit.

‘Ik loop de trappen op, een man in pak komt naar beneden. In het voorbijgaan vraagt hij terloops aan mij of ik even koffie kan komen brengen in de kamer waar hij vergadert. Want er bleek precies ook nog één zwarte mevrouw in de koffiekamer van Het Concertgebouw te werken, toentertijd.’

Toch kiest ze in 1984 resoluut voor Nederland, al zal die ene herinnering in haar achterhoofd blijven hangen. En omdat Nederlanders toen vooral gewend waren aan bruine en zwarte Surinamers en Antillianen vroegen mensen de eerste jaren aan haar, vooral in de winter: ‘Ach, het zal wel heel koud voor je zijn, hier.’ Goed, McFadden is geboren in Rochester, New York, waar de temperatuur ’s winters wel wil dalen tot min veertig graden. En ze zegt het er nadrukkelijk bij: ‘Dat noem ik geen racisme.’

‘Westerse klassieke muziek is vooral een zaak van en voor witte mensen, en als vanzelf gaan zwarte en bruine mensen daarin geloven’

Maar dit komt toch in de buurt: ‘Al veertig jaar woon en werk ik hier, treed op, ook in Het Concertgebouw, en al veertig jaar hoor ik: “Er zijn geen zwarte mensen geïnteresseerd in klassieke muziek. Wat kunnen we eraan doen?”’

Nu, in deze tijden van inclusiviteit en diversiteit, is de kwestie pas echt prangend geworden, voor zo’n beetje alle Nederlandse culturele instellingen en podia. ‘Dat is rijkelijk laat’, zegt ze, met gevoel voor understatement.

Maar zij was dus zo’n zwart meisje, dat op haar achtste voor het eerst Bachs Jesu, Joy of Man’s Desiring hoorde, toen nog in Amerika, en dat meteen geraakt werd. Ze kreeg zanglessen, ging later naar het conservatorium, leerde hobo spelen en specialiseerde zich in oude en zeer hedendaagse muziek, met haar zo goed als vibratoloze geluid. ‘Kip of ei?’ vraagt McFadden zich hardop af. ‘Westerse klassieke muziek is vooral een zaak van en voor witte mensen, en als vanzelf gaan zwarte en bruine mensen daarin geloven. “Da’s niks voor ons. Dat is muziek voor long haired people.”’ Zelfs haar ouders, niet hooggeschoold, wel hardwerkend, praatten er vroeger zo over.

Juist in Nederland verwachtte McFadden meer, want ‘ik ben hier naartoe gekomen omdat ik allereerst als mens behandeld wil worden, en niet als iemand met die-en-die huidskleur.’ Meestal was dat ook het geval.

‘Wat zou het toch heerlijk zijn als over twintig, dertig jaar begrippen als diversiteit en inclusiviteit ontdaan zouden zijn van hun negatieve lading, omdat het vanzelfsprekendheden zijn geworden’

‘Het probleem is dat er in al die veertig jaren nauwelijks geïnvesteerd is in het laten horen van klassieke muziek aan groepen die er niet vanzelfsprekend mee in aanraking komen. Er zijn uiteraard genoeg zwarte jongens en meisjes, ook in Amsterdam, die eenzelfde Bach-gevoeligheid aan de dag leggen als ik onmiddellijk ervoer.

Nederland kent zijn Deltawerken. Dit land heeft bewezen strategisch te kunnen denken, en te handelen met het oog op de lange termijn. Dertig, veertig jaar vooruit. Alles draait tegenwoordig om duurzaamheid, en terecht – zonne- en windenergie, elektrische auto’s, biobrandstof. Maar wie diversiteit serieus wil nemen, moet net zo goed nadenken over duurzame diversiteit. Dat betekent langdurig en serieus investeren in de schoolgaande jeugd. Ik stel me voor dat Het Concertgebouw drie of vier keer per jaar een artist in residence uitnodigt, die zwarte en gekleurde kinderen in aanraking brengt met klassieke muziek, het liefst op hun eigen scholen. Nu wordt er vaak zo’n buslading bruin voor één keer naar Het Concertgebouw gebracht. Dat is aardig en goed bedoeld, maar volstrekt onvoldoende.

Zo’n artist in residence, aangesteld door Het Concertgebouw, moet zelf naar de scholen toe gaan. Laat zo iemand ook de verbinding leggen met niet-westerse muziekstromingen. Laat horen hoe Monteverdi’s muziek beïnvloed is door Arabische klanken, laat zien hoe Manuel de Falla inspiratie vond in islamitische gezangen, die zich vanuit Mali naar Marokko hebben verspreid. Ikzelf zou het meteen doen: ik kan van huis uit niet bogen op een klassieke achtergrond, en juist omdat klassieke muziek mijn vakgebied is geworden voel ik me persoonlijk verplicht meer mensen van kleur bij deze muziektraditie te betrekken.’

Ze benut haar theatrale gaven, spreidt haar armen en roept uit: ‘Use me!

‘Wie diversiteit serieus wil nemen, moet nadenken over duurzame diversiteit’

Want hoelang zal deze diversiteitsgolf aanhouden? McFadden vraagt het zich hardop af. ‘Is het niet zo dat de moord op George Floyd, op 25 mei 2020, en de wereldwijde aandacht daarvoor in die prikkelarme covidperiode heel veel witte mensen wakker heeft doen schrikken? Dat daarom wokeness, zoals het heet, nu ook gedragen wordt door witte stafmensen, door witte leidinggevenden? Is het een kortstondige bevlieging? Hoe duurzaam zal het zijn?’ En waarom, vraagt McFadden retorisch, ‘waarom vragen ze nu nooit eens advies aan zwarte en bruine zangers en muzikanten die werkelijk weten waarover ze praten?’

En nee, McFadden zit niet te wachten op een zwarte componist die als naam toegevoegd kan worden aan de namengalerij in Het Concertgebouw. ‘De generatie van nu is al verloren voor de klassieke muziek. We moeten mikken op de volgende generatie, over twintig jaar, die er vanzelfsprekend mee is opgegroeid.’

Stephan Sanders & Claron McFadden © Marie-Louise Hodge

Plotsklaps laat McFadden haar schouders zakken (de muts is intussen afgezet). Sotto voce, samenzweerderig: ‘Er zijn vier, nee vijf woorden waar ik gruwelijk de pest aan heb. Awesome, woke, inclusiviteit, diversiteit en o ja… world music.’

‘De generatie van nu is al verloren voor de klassieke muziek. We moeten mikken op de volgende generatie’

‘Het zijn modewoorden, en als elke mode kan die kortstondig zijn. De woorden moeten omgezet worden in daden, niet eenmalig, maar langdurig. Al die zogenaamde wereldmuziekconcerten zijn eenmalig: even ziet de zaal bruin en zwart, en dan gaan we weer over tot de witte orde van de dag. Waarom zie ik zoveel zwarte en bruine jonge mensen in de garderobe werken, in al die culturele instellingen, maar kom ik ze amper tegen in de zaal daarboven? Investeer daarin. Haal ze erbij.’

Voor de derde keer die avond laat McFadden bezwerend weten: ‘Ik ben niet boos. Ik ben wel zwaar teleurgesteld.’

Persoonlijke vraag, waarschuw ik haar. Heeft zij van andere Afro-Amerikanen weleens het verwijt gekregen dat ze zich met haar werk heeft teruggetrokken in een ‘wit bastion’, de westerse klassieke muziek? Ze aarzelt niet lang: ‘Zwarte Amerikanen hebben me wel verweten dat ik naar Nederland vertrok. Ik moest in eigen land de eigen zwarte mensen aan de klassieke muziek zien te krijgen.’

McFaddens visioen voor Nederland klinkt simpel, maar vraagt om daadkracht. ‘Wat zou het toch heerlijk zijn als over twintig, dertig jaar begrippen als diversiteit en inclusiviteit ontdaan zouden zijn van hun negatieve lading omdat het vanzelfsprekendheden zijn geworden. Niet iets waar je over praat, maar iets wat je doet, wat je in de praktijk brengt.’

McFadden peinst even, misschien heeft ze de situatie helemaal in het begin van haar Nederlandse loopbaan te rooskleurig ingeschat. Al kost het haar geen moeite te begrijpen waarom ze toen voor Nederland koos. ‘Ik was hier vrijer, minder enkel een zwarte vrouw, meer een klassiek zangeres. Misschien speelt het mee dat ik Afro-Amerikaanse ben: zwarte Amerikanen hebben, zeker bij de oudere generatie die de oorlog en de bevrijding nog heeft meegemaakt, een streepje voor.’

Zeer binnenkort vertrekt ze voor een paar weken naar haar geboorteland, de Verenigde Staten. Verheugt ze zich erop? Prompt zegt ze, licht beschaamd: ‘Nee. Daar ben ik weer only black.’

Maar o, wil Nederland nu eens werk maken van zijn klassieke zaak, ook onder zijn gekleurde en zwarte bevolking?

Nog eens: ze wil niet boos zijn, maar teleurgesteld is ze wel.

Stephan Sanders spreekt in een maandelijkse interviewreeks met uiteenlopende mensen over de vraag hoe de wereld van de klassieke muziek inclusiever kan worden. Deze reeks is een samenwerking tussen De Groene en Het Concertgebouw. De negen gesprekken van Sanders in deze reeks, met onder meer Claron McFadden en Jaap van Zweden, zijn gebundeld in het boek Van exclusief naar inclusief, uitgegeven door Het Concertgebouw i.s.m De Groene Amsterdammer. Het boek is voor €15 te koop in onze webwinkel.