In 2010 liet het onderwijsdepartement van de Finse hoofdstad Helsinki weten dat het zo niet langer ging. De autoriteiten hadden simpelweg niet de capaciteit om alle internationale gasten te ontvangen, te woord te staan en rond te leiden op lokale scholen. Sinds 4 december 2001, toen het eerste pisa-onderzoek verscheen naar de kennis en vaardigheden van vijftienjarigen uit 32 ontwikkelde landen, verwelkomde Finland duizenden internationale delegaties, gemiddeld tien per week. ‘pisa-toerisme’ werd de onophoudelijke bezoekersstroom genoemd, verwijzend naar de landenranglijst van het Programme for International Student Assessment. Politici, schooldirecteuren, onderwijskundigen: iedereen trok noordwaarts om de bron van het Finse mirakel te achterhalen.

De verschijningsvorm van dat mirakel was een onderwijssysteem dat leerlingen liet uitblinken in lezen (plaats 1 op de ranglijst), rekenen (plaats 4) en natuurwetenschap (plaats 3). En terwijl andere toplanden kampten met grote ongelijkheden in leerprestaties tussen scholen en tussen leerlingen maakte het in Finland niet veel uit of je nu in het verlaten Lapland of in een buitenwijk van Helsinki naar school ging. Bovendien bleken de leerprestaties van kinderen er veel minder afhankelijk van de sociaal-economische achtergrond van hun ouders. In het onderwijswalhalla werd kwaliteit gepaard aan gelijkheid – twee verdiensten waarvan vaak was gedacht dat ze onvermijdelijk ten koste van elkaar zouden gaan.

Latere edities van het driejaarlijkse pisa-onderzoek – uitgevoerd in opdracht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (oeso) – bestendigden het beeld van Finland als onderwijsparadijs, zelfs toen het aantal deelnemende landen verdubbelde tot 65. In de internationale media schoten de superlatieven een decennium lang te kort. The Atlantic typeerde het land in 2011 nog als ‘the West reigning educational superpower’.

Er schuilt een onmiskenbare paradox in het wereldwijde succes van het Finse onderwijs. Het geroemde systeem is namelijk wars van competitie tussen elitescholen, gestandaardiseerde toetsen, rankings, inspecties en voorschriften. Goed onderwijs voor iedereen is het uitgangspunt; de beste worden was nooit het doel. De Finse minister van Onderwijs merkte ooit met een knipoog op: ‘Voor ons is het genoeg als we Zweden voorblijven.’

Zoals het een wonder betaamt kreeg ook het Finse mirakel een exegeet: Pasi Sahlberg, onderwijskundige, voormalig directeur van het Centre for International Mobility and Cooperation van het Finse ministerie van Onderwijs en sinds 1 januari 2014 visiting professor aan Harvard. In 2011 schreef hij Finnish Lessons: What Can the World Learn from Educational Change in Finland? Niet concurrentie, verantwoording en controle maar billijkheid, professionele autonomie en vertrouwen zijn in Finland de educatieve kernwaarden, zo stelt Sahlberg. Als zoon van twee onderwijzers, oud-docent en lerarenopleider laat hij zich erop voorstaan dat hij als geen ander weet waar hij het over heeft.

Het symbool van het Finse gelijkheidsdenken is volgens Sahlberg de peruskoulu, een soort middenschool waar leerlingen van verschillende niveaus bij elkaar in de klas zitten. Pas op hun zestiende scheiden hun wegen. Dan stroomt de helft van de leerlingen door naar het beroepsonderwijs. De andere helft gaat naar het Finstalige lukio of Zweedstalige gymnasium, die toegang bieden tot de universiteit. De toetsen die leerlingen maken komen niet uit de koker van een Cito-achtige organisatie, maar worden gefabriceerd door hun eigen leraar. Slechts één keer – op hun achttiende – maken ze een centrale toets, een soort staatsexamen. Finland heeft ook geen nationaal curriculum dat de inhoud van lesprogramma’s voorschrijft. Daardoor genieten scholen en leraren veel vrijheid. De onderwijsinspectie werd al in de jaren zeventig afgeschaft.

Als een apostel reist Sahlberg de wereld over om de heilzaamheid van het Finse model te prediken

Het contrast met veel Angelsaksische landen die hoog opgeven van excellent onderwijs is groot. De VS voorop, waar president Obama in 2009 zijn onderwijsplan Race tot the Top presenteerde. Scholen en leraren zouden voortaan worden onderworpen aan een annual professional performance review om te zien of wordt voldaan aan de common core state standards. Leraren kunnen bovendien worden afgerekend op matige prestaties van hun leerlingen. Staten concurreren om bonussen van honderden miljoenen dollars voor onderwijsbeleid dat moet voldoen aan tientallen criteria.

Zulke systemen zijn Sahlbergs belangrijkste opponent. Hij heeft er zelfs een apodictisch acroniem voor bedacht: GERM (‘ziektekiem’). Dat staat voor Global Educational Reform Movement. Een beweging die niet echt bestaat, maar die volgens Sahlberg belichaamd wordt door de privatisering, standaardisatie, concurrentiedrang en controlezucht waaraan veel landen (waaronder Engeland en de VS) ten prooi zijn gevallen. Finland is vooralsnog resistent gebleken tegen het virus, zo verklaart hij het onderwijssucces van zijn thuisland. Hoewel? Ook het Finse ministerie van Onderwijs begint zijn laatste beleidsplan met de zin: ‘Het doel van de overheid is om Finland het meest competente land in de wereld te laten zijn in 2020.’

Het Finse gedachtegoed zoals door Sahlberg verkondigd heeft ironisch genoeg veel weg van een zoetgevooisde managementfilosofie van het soort waar Angelsaksische landen doorgaans een patent op lijken te hebben. Less is in Finland more: minder les, meer leren; minder toetsen, beter presteren; minder competitie, toch excelleren. Finse kinderen hoeven pas vanaf hun zevende officieel naar school. Omdat ze bovendien minder uur les krijgen per dag hebben ze aan het einde van hun schoolloopbaan vier tot vijf schooljaren (!) minder in de klas gezeten dan hun Nederlandse leeftijdgenoten. In die jaren hoeven ze ook nog eens relatief weinig huiswerk te maken, zeker als je het vergelijkt met de Aziatische landen die hoge ogen gooien op de pisa-ranking. Ook financieel doet Finland meer met minder: de uitgaven per leerling zijn niet hoger dan in andere ontwikkelde landen.

De sleutel tot het succes wordt vaak gezocht in de Finse leerkrachten. Die zijn bijna allemaal universitair geschoold. En terwijl in de klas nauwelijks wordt geselecteerd, worden zij wel aan een strenge selectie onderworpen. Dat is ook wel nodig, want voor de 120 beschikbare plaatsen krijgt de lerarenopleiding in Helsinki jaarlijks 2400 aanmeldingen. De aantrekkingskracht van het beroep moet overigens worden gezocht in de status van het leraarschap, want zo veel verdient de Finse leraar niet. Meer dan in Nederland, dat wel, maar net zo veel als collega’s in andere EU-landen gemiddeld verdienen en minder dan leraren in de VS.

De aspirant-docenten worden geselecteerd op hun eindexamencijfers. Vervolgens maken goede kandidaten een toets met vragen over onderwijs. De 350 kandidaten die overblijven, worden uitgenodigd voor een didactische test waarin ze groepsactiviteiten moeten uitvoeren. De kandidaten die daarvoor slagen, mogen uiteindelijk op gesprek komen. Daarin wordt niets minder dan volledige toewijding verwacht. Als gevraagd wordt waarom de kandidaat leraar wil worden, wordt geen genoegen genomen met het antwoord ‘omdat mijn vader/moeder het ook was’.

Zijn boek heeft Pasi Sahlberg de status van een goeroe opgeleverd. Bekijk de agenda op zijn website: lezingen in Londen, Toronto, Chicago en Athene. Als een apostel reist Sahlberg de wereld over om met zijn Finnish Lessons in de hand de heilzaamheid van het Finse model te prediken. Overigens nooit zonder te benadrukken dat het geen blauwdruk is voor succes. Een onderwijssysteem is geen exportproduct, daarvoor is de culturele context te belangrijk. Het Finse model past misschien goed bij een homogene samenleving zoals de Finse, maar zou nooit matchen met een meer individualistische en competitieve cultuur.

Het gat tussen de beste en zwakste leerlingen en tussen de beste en zwakste scholen is groter geworden

Ook Nederland krijgt regelmatig Finse les. Recentelijk nog, op 26 november vorig jaar, toen Sahlberg via een ‘exclusieve videoregistratie’ keynote speaker was tijdens het Nationaal Hoger Onderwijs Congres. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid nam Finland als voorbeeld in haar rapport Naar een lerende economie: ‘Niet meer gedetailleerd voorschrijven, maar helder zijn over de gewenste uitkomsten.’ Finnish Lessons werd vorig jaar in het Nederlands vertaald (ondertitel: ‘Wat Nederland kan leren van het Finse onderwijs’) en verschillende organisaties verzorgen seminars en masterclasses waarin Sahlberg of zijn werk centraal staat. Leraren kunnen Pasi Tweets bestellen: veertig discussiekaarten met tweets van Pasi Sahlberg ‘om de dialoog vorm te geven’.

Weinig les, veel vrijheid, hooggeschoolde leerkrachten en uitstekende prestaties – het lijkt te mooi om waar te zijn. Op 3 december 2013 werd de Finse idylle dan ook vrij bruut verstoord door het verschijnen van de vijfde pisa-editie. Finland kukelde pardoes van het internationale erepodium. Op wiskunde zakte het land van plaats 6 naar 12, op natuurwetenschappen van 2 naar 6 en op lezen van 3 naar 6. Pijnlijk: op wiskunde werd Finland zelfs ingehaald door overbuur Estland. De berichtgeving die volgde was bijna net zo opportunistisch als de stroom goednieuwsberichten waar diezelfde media zich in het voorgaande decennium van hadden bediend, zij het dat de boodschap radicaal gekapseisd was. ‘Are Finland’s vaunted schools slipping?’ vroeg The Washington Post zich af.

Relativering is op z’n plaats. Ten eerste is Finland weliswaar wat weggezakt, maar doet het land het nog steeds bovengemiddeld goed. Ten tweede – en fundamenteler – is er niets bewerkelijker dan ranglijsten, zeker niet als die over leerprestaties gaan. Zo is de pisa-ranking een relatieve ranking. Dat Finland is gezakt, kan dus ook komen doordat andere – hoofdzakelijk Aziatische – landen het beter zijn gaan doen. Voorts is de ranglijst gebaseerd op slechts drie parameters: gestandaardiseerde testscores op rekenen, lezen en natuurwetenschap. pisa test daarbij nogal ‘alledaagse’ kennis. Je kunt je afvragen of dat soort kennis bijdraagt aan een competitieve 21ste-eeuwse economie, merkt de wrr op in Naar een lerende economie. Maar bovenal is de pisa-ranglijst nooit bedoeld als landenranglijst. Het idee was om op basis van internationaal vergelijkend onderzoek te achterhalen welke kenmerken van een onderwijssysteem bijdragen aan goede leerprestaties.

Deze evidente beperkingen maken het beroep op de ranking net zo bewerkelijk als de ranking zelf. ‘Education in Finland: PISA Isn’t the Full Story’ kopte The Guardian daags na de laatste pisa-rapportage boven een relativerend betoog van Juha Ylä-Jääski, directeur van de Finse Technologische Academie. En Tim Walker, een Amerikaan die als leraar in Finland werkt en daarover bericht op zijn site Taught by Finland, vroeg zich retorisch af: ‘Als gestandaardiseerde testscores de prestaties van een leerling al niet kunnen vastleggen, hoe kan een heel onderwijssysteem dan geëvalueerd worden op basis van de pisa-resultaten?’

Natuurlijk, als een land hoge ogen gooit op een ranglijst loopt iedereen ermee weg en hoor je bijna niemand over de feilbaarheid van ranglijsten; als het minder gaat wordt er al snel gewezen op de methodologische tekortkomingen en zwijgt men over de lerarenopleiding of het aantal lesuren. Sommige verhalen zijn te mooi om slecht te laten aflopen. Toch moet het de Finnen worden meegegeven dat ze hun pisa-succes vaak gerelativeerd hebben. Al in 2005 waarschuwden ruim tweehonderd Finse academici voor zelfgenoegzaamheid naar aanleiding van de resultaten. Het waren vooral de onderwijstoeristen die in de ranglijst een heilige graal zagen. Finse leerkrachten en onderwijskundigen – Pasi Sahlberg incluis – benadrukten liever de smalle opvatting van ‘leerprestaties’ die het onderzoek hanteerde. ‘Een goed onderwijssysteem en goede leerprestaties laten zich niet vangen in academische scores’, schrijft Sahlberg in Finnish Lessons.

Leerlingen worden gedrild tot eenvormigheid, om bij thuiskomst nog eens bergen huiswerk te moeten maken

Dat wil niet zeggen dat er geen zorgen zijn over de staat van het Finse onderwijs. Onderzoek van de Universiteit van Helsinki toonde al aan dat onder Finse leerlingen sinds midden jaren 2000 sprake is van een significante achteruitgang van leerprestaties. Sahlberg noemde de resultaten van de jongste pisa-editie dan ook ‘geen grote verrassing’. De Finse minister van Onderwijs Krista Kiuru reageerde minder relativerend: ‘De algehele terugval in leerprestaties toont aan dat we harde actie moeten ondernemen om de toekomst van het Finse onderwijs te garanderen.’

Vooralsnog is het gissen naar de verklaringen voor de terugval. Volgens critici leidt Finland aan de ‘Hollandse ziekte’: er is veel aandacht voor leerlingen met achterstanden, terwijl uitblinkers niet worden uitgedaagd. De gemeenschappelijke klassen op de peruskoulu zouden te zeer het tempo van de langzame leerlingen aanhouden. Ook wordt kritiek geuit op de afwezigheid van een nationaal curriculum en op het ontbreken van kwaliteitscontrole – de wal keert het schip. Tegelijkertijd staat de veelgeprezen gelijkheid van het systeem onder druk. Het gat tussen de beste en zwakste leerlingen en tussen de beste en zwakste scholen is groter geworden. En hoewel migrantenkinderen het in Finland nog steeds relatief goed doen, is er in bepaalde wijken van Helsinki al sprake van een ‘witte vlucht’ doordat hoger opgeleide ouders hun kinderen elders naar school sturen. Het zijn voortekenen van eerder ondenkbare segregatie.

De wet van de remmende voorsprong is meedogenloos. Sahlberg maakt de vergelijking met die andere Finse icoon: Nokia. Het telecombedrijf domineerde ten tijde van het Finse pisa-succes een decennium lang de mobieltjesmarkt, maar miste de slag toen de smartphone opkwam. Ook het Finse onderwijs heeft technologische ontwikkelingen nog nauwelijks omarmd, schreef Juha Ylä-Jääski. Sahlberg is het met hem eens. ‘We waren meer bezig met het aan anderen uitleggen waarom we het zo goed doen dan dat we nadachten over de toekomst’, zei hij tegen de Finse publieke omroep yle. Hij opteert voor verregaand gepersonaliseerd onderwijs met veel aandacht voor sociale vaardigheden zoals samenwerken.

Moeten alle onderwijsbobo’s nu dan op werkbezoek naar het Verre Oosten om de onderwijsgeheimen van Sjanghai (1 op de pisa-ranglijst), Singapore (2), Hongkong (3), Taiwan (4), Zuid-Korea (5), Macao (6) of Japan (7) te ontrafelen? Yong Zhao hoopt dat ze zichzelf die reis besparen. De in China geboren hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Oregon en specialist als het gaat over Aziatisch onderwijs reageerde uiterst kritisch op het jongste pisa-onderzoek. Het rapport zou volgens hem ‘misère romantiseren’ en ‘onderwijskundig autoritarisme ophemelen’.

Finland mag dan van de troon zijn gestoten door de Oost-Aziatische landen, hun leerfabrieken verdienen volgens Zhao zeker geen aanbeveling. Tijdens lange dagen worden leerlingen gedrild tot eenvormigheid, stelt hij, om vervolgens bij thuiskomst nog eens bergen huiswerk te moeten maken. Door middel van competitie, standaardisatie en vooral veel toetsing worden generaties leerlingen klaargestoomd tot uitmuntende toetsmakers – in het bijzonder in de (exacte) vakken die pisa toetst. Creativiteit en ondernemerszin zijn echter ver te zoeken. Dat er bovendien grote ongelijkheden bestaan, wordt in de pisa-resultaten verbloemd. Zo zendt China alleen de resultaten van de stad Sjanghai in, die zeker niet representatief zijn voor het onderwijs in de rest van het land.

Niets is vergankelijker dan roem. Niets is meer inwisselbaar bovendien: de Aziatische hoogvliegers zijn in bijna alles een tegenpool van het Finse model. De Vietnamese Ahn (23), nu studente in Helsinki, schreef naar aanleiding van een bericht over de wisseling van de wacht over onderwijs in haar thuisland: ‘We moesten de hele dag studeren en zelfs in de avonden extra lessen volgen. Een regelrechte nachtmerrie!’ Zoals de Finnen al wisten: een topnotering op de pisa-ranking is ook niet alles. Zhao concludeert: ‘Wie echt goed onderwijs zoekt, moet nog steeds in Finland zijn. Internationale benchmarks leren ons iets over wat goed was in het verleden. Wie goed wil zijn in de toekomst moet vindingrijk zijn.’


Beeld: Kinderen op de Finse basisschool (Tero Sivula/ANP).