‘Om het land op te bouwen heb ik werkpaarden nodig. Met luieriken ben ik niks’, zei hij eind vorig jaar al. Het voornemen van Bouterse klinkt echter niet erg geloofwaardig. Het staatshoofd is er om te beginnen zelf verantwoordelijk voor dat het aantal dagen waarop niet wordt gewerkt explosief toenam. Bij zijn aantreden als president drie jaar geleden stond de teller nog op elf, anderhalf jaar later waren het er zestien. Zo stelde hij de Dag der Marrons in om coalitiepartner Ronnie Brunswijk tevreden te stellen. Brunswijk is de populairste politicus onder marrons, nazaten van weggelopen slaven.
Bovendien zien niet alle regeringsleden een probleem in een fiks aantal feestdagen, ook al verliest Suriname per vrije dag meer dan tien miljoen euro aan omzet. ‘Vrije dagen hoeven helemaal niks te kosten. Integendeel, volgens mij leveren ze geld op. Op die dagen zijn de airco’s op de vele overheidskantoren namelijk uitgeschakeld’, zei vice-president Robert Ameerali op een persconferentie. Toch liet Bouterse alvast een rapport samenstellen door de Commissie Nationale Vrije Dagen Suriname. Het is namelijk de vraag wélke vrije dagen zullen worden geschrapt. Geen makkelijke opgave. In het multi-etnische land leven zes grote bevolkingsgroepen, het spreekt voor zich dat iedereen ‘zijn’ feestdagen de belangrijkste vindt.
Na een reeks hoorzittingen kiest de commissie voor de weg van de minste weerstand. Vijf vrije dagen zouden voortaan worden geschrapt, al kunnen ‘personen voor wie de geschrapte hoogtijdag aantoonbaar van bijzondere betekenis is op die dag toch vrij van dienst vragen’.
Politicoloog Hans Breeveld, verbonden aan de Universiteit van Suriname, schudt intussen het hoofd. ‘In de jaren zestig werd 1 juli, de dag waarop de slavernij werd afgeschaft, herdacht als een nationale dag van groot belang voor alle bevolkingsgroepen. Onder druk van Afro-Surinaamse organisaties heeft ex-president Venetiaan er later een feestdag van gemaakt voor de zwarte Surinamers. Het is het slechtste besluit gebleken dat hij ooit heeft genomen, want daarna hebben alle andere bevolkingsgroepen ook hun eigen feesten opgeëist. Daar zitten we nu mooi mee opgescheept.’