
The Boulanger Legacy is het derde album van de violiste Merel Vercammen. Op niet één uitgave trof ik tot mijn opluchting een vioolconcert van Bruch of vioolsonate van Mozart aan. Op Vercammens debuut-cd Symbiosis (2019) behalve Francks Vioolsonate louter stukken die ik nooit gehoord had, op de kort daarop verschenen tweede – The Zoo – stukken die ik nooit gehoord kón hebben; intrigerende improvisaties met collega’s, van celliste Maya Fridman tot pianist Rembrandt Frerichs.
Aan Vercammens ontdekkingen heb je wat. De verrassing van Symbiosis was de Vioolsonate in d-klein (1914) van Poldowski, artiestennaam van Irene Regina Wieniawska (1879-1932) – dochter van de Poolse componist/ vioolvirtuoos Henryk Wieniawski. Een levend, bloedend stuk, geen slappe obscuriteit. En haar duopartner Dina Ivanova was en is klasse.
Dat het tegenwoordig zonder eeuwige herhaling van fossiele meesters kan is een goed teken. Jonge muzikanten gebruiken hun hersens en hun fantasie, doen serieuze ontdekkingen en leggen artistiek verrijkende verbanden. The Boulanger Legacy ontstond uit een idee waarvan de titel de perfecte samenvatting is. De Boulangers waren zussen die nogal wat nalieten. De jongste een klein maar kostbaar oeuvre en de pijn van haar vroege dood, de oudste een pedagogische nalatenschap met uitlopers tot ver in deze eeuw. Lili (1893-1918) was de jonggestorven grote belofte, met haar cantate Faust et Hélène in 1913 de eerste vrouwelijke winnares van de Prix de Rome, die haar in haar geboortejaar 77-jarige vader Ernest al in 1835 had gewonnen. Nadia (1887-1979) werd een van de belangrijkste compositiepedagogen van de twintigste eeuw, bij wie – van Aaron Copland tot Astor Piazzolla, Philip Glass, Leonard Bernstein en Quincy Jones – van de jaren twintig tot zeventig zo’n beetje iedereen aanwipte. De croissants op de cd-cover refereren aan haar bijnaam Boulangerie, de niet ongeestige verwijzing naar de vaart waarmee zij pupillen bakte. Prachtige opname weer van het jonge toplabel TRPTK, de uitstekende programmatoelichting wederom van Vercammen zelf. De crisis is niet fijn, maar wat een drive in de scheppende en uitvoerende kunsten. Een jonge generatie van fantastische musici regelt tot en met de financiering alles zelf – in dit geval bijna, want deze opname werd financieel ondersteund door de Utrechtse acupuncturist Gilles Stoop.
Op het programma naast een vroege, eclectisch zoekende Vioolsonate (1939) van Bernstein – wel muzikaal contact, geen leerling – en Le grand tango van Piazzolla al weer een eersteklas muzikale ontdekking; de Derde vioolsonate (1948) van de Poolse Nadia-pupil Grazyna Bacewicz (1909-1969). Bacewicz, die als concertvioliste vooral voor haar eigen instrument schreef, laat beide partijen als woekerende klimopranken in elkaar haken. De toon is Frans verfijnd maar volstrekt eigen, decoratief-gepantserd. In het adagio graaft in een postromantische omnivorentaal iets beethoveniaans aandachtig naar zijn zielkundige oorsprong.
Maar het eerste en laatste woord is aan de zussen. Vercammen opent met Lili’s oorspronkelijk voor fluit en piano geschreven Deux morceaux, knap en onderhoudend. Het eerste, Nocturne van 1911, is volstrekt Frans en debussyaans – met, zoals Vercammen schrijft, inderdaad een intrigerend citaat uit de Prélude à l’après-midi d’un faune als directe genetische verwijzing naar het dna van de taal. Even debussyaans de afsluiter, het simpel ‘moderé’ geheten eerste deel uit Nadia’s Trois pièces, met de viool steeds warmer, lichter en hoger – een mini-zonsopgang.
Merel Vercammen, The Boulanger Legacy, TRPTK