Met geen enkel departement is in de afgelopen veertig jaar zo gezeuld als met de kunsten. Het ministerie van Kunst en Wetenschappen (k&w). Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Mediazaken (oc&w). Eén ding is duidelijk. Iedereen lijkt ervan overtuigd dat we met kunst (of cultuur) iets moeten, maar de interdepartementale partnerruil van de afgelopen decennia geeft aan dat men het antwoord op de vraag wat dan precies volkomen kwijt is.

En dus wordt de laatste jaren de roep om een minister van Cultuur steeds luider. Een verlangen dat eerder lijkt voort te komen uit onvrede over de rest van de werkelijkheid dan uit een pure ambtelijke noodzaak. Immers: de vaagheid begint al bij het feit dat men over het algemeen klakkeloos het nondescripte ‘cultuur’ blijft hanteren in plaats van het over Kunst te hebben. Cultuur is alles, en dus niets. Een minister moet weten waar zijn ministerie over gaat. En dat is met zoiets breeds als cultuur niet het geval.

Nu heeft de moderne politiek op vele vlakken de neiging om haar eigenlijke doelstellingen te camoufleren. Een minster van Defensie in plaats van een minister van Oorlog. Een minister van Integratie in plaats van een minister van Angst. Een minister van Verkeer en Waterstaat in plaats van een minister van File. Een heldere departementale benaming zou niet alleen het besturen eenvoudiger maken, het zou ook de lat-relatie die ‘de politiek’ met haar kiezers heeft weer van nieuwe romantische motieven kunnen voorzien. De file is een kernprobleem dat miljoenen mensen direct en indirect dagelijks treft. Een ministerie van File zou het probleem niet alleen de allure geven die het verdient, het zal ook het denken over het probleem beïnvloeden. Maar dit terzijde.

Dat de beschavingsgeschiedenis ministeriële aandacht verdient is iets wat zelfs dictatoriale regimes inzien. Zowel in nazi-Duitsland als in de Sovjet-Unie stond de minister van Cultuur in hoog aanzien. Maar naamgeving is dus van groot belang en – gezien de vele herdopingen van de afgelopen decennia – lastig, zeker als men niet wil verwoorden waar het eigenlijk over gaat.

Wanneer men werkelijk een naam zou willen geven aan dat wat ons buiten de dagelijkse werkelijkheid om naar soms ongekende terreinen voert, en ontroert, en anders naar die werkelijkheid laat kijken, is er slechts één naam mogelijk: het ministerie van Kunst & Dood.

De dood raakt ons allen, vaak meermalen tijdens ons leven. Maar terwijl er aan de uitstervende mensensoort der Boeren een heel ministerie wordt gewijd, hebben zestien miljoen potentiële slachtoffers nog niet eens een staatssecretariaat.

Daarnaast is het doodsbesef, no doubt, de baarmoeder van de kunst. Zonder dood geen kunst. Alle kunst wint aan betekenis wanneer zij naast de dood wordt geplaatst. En de kunst is, met religie en/of filosofie, misschien als enige in staat om iets van betekenis of inkleuring aan dit grauwe fenomeen te geven.

De voornaamste taak van de minister van Kunst & Dood zal zijn het bestrijden van de verpaupering van de werkelijkheid. Die onze werkelijkheid is, niet een snackbar van woordspelletjes en looneisen, maar een hoogst gecompliceerd wonder.

Meer gedetailleerde informatie over de taken en gedachten van de minister van Kunst & Dood is te lezen op:
www.groene.nl/kunstendood