Voordat de tocht naar Amsterdam echt begint, staat een korte gebedsdienst in Cuyk aan de Maas op het programma. Daarna gaat het in konvooi richting hoofdstad. ‘De gewoonte is dat ook in de bussen wordt gezongen en gebeden.’ In Amsterdam aangekomen wordt de omgang tweemaal gelopen. In stilte natuurlijk. ‘Ja, want alleen zo kun je ontdekken waarmee je bezig bent in je eigen leven.’
De Stille Omgang is een van de oudste bedevaarten van Nederland. De tocht dient de nagedachtenis van het mirakel van Amsterdam, dat op een winteravond in het jaar 1345 plaatsvond. De doodzieke Ysbrandt Dommer kreeg van de plaatselijke pastoor de laatste sacramenten toegediend. ‘Het lichaam van Christus’ lag hem echter zwaar op de maag. Door braakneigingen overmand kotste Ysbrandt de hostie in de brandende haard. De hostie bleef echter ongeschonden. Ysbrandt stierf, maar het wonder van de Heilige Stede, ofte wel het Mirakel van Amsterdam was geboren.
IN DE MIDDELEEUWEN openbaarde God zich vaker in wonderen dan tegenwoordig. Vooral in de veertiende eeuw waren de sacramentswonderen niet van de lucht. Elke zichzelf respecterende stad had z'n eigen mirakel: Amersfoort 1340, Stiphout 1342, Amsterdam 1345, Hasselt 1355 en Boxtel 1380. In het Amsterdamse geval betrof het een vuurwonder, in andere gevallen ging de hostie bloeden of bleek een omgevallen wijnkelk bloedvlekken te veroorzaken.
Waar het gemiddeld vijf jaar duurde voor een wonder pauselijk erkend werd, lukte het Amsterdam binnen een jaar. De stad ontwikkelde zich al snel tot een gerenommeerd bedevaartsoord. Op de plek van het wonder verrees een kapel waar pelgrims het hele jaar door genezing van ziekte, een zalige ziel of materiele goederen afsmeekten. Nu herinneren alleen de Heiligeweg, waarover vroeger de bedevaartgangers liepen, en de pilaar op het Rokin nog aan de geheiligde kapel.
Telkens in maart werd het grote ‘mirakelfeest in de vasten’ gevierd. Uit alle windstreken kwamen de mensen naar de stad om te feesten en handel te drijven. Het gemeentebestuur deed niet moeilijk. Niemand hoefde bang te zijn voor lastige schuldeisers of kon worden aangesproken op boevenstreken uit het verleden. Zo werd iedereen in de gelegenheid gesteld ‘omne dien gehelen tiit ziin devocie ende anders zynne vryen comanscap’ uit te oefenen. Wel werd hun verzocht zwaarden en messen in te leveren. Het hoogtepunt van het feest was de processie. Een bonte stoet geharnaste schutters, toorts- en vaandeldragers, hoogwaardigheidsbekleders, muzikanten en geestelijken droeg de hostie in een kristallen monstrans over een tapijt van bloemen door de binnenstad. Achteraan liepen kinderen die waren verkleed als engelen en duivels.
In 1578 werd Amsterdam protestants en was het afgelopen met de rijke roomse processies. Hoewel de meeste Amsterdammers katholiek bleven, mochten zij hun geloof niet meer in het openbaar belijden. Gevolg was dat het wonder langzaam maar zeker in de vergetelheid raakte.
Pas aan het eind van de negentiende eeuw werd het wonder door twee katholieke zakenlieden, Carel Elsenburg en Joseph Lousbergh, weer nieuw leven ingeblazen. Ze moesten voorzichtig te werk gaan. Vanwege het processieverbod en om de protestanten niet teveel voor het hoofd te stoten kozen zij voor een ‘stille omgang’. Maar de belangstelling groeide explosief, vooral nadat de paus rond de eeuwwisseling het mirakelfeest bombardeerde tot een ‘feest eerste klas met gewoon octaaf’. In de zomer van 1946 kwamen zelfs zestigduizend gelovigen naar Amsterdam om het zesde eeuwfeest van het mirakel te vieren. Voor die gelegenheid was het Olympisch Stadion omgetoverd tot een openluchtkathedraal. Op de plek van de aftrap stond een reusachtig altaar.
Begin jaren zeventig was het gedaan met het roomse triomfalisme. De Stille Omgang trok nog maar vijfduizend belangstellenden. Steeds meer mensen lieten het geloof voor wat het was. Ook de geestelijkheid wilde niets meer van het mirakel weten. Voor hulpbisschop Lescrauwaet van Haarlem was het iets dat ‘steeds meer op mij afkwam als een stuk verleden, dat voor de kerk van vandaag en morgen eigenlijk van geen betekenis meer is’.
De toelating van vrouwen in 1965 heeft de Stille Omgang nog van een voortijdig einde gered. Voor die tijd werden zij geweerd wegens het gebrek aan oorbare toiletgelegenheden langs de route. Ook vond het gezelschap het niet kies om de vrouwen te confronteren met het liederlijke uitgaansleven rond de Wallen. Op de mannelijke gelovigen oefende dit deel van de route natuurlijk een grote aantrekkingskracht uit. Het gerucht gaat dat velen de optocht verlieten om een bezoekje te brengen aan de dames van plezier. Maarten Elsenburg (44), voorzitter van het Gezelschap van de Stille Omgang, bevestigt dat. ‘Het verbaast me niet dat men de Stille-Omgangers heeft verweten dat zij de hoeren bezochten. Wel zou ik daaraan willen toevoegen dat de echte gelovigen dat niet deden. Voor sommigen was de Stille Omgang natuurlijk een prachtig alibi om voor andere redenen naar Amsterdam te komen.’
Maarten Elsenburg (44) is econoom en reorganiseert bedrijven. In zijn vrije tijd houdt hij zich bezig met de Stille Omgang. Een familietraditie, want Maarten is de vierde Elsenburg die het Gezelschap van de Stille Omgang voorzit. Bij de Elsenburgs draait het al generaties lang om de viering van het mirakel van Amsterdam. De kleine Elsenburgjes vouwden de boekjes en plakten postzegels. De jonge Maarten was niet altijd even blij met de familie-obsessie. ‘Bij ons thuis gingen de gesprekken zo vaak over de Stille Omgang dat er wel eens werd gezegd: “Kunnen we niet een ander thema op tafel leggen.” Het was me wel eens iets te veel.’
In zijn vroege jeugd zat het geloof bij Maarten Elsenburg niet zo diep. ‘Ik was katholiek omdat mijn ouders het waren.’ Tijdens zijn studie kwam daar verandering in. ‘Ik heb toen van nabij meegemaakt hoe de kerken leegliepen. Ik denk dat die afbraak bij mij juist het effect heeft gehad dat ik bewuster en overtuigder ben gaan geloven.’ Toch verschilt zijn innerlijke overtuiging sterk van die van zijn voorvaderen. ‘Wanneer ik naar het kantoor van mijn grootvader liep, struikelde ik bijna over de madonna’s. Schilderijen van de Stille Omgang en allerlei religieuze afbeeldingen hingen in zijn werkkamer. Voor mijn vader lag het accent zonodig nog meer op de Stille Omgang, maar hij ging er ingetogener mee om en niet met die Venetiaanse inslag van mijn grootvader.’
HOEWEL MAARTEN Elsenburg de lijn van zijn vader wil voortzetten, doet hij tegelijkertijd pogingen om de Stille Omgang minder afhankelijk te maken van de familie Elsenburg. ‘Het is natuurlijk levensgevaarlijk als zo'n organisatie geheel afhankelijk is van toevallig die ene familie die bij de oprichting betrokken was.’ Voorlopig wil het bestuur daar niets van weten, want Elsenburg heeft van het Gezelschap van de Stille Omgang een geoliede machine gemaakt. Zijn professionele aanpak heeft er sterk toe bijgedragen dat de Stille Omgang over haar dieptepunt heen is gekomen en dat het aantal deelnemers zich heeft gestabiliseerd op tienduizend. ‘Die mensen komen omdat ze een groot geloof hebben in de waarde van de eucharistie, in de waarde van de aanwezigheid van Christus in het brood. Voor velen is dat de kern van het geloof. Als deze kernwaarde er niet is, kun je de viering van het sacramentswonder nooit in stand houden.’
Elsenburg raakt telkens weer ontroerd wanneer hij de stoet aan zich voorbij ziet trekken. ‘Het zijn prive- demonstraties die worden gedragen door de groep. De uitstraling is heel bijzonder. Ik moet zeggen, ik sta nooit zo stil bij het wonder zelf, maar als ik straks op de Dam sta en ik zie al die groepen langs mij heen trekken, die diepdoorgroefde boerengezichten, en die handen die doen vermoeden dat ze zo van het land zijn gekomen zonder zich te wassen, dan weet ik hoe diep het geloof in die mensen zit. Als je die mensen zou vragen wat ze beleven, kunnen ze daar geen antwoord op geven, maar hun bewogenheid getuigt van een eenvoudige geloofsovertuiging die ze hebben meegekregen van generatie op generatie.’
Volgens Elsenburg is de huidige populariteit van de omgang voor een groot deel te danken aan het stille karakter van de herdenking. ‘De Stille Omgang is een fenomenale vondst geweest. Het is een combinatie van een offer brengen, zeker voor mensen die van ver weg komen en hun nachtrust opofferen, en mediteren. Wij kiezen niet voor een bepaalde geloofsbeleving.’
Daardoor spreekt de omgang ook veel niet-katholieken aan. Ter ere van het 650-jarig jubileum wil Elsenburg dit onderstrepen met een oecumenische viering. ‘Nu bijna niemand meer gelooft, is het toch van de gekke dat die strijd tussen katholieken en protestanten nog steeds voortduurt. Het wordt tijd om te kijken naar wat ons bindt en niet meer naar wat ons scheidt. Omdat het mirakel teruggrijpt op de tijd voor de reformatie, is het een prima aanknopingspunt om samen met andere christenen een gemeenschappelijke weg in te slaan.’ Het oecumenische karakter van het jubileum blijft echter beperkt tot een enkele vesperdienst. Elsenburg: ‘Ik denk toch dat een aantal groepen in de katholieke sfeer er nog niet aan toe is er een brede oecumenisch viering aan te geven.’
‘ALS IK IEMAND hoor zeggen “dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn”, zie ik gebeurtenissen die ons te boven gaan en waar wij ons over verwonderen. Als gelovige denk ik dat God zich over de wereld ontfermt en soms openbaart dat zich in onberedeneerbare gebeurtenissen. Ik vermoed dat wij katholieken ontvankelijker zijn voor dergelijke dingen dan onze protestantse geloofsgenoten. Maar wonderen zijn zeker geen showkwesties. Als je vader of moeder wordt en er komt nieuw leven, dan mag je toch wel spreken van een wonder.’
Aan het woord is de kinderloze hulpbisschop Lescrauwaet (70) van Haarlem. Hij liep de Stille Omgang al in de jaren dertig. ‘Ik was toen nog een kleine jongen die samen met zijn vader op stap ging. In die tijd was de omgang iets voor mannen. De nacht, de stilte en het bidden in de kerk, dat vond ik heel bijzonder.’ Of het wonder van Amsterdam werkelijk is gebeurd, laat Lescrauwaet in het midden. ‘Voor mij is het een legendarisch verhaal waar een kern in zit die ik heel goed herken. Voor mij is het van belang dat wij ons niet alleen richten op wat Christus twintig eeuwen geleden heeft verkondigd, maar dat wij gelovigen leven in het besef dat hij nog steeds onder ons is. Wij hebben het niet over een dode maar over een levende. Daarom praat ik niet alleen over Christus maar bid ik ook tot hem. In het mirakelverhaal wordt heel duidelijk gezegd dat Christus nog aanwezig is. Bovendien hebben de mensen van die tijd het gezien als een teken van Christus en ik zal de laatste zijn om te zeggen dat het allemaal fictie en projectie is. Wanneer het voor hen een wonder is geweest, heb ik weinig problemen om me daarbij aan te sluiten.’
Monseigneur Lescrauwaet zal samen met hervormde predikant Sytze de Vries (49) de oecumenische vesperdienst voorafgaande aan de Stille Omgang leiden. Van alle wonderen is deze oecumenische viering mischien wel het grootste mirakel. Immers, vanaf 1578 heeft protestants Nederland er alles aan gedaan om de katholieke viering van het mirakel van Amsterdam te dwarsbomen. Nu, vier eeuwen later, heeft het Gezelschap van de Stille Omgang eindelijk een predikant en een hulpbisschop bereid gevonden om samen in de Oude Kerk een dienst te leiden ter ere van het mirakel.
IN TEGENSTELLING tot de hulpbisschop fronst De Vries zijn wenkbrauwen als hem wordt gevraagd wat hij van onbrandbare hosties vindt. ‘Typisch katholiek natuurlijk.’ Zelf heeft de predikant van de Oude Kerk de Stille Omgang nog nooit bijgewoond. Maar hij heeft wel respect voor die katholieke traditie. ‘Wanneer je bedenkt dat het centrum van Amsterdam een pretpark is dat 24 uur per etmaal geopend is, mogen we toch blij zijn dat in deze drukte nog ruimte kan worden gemaakt voor een moment van stilte en bezinning. Ik vraag me soms af waar het in deze wereld nog stil mag zijn. Ik weet nu bijvoorbeeld al dat ik straks, wanneer we met Pasen het hoogtepunt van het christelijke geloof vieren en ik de deuren van de Oude Kerk open, onmiddellijk geconfronteerd zal worden met het massale toeristengeweld. Mensen die allemaal in de buurt zijn om naar de hoeren te kijken. Voor mij is dat een tegenstelling die mij voortdurend met mijn geloofsfundamenten confronteert. Wat wil ik in deze wereld met dit geloof? Botst dat niet heel erg? Ja, heel erg!’
Hoewel het protestantisme verbaler en rationeler tegen de werkelijkheid aankijkt dan het katholicisme, wil De Vries wel iets kwijt over het fenomeen wonderlijke gebeurtenissen. ‘Als ik een wonder zou moeten definieren, heb ik de neiging om naar de Bijbel te kijken. Daarbij denk ik dat we van een wonder kunnen spreken wanneer het menselijk leven is dichtgeslibt en doodgelopen en men denkt dat er geen redding meer is - en dan plotseling breekt de toekomst toch door.’
Samen hebben de heren afspraken gemaakt over de vraag hoe zij het mirakel van Amsterdam een plaats zullen geven in deze moderne tijd. Lescrauwaet is het gewend om oude thema’s nieuw leven in te blazen. ‘Iedere zondag weer probeer ik verhalen uit de bijbel, verhalen die veel ouder zijn dan het wonder van Amsterdam, te actualiseren. Het is onze taak om de mensen in die verhalen een plaats te geven.’ Het thema van de vesperdienst luidt: ‘Opdat wij allen een zijn.’ De Vries: ‘Het is wat ook in de Stille Omgang zichtbaar wordt, dat je niet doelloos rondwandelt maar dat dit bestaan en deze wereld een zin hebben. Deze gedachte willen we samen zingend en biddend invullen.’
Vraag is of de oecumenische viering volgend jaar ook op de agenda zal staan. Is de verzoening der kerken nu eindelijk voltooid? Lescrauwaet glimlacht. ‘We hebben het over dezelfde Christus en hetzelfde evangelie. Als wij dopen en het avondmaal vieren, trekken we beiden de aanwezigheid van Christus door. Uiteindelijk hebben we toch heel veel gemeenschappelijk. Dat lijkt me wel de grondgedachte van de oecumenische beweging en daar sluit ik me bij aan.’
De Vries kiest een wereldser benadering: ‘Ook toen de reformatie om allerlei noodzakelijke redenen een feit was, mocht dat natuurlijk geen reden zijn om te doen alsof de vijftien eeuwen daarvoor nul, nop en naatje zijn geweest. Op het moment dat je ruzie hebt, neem je afstand van mekaar en deugt de ander voor geen meter meer. Later, als je ontdekt dat in het gezamenlijke verleden heel waardevolle dingen te vinden zijn, ga je elkaar toch weer opzoeken. Het is alleen triest dat we daar zo lang over moesten doen, maar ja, zo verlopen dergelijke processen nu eenmaal.’
HET THEMA ‘Opdat wij allen een zijn’ zal door de burgers van Heerhugowaard op een bijzondere wijze worden vertaald. Onder aanvoering van Gerrie Groot (39) leggen 65 dorpelingen, katholiek en protestants, de vijftig kilometer naar Amsterdam te voet af. Onderweg wordt de moskee van Zaandam aangedaan om een uurtje te discussieren.
Voor Gerrie Groot is het samenzijn het belangrijkst. ‘Het mirakel zelf zegt me eerlijk gezegd niet zoveel, maar het idee dat wij straks in stilte door de rosse buurt van Amsterdam zullen lopen, vind ik een hele mooie gedachte. Bij vertrek krijgen we allemaal een kaars uitgereikt, die we bij aankomst zullen aansteken. We doen dit al vijf jaar en, eerlijk gezegd, vind ik het een heel eigentijdse invulling van een middeleeuws wonder.’