Politici en economen luiden al jaren de noodklok over de onbetaalbaarheid van onze goede maar peperdure gezondheidszorg. Uit het artikel ‘Het zorgkostendebacle’ (De Groene van6 juni) blijkt echter dat de zorgverzekeraars beschikken over extreem hoge reserves aan premiegeld. Er ligt ongeveer drie miljard euro in hun kassen te rusten – vele malen meer dan De Nederlandsche Bank eist. Volgens de Zorgverzekeringswet zou dat teveel moeten terugvloeien naar de burgers via bijvoorbeeld een premieverlaging of op andere wijze. Dat gebeurt niet, de reserves dijen verder uit.

Voor dit jaar ging de premie weliswaar omlaag, maar hier is sprake van misleiding. De eenmalige daling presenteerden de zorgverzekeraars met veel tamtam als een gevolg van hun scherpere inkoopbeleid. Zij maakten hiermee goede sier, in werkelijkheid was het een sigaar uit eigen doos, namelijk uit de overvolle pot premiegeld. Als bovendien dat verband – tussen beter zorg inkopen en geld teruggeven – er was, zou het omgekeerde voor 2015 eveneens moeten gelden: nu de premie stijgt, hebben zij dus slecht ingekocht. Daar hoor je nu niets over. Maar wel: de kosten stijgen en de zorg moet ergens uit betaald worden.

Nu de premie stijgt, hebben de zorg- verzekeraars dus slecht ingekocht? Daar hoor je nu niets over

Vanuit dezelfde mantra moet er fors worden bezuinigd op de bijzondere kosten voor chronisch zieken en bejaarden. De awbz gaat vanaf volgend jaar op de schop en zal deels onder de verantwoordelijkheid vallen van gemeenten. Deze enorme operatie, waarvan het maar de vraag is of het beter en minder bureaucratisch wordt, presenteert het kabinet in het licht van de kosten die een te zware wissel trekken op de staatskas. Wat hier ontbreekt, is informatie over de besteding ervan.

Deze zomer bracht de SP aan het licht dat de overheid sinds de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 ruim zeventig miljard aan awbz-premiegeld, gemiddeld vijf miljard per jaar, heeft gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor het is bestemd, waarschijnlijk voor het vullen van gaten in andere begrotingen. SP-Kamerlid Henk van Gerven, die hierover een reeks Kamervragen had gesteld, sprak over ‘het awbz-bedrog’: in werkelijkheid bestaat er geen tekort bij de awbz als we kijken naar de premieopbrengsten. Het is volgens hem derhalve ‘een politieke keuze of we dit geld willen besteden aan de langdurige zorg’.

Kritisch zijn over (over)consumptie van zorg is op zichzelf goed. Er wordt nu bijvoorbeeld een zinnige discussie gevoerd over te lang doorbehandelen van terminale patiënten. Dat dilemma moet wél in de spreekkamer blijven, want het ligt delicaat en moet per individueel geval afgewogen worden. Meer eenvoudige verrichtingen laten doen door huisartsen in plaats van door (duurdere) medisch specialisten is eveneens een positief gevolg van het besef dat de zorgkosten hard stijgen. Het betekent efficiënter omgaan met middelen en mensen, zonder verlies van kwaliteit.

Maar dat is iets heel anders dan doen alsof het water ons aan de lippen staat en we met z’n allen moeten snoeien op de zorg voor chronisch zieken en bejaarden. Misleiding kent een andere prijs dan geld: vertrouwen.