Inlevingsvermogen en kennis van het verleden zijn de beste middelen om haat te bestrijden en een klein stapje richting vrede te zetten. Tot dat inzicht komt de zeventienjarige, in Oost-Jeruzalem woonachtige Palestijnse Jefra, hoofdpersoon in De weg van Jefra van de Duitse Margret Greiner. Voor ons verlichte Europeanen lijkt Jefra’s verkregen inzicht misschien niet zo opzienbarend. Maar Greiner, die twee jaar les gaf op Schmidt’s Girls College in Oost-Jeruzalem en haar adolescentenroman tekende naar haar leerlinge Lama Tarayra die in 2004 de Stuttgarter Friedenspreis ontving, toont overtuigend en zonder vals sentiment hoe zowel Palestijnen als Israëlische joden slachtoffer zijn van de geschiedenis. Zonder te verzanden in lange verhandelingen over de jodenvervolging, de wording van de staat Israël in 1948 en de eeuwenlange onderdrukking van het Palestijnse volk, maar met voldoende historische informatie om jongeren houvast te bieden, laat Greiner je voelen hoe complex en uitzichtloos het Palestijns-Israëlische conflict is.
‘We hadden vrienden kunnen worden’, mailt de moeder van Jefra’s joodse penvriendin na een zelfmoordaanslag in Jeruzalem waarbij een goede huisvriendin om het leven kwam. ‘Nu zijn we allemaal slachtoffers.’ In die sfeer van wantrouwen, haat en geweld probeert Jefra als ontwikkelde moderne Palestijnse samen met haar gematigd traditionele ouders, twee zussen en drie broers haar weg naar vrede te vinden. Fysiek en mentaal loopt ze tegen vele hindernissen op. Wanneer Jefra haar joodse penvriendin in West-Jeruzalem wil bezoeken, versperren Israëlische soldaten haar de weg. Jefra’s moeder herinnert haar aan het verleden van haar vader die in een Israëlische gevangenis zat wegens lidmaatschap van een Palestijnse verzetsgroep: ‘Begrijp je wel hoe erg hij onder de Joden geleden heeft? (…) Jefra, Jefra, je weet dat ik geweld verafschuw en naar vrede verlang. (…) Maar je kunt niet naar een Joods meisje toe gaan. Nu niet, morgen niet, niet in deze tijd.’ Maar Jefra geeft niet op. Ze neemt deel aan een Amerikaans zomerkamp voor joodse en Palestijnse meisjes, ontdekt, zoals ze in een van haar dagboekfragmenten schrijft, ‘dat het lijden van de Israëli’s heel erg op het onze gelijkt, dat hun angst dezelfde is als de onze en dat hun menselijkheid net zoveel betekent als de onze’ en bemerkt daarna hoe vredelievendheid in vredeswoede en weer terug verandert.
Mooi, trefzeker en aan de hand van enkele prachtige bestaande Arabische gedichten beschrijft Greiner hoe Jefra heen en weer wordt geslingerd tussen trouw aan haar familie – ‘een grote honingpot waarin iedereen aan elkaar kleeft’ – en haar verlangen naar vrijheid, individualisme en verzoening met de Israëliërs. Maar die blijft uit. Wanneer Jefra door de joodse Rafi, op wie ze heimelijk verliefd is, wordt uitgevraagd, antwoordt ze: ‘Je weet dat het niet kan. Niet in dit land. Niet in deze tijd. Misschien over honderd jaar.’
De weg van Jefra gaat over hoe inlevingsvermogen leidt tot hoop, maar laat je achter met het pijnlijke besef dat bruggen bouwen eeuwen kan duren.