Behalve Tasso zien we zijn beschermheer en mecenas hertog Alfonso, diens zuster prinses Leonore (een zielsverwant van Tasso, tevens subject van zijn liefde) en haar vriendin Eleonore en tot slot Alfonso’s topdiplomaat Antonio. Thema van het stuk is, behalve de romantische liefde en hoe die beschaafd te beteugelen, vóór alles de verhouding van de kunstenaar tot de heersende macht. Inclusief het ingebouwde conflict tussen vrijheid en maatvoering. En de botsing tussen ‘wat past’ en ‘wat behaagt’.

Tasso vat al die kwesties in de voorlaatste, vierde akte van het stuk als volgt samen: ‘Eén baas/ Erken ik, degene die me onderhoudt./ Hem volg ik graag, verder wil ik geen meester./ Vrij wil ik zijn in denken en in schrijven./ In handelen beperkt de wereld al genoeg. (Im Handeln schränkt die Welt genug uns ein).’

Goethe is in Tasso op het irritante af objectief. Hij houdt tot zijn figuren een gepaste distantie. In het spel dat hij speelt met twee centrale ressentimenten – (over)gevoeligheid versus politiek pragmatisme – kiest hij niet. De regisseur die dat wél gaat doen, bijvoorbeeld door van Tasso een oprechte waarheidszoeker te maken en van Antonio een pertinente leugenaar, die maakt de voorstelling misschien sympathieker, maar veel minder interessant. Bij onze oosterburen weten ze daarover mee te praten. Torquato Tasso is in de afgelopen halve eeuw verworden tot een soort kunstkerstboom, volgehangen met krachteloze meninkjes en boodschappen.

Theu Boermans wil van zijn versie van Tasso bij het Nationale Toneel een modern zedenspel maken over de moeizame krachtmeting tussen de kunstenaar en de politiek. Daartoe past hij enkele beproefde Boermans-ingrepen toe. Het decor (Bernhard Hammer) transformeert in de loop van de avond van een rommelig kunstenaarsatelier tot een beschaafd aangeharkte salon des artistes. Hertog Alfonso (Bram Suijker) is hier een in meerdere mobiele telefoons tegelijk kwebbelende ceo van All Fonso’s Network. De prinsessen (Sallie Harmsen en Hannah Hoekstra) zijn decent over kunst en liefde kakelende, vrij oninteressante troela’s. Diplomaat Antonio (Justus van Dillen), Tasso’s meest fervente tegenstander, is hier een strak in het pak gehesen closetnicht waar Arie Boomsma nog een hele hijs aan zou hebben. Hij klust in zijn vrije tijd bij als countertenor. Het oogt allemaal reuze eigentijds, inclusief de bezendering van de acteurs, waardoor je bij vlagen hoort noch ziet wie aan het woord is, terwijl het publiek er in de kleine middenzaal ongeveer bovenop zit.

Joris Smit speelt Tasso met aanstekelijke gretigheid. Van zo’n sympathieke, overgevoelige krabbelaar neem je op den duur bijna alles aan. Maar niet dat hij schrijver is. Tasso wordt hier dan ook neergezet als een getergde, multimediale alleskunner. Wat ook wel weer iets heeft in het romantische strijklicht van Goethe als de laatste homo universalis van het Avondland. Maar waaróm dat allemaal zó hysterisch moet, zó randje-melodrama en bij vlagen zó plat? Tasso trekt zich in de voorlaatste scène van de vierde akte af bij het portret van Leonore. Zoiets verzin je in de tweede repetitieweek en gooi je in de vierde week weer weg. Maar misschien mis ik hier iets. Bijvoorbeeld dat het gaat om een doordacht ‘regieconcept’. Waarin regisseur Theu Boermans met Goethe’s Tasso doet wat Tasso doet met zijn rivaal Antonio in het stuk. Alleen dan in de hysterische, melodramatische en platte variant. En als dat zo is, dan is hier sprake van een ouderwets misverstand. Het regisseren van klassieke teksten is waarachtig wel wat meer dan het inkleuren van een inkleurplaat met kleurennummertjes en genummerde kleurpotloden.


Tasso door het Nationale Toneel is op tournee t/m 22 oktober.