We zitten in de woonkamer van het tijdelijke verzorgingstehuis. Het is er warm, zoals het bij mijn oma thuis ook altijd warm was, een oude-mensentemperatuur die aanvoelt als een vooraankondiging van de hel. Op mijn oma’s vest zitten kruimels van iets, ik wil ze eraf vegen maar wrijf ze erin, pindakaas bij nader inzien. Eet mijn oma hier pindakaas? Haar haar is anders geknipt nu ze niet meer naar haar vaste kapper kan. Het zit in een vreemde boog om haar hoofd, haar voorhoofd is helemaal zichtbaar, te bloot, te kwetsbaar. Mijn tante en ik blijven tegen haar praten, onophoudelijk, want als we stoppen valt ze weg.
Zij krijgt het meeste bezoek van ons allemaal, zegt een mevrouw verderop aan de grote tafel, wijzend naar mijn oma.
Zij is ook de liefste van jullie allemaal, wil ik terugzeggen.
Twee maanden geleden is ze gevallen, ’s nachts, op weg naar de wc. Uren had ze op de vloer van haar woonkamer gezeten. De alarmknop, zo bleek later, had ze wel ingedrukt maar de batterijen waren leeg geweest. Ze was onderkoeld en van de wereld, en aan het precaire systeem dat werd bijeengehouden met veel goede wil, ingevroren bakjes eten en liefde kwam abrupt een einde: ze moest haar huis uit. Tijdelijk, zeiden we tegen haar en elkaar, om te revalideren.
Heel lang leek mijn oma over een eeuwig leven te beschikken, zo kalm en gelijkmatig leefde ze het. En als ze dan toch doodging zou ze zachtjes inslapen, gewoon in haar eigen huis. Zo zagen we het voor ons, alsof we er iets over te zeggen hadden, alsof de dood op maat wordt gemaakt bij een mensenleven.
Als zulke oude mensen vallen, zei een vriend, blijven ze vallen. En het is waar: in mijn oma is iets onophoudelijk bezig in te storten, spectaculair en ingetogen tegelijk, als een geluidloze filmloop van een ineenzijgend gebouw.
Het is altijd al heel makkelijk geweest om van haar te houden, omdat ze niets opeist, niets verwacht en blij is met alles. Je zet haar op een stoeltje in de zon en ze is tevreden. Soms denk ik dat ze een van de weinige werkelijk verlichte zielen is die de aarde rijk is, een kleine zittende boeddha van bijna een eeuw oud die alles met een blik van milde wijsheid in zich opneemt – en aan zich voorbij laat gaan.
Andere keren vraag ik me af of we er goed aan doen die stille bescheidenheid op een voetstuk te plaatsen. Of we van haar houden omdat ze geen weerstand biedt; omdat ze zich haar hele leven gedwee heeft laten gieten in de voorhanden zijnde mallen van dochter, zus, echtgenote, moeder, oma, weduwe. Dat ze ook een leven voor zichzelf kon hebben, met eigen vrienden, een avondopleiding, hobby’s, politieke voorkeuren, is nooit echt in haar opgekomen.
De fysiotherapeut laat haar een stukje door de gang lopen met een rollator. Het lopen is eerder razen, ze gooit haar benen voor zich uit en in grote vaart bereikt ze de overkant van de gang. Als ze geen tempo maakt, zegt de fysiotherapeut, valt ze om. Piepend en met een blauw aangelopen hoofd zit mijn oma uit te hijgen op haar stoel in de woonkamer. Tegenover haar stopt een vrouw meerdere Merci-reepjes tegelijk in haar mond. Ze wordt gecorrigeerd door de wijzende vrouw van zo-even. U moet niet zo snoepen, roept ze van haar plaats aan het hoofdeinde, dan eet u niet meer van uw avondeten. Alleen, zegt de fysiotherapeut, kan het hart haar benen niet meer bijhouden.
Ik weet niet of mijn oma bang is voor de dood, of ernaar begint te verlangen – al sluit het een het ander, vermoed ik, niet uit. Met het instorten is er een overgave in haar gevaren die we eerder niet zagen, alsof ze op haar rug op open zee ligt en zich zachtjes laat meedrijven waar de stroming haar ook brengt. Niets roept meer verzet op, ook het aanstaande permanente verzorgingstehuis niet.
De vrouw tegenover ons is niet gestopt met reepjes in haar mond stoppen, ze lijkt er lol in te hebben, zo veel mogelijk chocola in haar mond, ik kan haar geen ongelijk geven. Mijn tante vertelt over een collageenbehandeling die ze heeft ondergaan om de huid op haar gezicht strakker te krijgen. Op een gegeven moment, zegt ze, valt hoe je je voelt niet meer samen met hoe je eruitziet en dat is wanneer de vervreemding begint.
Ik vraag haar waar zo’n collageenbehandeling precies goed voor is.
Voor de portemonnee van die behandelaar, zegt mijn oma, dan knikt haar hoofd naar achter en valt ze in slaap.