En daar stonden ze, op maandagavond 7 december opnieuw op het podium in Parijs, drie weken nadat ze bij de aanslag in Le Bataclan een van hun crewleden en 88 van hun fans verloren.

Daar stonden de leden van Eagles of Death Metal, tot die aanslagen een band die in Europa en de Verenigde Staten zalen van het kaliber Paradiso vulde. En nu opeens een band waarvan de hele wereld in ieder geval de náám en enkele gezichten kent. In één noodlottige avond uitgegroeid tot het wereldwijde symbool van terreur versus muziek, dood versus leven. Onze gasten, zei Bono, zijn drie weken geleden van hun podium beroofd hier in Parijs, en nu willen we ze graag ons podium aanbieden.

Het podium waar ze nu op stonden, was veel groter, en het publiek veel omvangrijker: ze waren door de leden van U2 uitgenodigd het allerlaatste concert van hun Europese tournee te helpen afsluiten. Het was toch al zo’n beladen avond geweest: dit concert had het weekend na de aanslag moeten plaatsvinden, maar was toen afgelast, zoals alle grote activiteiten in deze stad in een noodtoestand.

Na het eerste nummer van de toegift, City of Blinding Lights, vanavond door zanger Bono veranderd in The City of Lights, was de enorme AccorHotels Arena volledig stilgevallen, toen de namen van alle slachtoffers van de aanslagen in Parijs op het enorme scherm in het midden van de zaal verschenen, terwijl Bono het nummer van zijn eigen band liet overgaan in Ne me quitte pas van Jacques Brel.

En nu, na al die namen van de slachtoffers, was er die fysieke confrontatie met de beroemdste overlevenden van de aanslagen. Die bandleden, met name zanger Jesse Hughes, waren een aantal seconden zichtbaar te emotioneel om iets te zeggen, en toen viel de band, bijgestaan door U2, in een cover van Patti Smith’s People Have the Power. De zaal zong uit volle borst mee, en in al die samenzang kwamen meer emoties samen dan door wie dan ook op dat podium benoemd konden worden.

Er zijn veel mensen voor wie Bono vanwege zijn nadrukkelijke engagement, zijn zelfbewuste verschijning of zijn dubieuze belastingmoraal werkelijk níets goed kan doen, maar je moet wel behoorlijk door cynisme zijn aangevreten, wilde je in dit gebaar iets anders zien dan een band die haar aangeslagen collega-muzikanten de helpende hand aanbiedt. De huidige tournee van U2 is niet alleen hun meest indrukwekkende ooit, het zijn ook concerten die veel zeggen over de stand van engagement in popmuziek.

Toen de band vier avonden in Amsterdam speelde, begon Bono in de toegift over het onderwerp waar hij zo ongeveer mee is gaan samenvallen: De Toestand In De Wereld. Opvallend, want pas zo laat in de show. Maar opvallend ook vanwege Bono’s toon en inhoud. Geen eisen, geen geheven vuist, geen boosheid. Hij zei: ‘Ik weet ook niet wat het antwoord is op de vluchtelingencrisis. Maar als het huis van je buurman in brand staat, wees dan niet verbaasd als hij op jouw deur klopt. Dus ik weet wel dit: we moeten snel samenwerken. Als we hier geen oplossing voor vinden, gaat het idee van een Europese Únie ten onder.’

Hij kreeg er wel applaus voor, maar het was een wat twijfelachtig applaus. Omdat niet alle U2-fans er hetzelfde over denken, was naderhand in enkele analyses van de shows de conclusie. Maar vast ook vanwege Bono’s woordkeuze en lichaamstaal. Een applaus van een met zestienduizend mensen gevulde arena krijg je voor een statement, een oproep, een eis. Niet voor vertwijfeling. De wereldproblemen zijn anno 2015 zo ingewikkeld dat zelfs Bono er geen uitroepteken meer achter kan zetten, maar er alleen nog vraagtekens bij kan plaatsen.

In Parijs kwam tijdens de twee inhaalconcerten bij de toegift ‘#refugeeswelcome’ in beeld. Vrijwel geen applaus. Vóór de aanslag kreeg de band er in deze zelfde zaal in dezelfde stad wel nog applaus voor. Maar vandaag had Frankrijk via de stembus al laten weten hoe ze nu denkt over vluchtelingen en buitengrenzen: het Front National had bij de eerste verkiezingsronde bijna een derde van de stemmen gehaald en was de grootste partij geworden. Het applaus was er niet voor de grote woorden over internationale solidariteit, het applaus was voor het veel kleinere gebaar van medeleven.

Het is een ontwikkeling die symbolisch is voor de hele popmuziek. Een paar weken na U2 speelde Boysetsfire uit Delaware eveneens in Amsterdam, in de volle Melkweg. De band ademt in haar twintigjarig bestaan in alles politiek bewustzijn uit, gekoppeld aan een ronduit activistische, bij vlagen zelfs militante houding. Het is niet overdreven te stellen dat Boysetsfire veel jonge, harde bands heeft geïnspireerd door politieke stellingnames. Maar als zanger Nathan Gray nu vijanden aanklaagt, zitten die niet meer in directiekamers of het Witte Huis, maar in zijn eigen hoofd. Waar de band na de oproep ‘Stand up, fight back!’ ooit de retorische vraag stelde ‘How many starving millions have to die on our front doorsteps’, zou je zonder veel overdrijven kunnen stellen dat die inmiddels per rubberboot zijn gearriveerd. Maar Nathan Gray is ondertussen in een andere fase van zijn leven, namelijk deze: ‘And I know I’m right / But I’m sick of screaming / At a wall of silence / While you wash your hands clean.’

Het nieuwe engagement levert geen spandoekteksten op, maar mooi is het wel, en effectief waarschijnlijk ook

Moe geschreeuwd, het spandoek opgevouwen. Bijna vaderlijk riep Gray aan het einde van zijn show zijn publiek op goed voor elkaar te zorgen. Alsof het zo had moeten zijn, had Gray een ernstig keelvirus opgelopen en kon hij daardoor een deel van zijn teksten niet zingen. De zanger van het voorprogramma hielp hem tijdens die passages uit de nood, terwijl Gray hem omhelsde.

Bruce Springsteen, 66 inmiddels, kreeg vorig jaar tijdens een persconferentie in Zuid-Afrika de vraag of hij een verdwijnende generatie vertegenwoordigt: die van artiesten die nadrukkelijk de wereld waarin ze leven bezingen, en hun teksten gebruiken voor een kritische reflectie daarop. Nee hoor, zei Springsteen tamelijk stellig: er zijn genoeg jonge bands die maatschappijkritisch zijn. Om er vervolgens maar twee te kunnen noemen. Een van die twee, Rage Against The Machine, was inderdaad de meest uitgesproken politieke band van een volledige generatie, maar ligt al vele jaren in een sluimerslaap.

De andere band die Springsteen noemde was Against Me!, een band die altijd een even opgewekt als strijdlustig anarchisme heeft beleden, maar ook hier heeft de tijd Springsteens beeld ingehaald. Zangeres Laura Jane Grace’s laatste teksten waren allemaal zeer persoonlijk (ze is transgender, en daar gaat het album Transgender Dysphoria Blues over), en de laatste werkelijk politieke zin in een Against Me!-nummer was deze: ‘I was a teenage anarchist / The revolution was a lie.’

In de popmuziek bestaan nauwelijks nog ideologische veren, geen aanklachten tegen systemen, geen bezongen utopieën. Dat is opvallend, want popmuziek heeft bij uitstek een traditie van tegencultuur, van protest tegen bestaande maatschappelijke structuren.

Uiteraard bestaan er uitzonderingen. Bands met nog steeds een overkoepelend verhaal, dat al die bezongen misstanden met elkaar verbindt. Van punkrockband Rise Against (uit Chicago) tot rappers als Sage Francis (uit Miami) en Immortal Technique (geboren in Peru, opgegroeid in New York): hun teksten stonden en staan nog steeds bijna volledig in het teken van een vlammende, soms woedende aanklacht tegen maatschappelijke structuren.

Maar anno 2015 richt het engagement in de popmuziek zich vooral op kleine, persoonlijke, concrete misstanden. Een paar jaar geleden riep Boysetsfire haar fans nog op de website van de Communistische Partij van de VS te bezoeken. Nu komt de band invliegen om in het oosten van Duitsland een met sluiting bedreigd jongerencentrum te redden met twee benefietconcerten. Waarom? Niet omdat het kapitalisme moet worden afgeschaft, maar omdat ze zelf jaren in dit soort jongerencentra hebben gespeeld en dus weten hoe belangrijk ze zijn. Punt. Dat is genoeg.

De woorden zijn minder groot dan weleer, maar de gebaren niet minder groots. Over politiegeweld en de raciale factor daarin zijn de laatste jaren alleen al tientallen nummers geschreven, van zo vaag zalvend mogelijk (door de gezwollen rockband Nickelback) tot messcherpe aanklachten (van Dr. Dre’s One Shot One Kill tot Killer Mike’s Don’t Die). Het zijn aanklachten en ze plaatsen de vele racistische voorbeelden van de afgelopen jaren in een bredere maatschappijkritiek, maar het vertrekpunt is meestal één concreet voorbeeld. Als er al grote verhalen worden verteld, beginnen die vanuit een krantenbericht in het hier en nu, niet vanuit een utopie in een verre toekomst.

De ster die het dicht bij huis zoekt, zich kwetsbaar opstelt en niet de wereld wil verbeteren, maar zijn eigen omgeving: dat is het nieuwe engagement. Zangeres Selah Sue verkocht in hetzelfde weekend dat U2 in Parijs speelde de Vorst Nationaal in Brussel uit. De dag erna retweette en citeerde ze op social media niet zoals gebruikelijk alle lovende recensies, maar openbaarde ze dat ze al maanden depressief was en niet eens meer naar muziek lúisterde, laat staan die wilde maken – en zo probeerde ze het taboe op depressies te doorbreken.

Het nieuwe engagement levert geen spandoekteksten op, het heeft geen mondiale pretenties, maar mooi is het wel, en effectief waarschijnlijk ook. Dat Oost-Duitse jongerencentrum van Boysetsfire bestaat dankzij de benefietshows nog steeds, en ongetwijfeld hebben een paar jonge Selah Sue-fans dit weekend op z’n minst overwogen hun problemen te bespreken met hun ouders of vrienden.

‘You will not have our hatred’, riep Bono op het podium in Parijs. ‘We chose love over fear.’ Daarvoor klapte het publiek wél, en hard ook. Maar vooral om de simpele demonstratie ervan: zijn arm om het lange lijf van Jesse Hughes.


Beeld: U2 en Eagles of Death Metal treden samen op in Parijs, 7 december. Foto Danny North / Camera press LTD / HH