
Een van de wonderlijkste, maar ook meest veelzeggende, Brexit-verhalen van de afgelopen negen maanden ging over een boot. Niet zomaar een boot: de Royal Yacht Britannia. Brexiteers willen de varende speeltuin van de koninklijke familie weer in de vaart brengen, of als dat niet kan, een nieuwe bouwen. Minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson gaat momenteel met de pet rond bij het bedrijfsleven om de benodigde honderd miljoen pond bijeen te brengen. Zijn bazin Theresa May toont echter amper interesse, zeker niet als het belastinggeld kost. Voor haar betekent Brexit iets heel anders. Welke van de twee visies wint, moet komende jaren blijken.
Met het in stelling brengen van artikel 50 is het makkelijke deel van de Brexit achter de rug. De afgelopen negen maanden waren de huwelijksweken van de Brexiteers. Anders dan bijvoorbeeld Mark Rutte had voorspeld is de economie na 23 juni niet ingestort, is er kort na de overwinning een stabiele regering aangetreden en is er geen burgeroorlog uitgebroken. The Bank of England moest zelfs terugkomen op haar sombere voorspellingen. De koersdaling van het pond, het meest zichtbare gevolg van Brexit, is gunstig gebleken voor de export. Graag wordt gewezen op investeringen van Amerikaanse internetondernemingen, Chinese bouwbedrijven en Indiase staalreuzen.
Door al dat goede nieuws is voor een meerderheid van de Britten het gelijk bewezen van de bekende historicus A.J.P. Taylor, die eens beweerde dat ‘het volk bij grote vraagstukken altijd de juiste beslissing neemt’. Die beslissing was om het vasteland, Brussel althans, de rug toe te keren en de wijde wereld in te trekken, zoals John Lennon op een dag de Beatles besloot te verlaten. Het was een churchilliaanse keuze. De oorlogspremier zei ooit dat zijn landgenoten bij een keus tussen Europa en de open zeeën altijd voor het laatste zouden moeten kiezen. Britten, aldus deze grootvader des vaderlands, horen bij Europa, maar maken er niet echt deel van uit.
Na het referendum leek de voornaamste strijd te gaan tussen zij die voor een softe Brexit zijn (het Noorwegen- of Zwitserland-model) en zij die een harde breuk voorstaan. Al snel werd duidelijk dat de regering-May afstevende op dat laatste, dit nadat vanuit Brussel en Berlijn duidelijk was geworden dat lidmaatschap van de gemeenschappelijke markt niet gepaard kan gaan met immigratiebeperking. Inmiddels is gebleken dat niet elke harde Brexiteer dezelfde is. Er is nu een scheidslijn ontstaan tussen internationalisten die strijden voor een open Brexit en nationalisten die een gesloten Brexit beogen; zij die de nadruk leggen op Global Britain en zij die Great-Britain als prioriteit hebben.
Deze scheiding loopt dwars door de Conservatieve regering heen, met May en Johnson als vertegenwoordigers van beide stromingen. De twee plagen elkaar voortdurend. Bij een vragenuurtje noemde ze hem een keer ‘a FFS, a fine foreign secretary’. Meestal staat die afkorting voor ‘for fuck’s sake’. Enkele weken later maakte Johnson, tijdens een kerstreceptie, een grap over de ‘Lederhosen’ van zijn bazin, doelend op de leren broek waarmee ze had geposeerd.
Achter de plagerijen schuilt een cultuurverschil. Johnson is de kosmopoliet: nazaat van een Duitse prins, een Russische dichter en een Turkse minister, geboren in New York, opgegroeid in Brussel, en enfant terrible van de grootstedelijke elite. May is de pastoorsdochter, devoot, gedisciplineerd en provinciaals. Hij is geïnspireerd door Churchill, de avontuurlijke zoon van het wereldrijk. Zij door Joseph Chamberlain, de progressieve politicus die als burgemeester van Birmingham veel heeft gedaan om de gewone burgers aldaar een beter bestaan te bieden, alvorens hij minister van Koloniale Zaken werd en op aandrang van Churchill de Tweede Boerenoorlog begon.
De verschillen tussen de twee werden zichtbaar tijdens het partijcongres in Birmingham. Johnson ontvouwde in een geestige toespraak zijn visie op Global Britain, waarbij het land een baken moet zijn in een wereld waar steeds meer landen zich tegen vrijhandel keren en kiezen voor semi-despotische leiders. In haar toespraak ging May tekeer tegen de bevoorrechte elite, tegen de aasgierkapitalisten en tegen de wereldburgers, ‘de burgers van nergens’. Het had een rede van Gordon Brown kunnen zijn. Haar opvolgster op Binnenlandse Zaken was een dag eerder met het omstreden idee gekomen om bedrijven met veel immigranten aan de schandpaal te nagelen.
Waar Theresa May, politiek getraumatiseerd door haar zesjarig verblijf op Binnenlandse Zaken, zich vooral richt op het beperken van migratiestromen zien Boris Johnson en de romantisch ingestelde collega’s Brexit als een kans om van het Verenigd Koninkrijk weer een wereldmacht te maken. De EU is een vorm van traumaverwerking, waarbij ‘dit nooit meer’ als credo geldt. Geen concentratiekampen meer, geen kolonelsregimes en IJzeren Gordijnen. Vooruit kijken is het devies. De Britten hebben een geheel eigen trauma aan de twintigste eeuw overgehouden: het verlies van een wereldrijk, waarna het Gemenebest ook nog werd ingeruild voor een Europese Economische Gemeenschap.
De Brexiteers koesteren het gevoel dat het eiland eigenlijk te groot is voor het protectionistische Europese machtsblok, een gevoel dat mede is ingegeven door de economische successen, de grandioze Olympische Spelen van 2012 en het Diamanten Jubileum van de vorstin in dezelfde zomer. Eind vorig jaar gaf Johnson een speech in Bahrein waar hij het imperialisme van weleer beschreef als een vroege vorm van globalisering. Opvallend was de werktitel van de toespraak: ‘Groot-Brittannië is weer terug ten Oosten van Suez’. Deze referentie aan de strijd om het Suez-kanaal, in 1956, zegt veel. Indertijd maakten de Amerikanen duidelijk dat zij, en niet langer de Britten, de baas zijn.
In Brexit-kringen heerst de overtuiging dat het land zich heeft weten te ontworstelen aan de ketenen van de EU, ketenen die voor een deel illusionair zijn. Er zijn weinig landen die zich nauwkeuriger aan de Brusselse richtlijnen hebben gehouden – fair play – dan de Britten, voorzover ze geen opt-out hadden bedongen. Bevrijd kunnen ze de zeeën op, op zoek naar nieuwe markten, na het lidmaatschap van ’s werelds grootste interne markt te hebben opgezegd. Het land moet weer een maritieme natie worden in de geest van Francis Drake en Horatio Nelson, met meer ruimte voor de eigen vissers ook. Met deze visie in het achterhoofd is de obsessie met dat jacht te begrijpen. De boot sluit aan bij de neo-imperiale visie van de Brexiteers, door rijksambtenaren ironisch Empire 2.0 genoemd. Toekomstige defensiecontracten of handelsakkoorden met landen als India, Ghana en Columbia zullen aan boord worden getekend. Welk staatshoofd wil niet in het gezelschap van koningin Elizabeth of kroonprins Charles verkeren? Of desnoods van prins Andrew, de encyclopedieverkoper onder de Windsors? Dit staat bekend als het uitoefenen van ‘zachte macht’. Terwijl de Brexiteers in hogere ‘Rule Britannia, Britannia rules the waves’-sferen verkeren, kijken sceptici meewarig toe, spottend suggererend om de boot meteen ook maar uit te rusten met een boegbeeld van Boris.
May, die zich tijdens de referendumcampagne agnostisch had opgesteld, heeft de stem voor Brexit geïnterpreteerd als een stem voor verandering en minder immigratie. Immers, veel stemmen kwamen uit achtergestelde gebieden, wat de Amerikanen fly-over country noemen en David Goodhart in zijn jongste boek ‘somewhere’. May ziet een verdeeld land, verdeeld onder meer door de radicale politiek van de vrouw met wie ze alleen uiterlijk overeenkomsten heeft: Margaret Thatcher, Terwijl de thatcherianen onder de Brexiteers de revolutie van de IJzeren Dame willen afmaken – het liefst een Singapore in de Noordzee – wil May de Tories omdopen tot de nieuwe arbeiderspartij.
De Reborn-Brexiteer May wil een industriële politiek (een term die veertig jaar terug voor het laatst is geuit door Labour-politicus Tony Benn), werknemers in raden van bestuur en autochtone sandwichmakers bij Pret-a-Manger. Sociale mobiliteit gaat haar aan het hart. Ze probeert een economie te creëren die ‘voor iedereen werkt’, eentje die niet langer afhankelijk is van de financiële districten in Londen met de bankiers uit ‘nowhere’, maar waarin er meer spullen worden gemaakt en de arbeidsproductiviteit omhoog gaat. Dat laatste is belangrijk omdat het slagen van Brexit alleen mogelijk is als de exportsector in omvang toeneemt. Nu drijft het te veel op consumptie, import en goedkoop krediet.
In The Times schreef Michael Gove onlangs dat het eiland met May zijn eerste katholieke premier heeft, waarbij de oud-minister niet alleen doelde op de openbaring dat May aan het vasten is in de aanloop naar Pasen. ‘Het sociale denken binnen het katholicisme legt de nadruk op het cultiveren van de deugd, meer dan het idee van vrijheid en vergaren van welvaart als doel van de mensheid. Het valt op hoezeer de retoriek van de premier dit geloof weerspiegelt.’ Op haar streven naar een eerlijker samenleving rust ook de zegen van de aartsbisschop van Canterbury, Justin Welby. Deze beweerde dat Brexit een kans biedt om het land grondig te veranderen, de welvaart eerlijker te verspreiden.
In de Brexit-visie van ‘Moeder Theresa’ moet het Verenigd Koninkrijk – al dan niet gereduceerd tot Engeland en Wales – gelijker en socialer worden. Iets Europeser, eigenlijk, maar met minder Europeanen.