‘Doe je een beetje rustig aan Mar?’
Ik ben met dochter (17) en zoon (14) in het Goffertpark in Nijmegen, in afwachting van het optreden van een gezamenlijke liefde, de Red Hot Chili Peppers. Ik drink mijn derde biertje, zij hun tweede colaatje.
‘Dit bier is aangelengd met water hoor’, zeg ik.
Argwanend bezien zij de snelheid waarmee ik ook deze beker ledig.
‘Zullen we wat meer naar voren gaan?’ vraag ik.
‘We staan hier toch goed?’ zeggen zij.
‘Hm.’
Eigenlijk wil ik tegen het podium aan staan, eigenlijk wil ik óp het podium staan. Gaan sommige fantasieën dan nooit over? Nee, sommige fantasieën gaan nooit over. Nog eigenlijker had ik Anthony Kiedis, de zanger, willen interviewen, tantrische seks met hem willen beleven waarover hij zo opgeeft in zijn autobiografie, maar ja, m’n kinderen zien me aankomen (hun vader kent me langer dan vandaag), en Anthony ziet me aankomen. Interviews geven wilde hij sowieso al niet.
‘Zullen we nog wat te drinken gaan halen?’
‘Ma-ar!’
Sinds wanneer noemen ze me eigenlijk zo, op een toon die altijd een beetje tussen bestraffend en meewarig in hangt?
Standing in line to see the show tonight and there’s a light on…
Zacht zingend probeer ik alvast wat in de stemming te komen.
‘Nee Mar.’
Ik slik de rest nog net op tijd in.
Tuurlijk had ik ze gevraagd of ze het wel oké vonden om met hun moeder hiernaartoe te gaan.
‘Juist gezellig Mar’, werd me verzekerd.
Maar ja, hier sta ik, zonder bier, op een plek waarvandaan ik met een beetje geluk straks vooral de beeldschermen goed kan zien, en met een verbod op (mee)zingen. Het tweede voorprogramma is al een tijdje klaar en de spanning stijgt, zeker bij mij. Om ons heen wordt het steeds drukker, en ik weet, straks staan we muurvast.
‘Gooi maar gewoon op de grond hoor’, zeg ik tegen mijn zoon die met z’n lege colabekertje in de hand staat. Pal voor me gaat een boomlange figuur staan, en het ziet ernaar uit dat hij zich hier gaat wortelen.
‘Wil je hier staan?’ vraagt mijn zoon.
‘Neu, ik zie het zo wel’, zeg ik.
Kiss that dyke I know you want to hold one…
O sorry.
‘Ze zijn nu aan het mediteren’, licht ik de kinderen voor.
‘Chill’, zegt mijn dochter.
‘En ze drinken alleen nog maar groene thee’, zeg ik.
‘Cool’, zegt mijn zoon.
‘Tja’, zucht ik, met een verlangende blik naar de inmiddels onbereikbare biertent.
‘Heeft-ie eigenlijk kinderen?’ vraagt mijn dochter.
‘Nee hij heeft een hond.’
Ik weet zelfs hoe de hond heet, maar dat zeg ik maar niet.
Dan gaan de rode lampen aan op het podium en klinkt er gegil vanaf de voorste rijen dat zich razendsnel naar achteren verplaatst. Het magische Peppers-geluid vult moeiteloos het gigantische park, duizenden mensen klappen, springen, joelen, maar het is nog even wachten op de komst van Kiedis. Daar is-ie! Springend als een kikker maakt hij zijn entree, in een krankzinnige poncho met capuchon ver over zijn hoofd getrokken.
By the way I tried to say I’d be there waiting for…
Iedereen schreeuwt mee, dus het maakt nu niet meer uit.
Halsreikend langs de boom voor me bestudeer ik op het mega-beeldscherm zijn gezicht, de neergeslagen ogen, de lijnen langs zijn mond. Als hij eenmaal zijn poncho heeft afgeworpen, komen zijn machtige biceps tevoorschijn, vol tatoeages, en zijn gespierde onderarmen, getooid met allerlei pols- en handwarmers.
‘Happy?’ vraagt mijn dochter.
‘Heel happy’, zucht ik.
De boomlange figuur voor me draait zich naar me toe en blijkt in het miraculeuze bezit van een hele tray met bier.
‘Biertje?’ vraagt hij.
Mijn blik kruist die van de kinderen.
‘Eentje nog?’ vraag ik.
‘De laatste dan Mar.’